Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2024 in de zaak tussen
[verzoekster] ., uit Amsterdam, verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college
Inleiding
9 september 2024 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en [naam 1] , vennoot van verzoekster. Ook was aanwezig [naam 2] , boekhouder van verzoekster. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. H. Zoer.
Overwegingen
- Het gebruik van het pand als headshop te staken en gestaakt te houden;
- Het gebruik van het pand als souvenirshop te staken en gestaakt te houden;
- Het gebruik van het pand als seedshop gestaakt te houden;
- Het gebruik van het pand als smartshop gestaakt te houden.
11 september 2013 een headshop was. Het college heeft volgens verzoekster een onjuiste betekenis gegeven aan het begrip ‘souvenirwinkel’. Aangezien het college dit begrip vóór
24 mei 2011 niet had gedefinieerd, moet het college dit begrip uitleggen naar algemeen dagelijks spraakgebruik. Volgens verzoekster moet het dan gaan om een winkel waar souvenirs worden verkocht en is het percentage bruto vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de verkoop van souvenirs niet bepalend. Over het zijn van een headshop voert verzoekster aan dat over de periode van 1 januari 2013 tot en met september 2013 de verkoop van headshopproducten 24,16% van haar totale omzet betrof. Aangezien dit gebruik onder het overgangsrecht valt, mag verzoekster dit percentage aan headshopproducten blijven verkopen.
Souvenirwinkel
Headshop
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst de last tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 371,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van