ECLI:NL:RBAMS:2024:6271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
24/5554
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor dakterras en warmtepomp in Amsterdam

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst de werking van het bestreden besluit tot zes weken na de uitspraak in de beroepszaak, voor zover de last onder dwangsom het verwijderen en verwijderd houden van het dakterras en de warmtepomp betreft. Verzoeker moet het gebruik van het dakterras onverminderd staken. De voorzieningenrechter overweegt dat het belang van verzoeker, die afhankelijk is van de warmtepomp voor de verwarming van zijn woning, zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekers om handhaving en het college. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de warmtepomp overlast veroorzaakt en dat de verzoekers om handhaving niet op het adres wonen waar de warmtepomp zich bevindt. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten en het griffierecht in het voordeel van verzoeker toegewezen. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5554
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Beaufort),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (het college)
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbenden](de verzoekers om handhaving)
(gemachtigde: mr. W.J. Berghuis).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom.
Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 op het bezwaar van verzoeker is het college daarbij gebleven.
Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak doet in de bodemzaak. Daarnaast verzoekt verzoeker de voorzieningenrechter uitspraak te doen op het beroep. [1]
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van de verzoekers om handhaving.

Wat aan deze procedure voorafging

1. Verzoeker woont op de [adres 1] [huisnummer 1] in Amsterdam. Het pand waar verzoeker in woont bestaat uit een voorhuis, tussenlid en achterhuis en is in 1970 aangewezen als rijksmonument.
2. Op 19 april 2023 hebben de verzoekers om handhaving, die eigenaren zijn van een bedrijfsruimte op de [adres 2] [huisnummer 2] , aangrenzend aan het pand van verzoeker, een verzoek om handhaving ingediend. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college een onderzoek ingesteld. Een toezichthouder van het college heeft het adres op 17 mei 2023 geïnspecteerd. Daarbij heeft de toezichthouder geconstateerd dat zowel het tussenlid als het achterhuis voorzien zijn van een dakterras. Deze terrassen zijn toegankelijk via houten trappen die vanuit het voorhuis naar het tussenlid leiden en vanuit het tussenlid naar het dakterras op het achterhuis. Daarnaast heeft de toezichthouder vastgesteld dat zich een warmtepomp bevindt op het dakterras. Voor zowel het dakterras als de warmtepomp is geen omgevingsvergunning verleend.
3. Met een besluit van 23 juni 2023 heeft het college aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt om hem een last onder dwangsom op te leggen voor de door de toezichthouder geconstateerde overtredingen. Verzoeker heeft op het voornemen gereageerd met een zienswijze.
4. Met het (primaire) besluit van 19 juli 2023 heeft het college verzoeker een last onder dwangsom opgelegd. De last onder dwangsom houdt in dat verzoeker het dakterras (inclusief de bijbehorende houten trappen) en de warmtepomp moet verwijderen en verwijderd moet houden. Daarnaast dient hij het gebruik van het dakterras te staken en gestaakt te houden. Dit alles binnen een termijn van zes weken, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- ineens (€ 5.000,- voor het dakterras en € 5.000,- voor de warmtepomp).
5. Na een door verzoeker daartoe ingediend verzoek heeft het college de begunstigingstermijn met een besluit van 18 augustus 2023 verlengd tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De begunstigingstermijn is slechts verlengd voor het verwijderen en verwijderd houden van het dakterras en de warmtepomp.
6. Met het bestreden besluit is het college bij zijn eerdere besluit gebleven.
7. Op verzoek van verzoeker heeft het college met een besluit van 24 juni 2024 de begunstigingstermijn opnieuw verlengd, tot 1 oktober 2024. Met een besluit van
16 augustus 2024 is de begunstigingstermijn opnieuw verlengd, tot 15 oktober 2024, om verzoeker in de gelegenheid te stellen een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen bij de rechtbank.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

8. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de complexiteit van de beroepszaak en het feit dat de verzoekers om handhaving onvoldoende tijd hebben gehad om goed inhoudelijk op de beroepsgronden te reageren, geen aanleiding om uitspraak te doen op het beroep. De voorzieningenrechter beperkt zich dus tot de vraag of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en treft de voorlopige voorziening dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak, voor zover de last onder dwangsom het verwijderen en verwijderd houden van het dakterras en de warmtepomp betreft. Het gebruik van het dakterras moet verzoeker dus onverminderd gestaakt houden. Dit motiveert de voorzieningenrechter als volgt.
10. Het belang om de begunstigingstermijn niet te verlengen tot zes weken na de uitspraak op het beroep is zowel door het college als door de verzoekers om handhaving niet geconcretiseerd. In de eerdere verlengingen van de begunstigingstermijn heeft het college de voorwaarde opgenomen dat verzoeker het dakterras niet mag gebruiken. Niet gebleken is dat verzoeker het dakterras desondanks gebruikt. Dan blijft over mogelijke overlast van de warmtepomp die, zoals op de zitting is toegelicht, zou bestaan uit een brommend geluid. In hoeverre van de warmtepomp overlast ervaren wordt is door het college, noch door de verzoekers om handhaving, duidelijk gemaakt. De verzoekers om handhaving zijn niet woonachtig op het adres [adres 2] [huisnummer 2] . Op de zitting heeft de gemachtigde van de verzoekers om handhaving toegelicht dat deze ruimte verhuurd wordt. Onduidelijk is of de huurster het pand op het adres [adres 2] [huisnummer 2] gebruikt om in te wonen, of dat zij deze ruimte alleen als bedrijfsruimte gebruikt. Of de huurster geluidsoverlast ervaart van de warmtepomp is niet bekend. Het college heeft niet onderzocht in hoeverre de overtredingen tot overlast leiden. Tot slot is ook niet gebleken dat andere omwonenden klachten hebben ingediend.
11. Daar tegenover staat het belang van verzoeker. Als hij de last onder dwangsom moet uitvoeren, is hij gedwongen om het dakterras en de dure warmtepompinstallatie te verwijderen. Voor de verwarming van de woning is verzoeker afhankelijk van de warmtepomp. Bij het verwijderen van de warmtepompinstallatie zal verzoeker dus een andere warmtevoorziening moeten installeren, zodat hij zijn woning op een andere manier kan verwarmen.
12. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan het belang van verzoeker doorslaggevend gewicht toe. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toe op de manier zoals zij onder 9. heeft overwogen.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op de beroepszaak, voor zover de last onder dwangsom het verwijderen en verwijderd houden van het dakterras en de warmtepomp betreft;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. C.J. van ‘t Hoff, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
is verhinderd deze uitspraak te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 24/3733.