In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst de werking van het bestreden besluit tot zes weken na de uitspraak in de beroepszaak, voor zover de last onder dwangsom het verwijderen en verwijderd houden van het dakterras en de warmtepomp betreft. Verzoeker moet het gebruik van het dakterras onverminderd staken. De voorzieningenrechter overweegt dat het belang van verzoeker, die afhankelijk is van de warmtepomp voor de verwarming van zijn woning, zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekers om handhaving en het college. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de warmtepomp overlast veroorzaakt en dat de verzoekers om handhaving niet op het adres wonen waar de warmtepomp zich bevindt. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten en het griffierecht in het voordeel van verzoeker toegewezen. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024.