ECLI:NL:RBAMS:2024:6312

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
24/320
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank wegens gebrek aan verzekering en huwelijkse tijdvakken

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres, afkomstig uit Midar Driouch (Marokko), tegen de afwijzing van haar aanvraag om een AOW-pensioen beoordeeld. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag van eiseres afgewezen met een primair besluit op 20 april 2022, en bleef bij deze afwijzing in het bestreden besluit van 7 december 2023. Eiseres heeft nooit in Nederland gewoond of gewerkt, waardoor zij niet zelfstandig verzekerd is geweest voor de AOW. Bovendien is zij pas getrouwd met haar echtgenoot, die wel in Nederland heeft gewerkt, nadat hij de AOW-leeftijd had bereikt. Dit betekent dat er geen sprake is van huwelijkse tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen voor de AOW-verzekering van eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op [datum 1] 2019 de AOW-leeftijd heeft bereikt en vervolgens een aanvraag om AOW-pensioen heeft ingediend. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen geen behoefte hadden aan een zitting. De rechtbank concludeert dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen, aangezien eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor AOW-verzekering. De rechtbank wijst erop dat de behoefte aan financiële middelen van eiseres geen reden kan zijn om AOW-pensioen toe te kennen, als niet aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/320

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Midar Driouch (Marokko), eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder (de Svb)

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag om een AOW-uitkering [1] .
De Svb heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 20 april 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 december 2023 op het bezwaar van [eiseres] is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de Svb de aanvraag om een AOW-pensioen terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van [eiseres] .
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat [eiseres] geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. [eiseres] heeft op [datum 1] 2019 de AOW-leeftijd bereikt. Vervolgens heeft zij een aanvraag om AOW-pensioen ingediend.
4. Met het primaire besluit heeft de Svb deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. In het bestreden besluit geeft de Svb aan dat [eiseres] nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Zij is zelf dus niet verzekerd geweest voor de AOW. Weliswaar heeft haar overleden echtgenoot, de heer [naam] , wel in Nederland gewerkt, maar dit was nog voordat [eiseres] met hem getrouwd is. [eiseres] is met [naam] getrouwd nadat hij de AOW-leeftijd bereikte. Vanaf het moment dat iemand de AOW-leeftijd bereikt kan diegene niet meer verzekerd zijn voor de AOW. De periodes dat [naam] verzekerd was kunnen daarom niet worden meegeteld bij de beoordeling van het recht van [eiseres] op AOW-pensioen. Er is daardoor geen sprake van huwelijkse tijdvakken.
5. [eiseres] voert in beroep aan dat [naam] in Nederland heeft gewerkt in loondienst. Sinds zijn overlijden heeft [eiseres] te weinig geld. Zij heeft geen betaald werk en beschikt niet over de financiële middelen om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.
Overwegingen
6. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] nooit in Nederland heeft gewerkt of gewoond en dus niet zelfstandig verzekerd is geweest voor de AOW. Verzekering voor de AOW kan ook voortvloeien uit het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (het Verdrag). [2] Hiervoor is vereist dat [naam] verzekerd is geweest voor de AOW tijdens zijn huwelijk met [eiseres] (de zogenaamde huwelijkse tijdvakken). Dit volgt uit artikel 21, eerste lid, van het Verdrag.
7. [naam] bereikte in 1994 zijn AOW-leeftijd. [eiseres] is op [datum 2] 1999 met [naam] getrouwd. Uit artikel 6, eerste lid, van de AOW, volgt dat iemand alleen verzekerd kan zijn voor de AOW als hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt. [eiseres] is met [naam] getrouwd nadat hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. [naam] was op dat moment dus niet verzekerd. Daarom kunnen op grond van het Verdrag geen huwelijkse tijdvakken worden toegekend. Dat [naam] wel verzekerd is geweest in Nederland omdat hij in Nederland heeft gewerkt maakt dit niet anders, omdat [naam] en [eiseres] toen nog niet getrouwd waren. Dan kan nog geen sprake zijn van huwelijkse tijdvakken.
8. Dat [eiseres] sinds het overlijden van [naam] geen inkomsten heeft kan geen reden vormen voor het toekennen van AOW-pensioen. AOW-pensioen kan alleen worden toegekend als aan de wettelijke voorwaarden daarvoor voldaan wordt. Op basis van wet- en regelgeving kan de behoefte aan geld geen reden vormen voor het toekennen van AOW-pensioen.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank komt tot de slotsom dat [eiseres] niet verzekerd was voor de AOW en dat er ook geen huwelijkse tijdvakken zijn. Daarom heeft zij geen recht op een AOW-pensioen. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nlhetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet.
2.In combinatie met artikel 6a, onder a, van de AOW.