ECLI:NL:RBAMS:2024:6424

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/938
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake maatwerkvoorziening voor woning met specialistische begeleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van een maatwerkvoorziening voor een 'laatste kans woning' met specialistische begeleiding. Eiseres, woonachtig in Aalsmeer, had een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer aangevochten, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar, omdat zij inmiddels een reguliere huurovereenkomst had afgesloten en geen kosten zou ondervinden van de intrekking van de maatwerkvoorziening. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 24/938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Aalsmeer, eiseres

(gemachtigde: mr. F.J.N. Hendriksen Rattan-Tewari),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer, verweerder
(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 24 april 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de “laatste kans woning” (ook wel omklaptraject genoemd) met specialistische begeleiding toegekend voor de periode van 27 maart 2023 tot en met 26 maart 2024.
1.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het besluit van
20 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken omdat eiseres volgens verweerder in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting heeft laten weten dat zij met de toegekende maatwerkvoorziening wenst te stoppen. Hierin is ook het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat na intrekking van het primaire besluit geen procesbelang meer aanwezig is. Het verzoek tot een proceskostenvergoeding is afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van het primaire besluit, de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar en de afwijzing van het verzoek tot een proceskostenvergoeding.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de partner van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel tot stand is gekomen. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk niet op welke grond verweerder is overgegaan tot intrekking van de maatwerkvoorziening. In het bestreden besluit staat slechts dat tijdens de hoorzitting naar voren zou zijn gekomen dat eiseres uitdrukkelijk het stopzetten van de toegekende maatwerkvoorziening wenste. Zoals blijkt uit het verslag van de hoorzitting blijkt echter dat eiseres heeft aangegeven dat zij geen verlenging wenste van de toegekende maatwerkvoorziening. Voorts ontbreekt in het bestreden besluit het tijdstip waarop de intrekking in werking treedt. De toegekende maatwerkvoorziening is formeel ingetrokken, maar in de praktijk wordt er nog uitvoering aan gegeven. Ook is het onduidelijk hoe de vergoeding van de kosten als gevolg van de intrekking van het primaire besluit is geregeld. Daarnaast voert eiseres aan dat zij heeft verzocht om een proceskostenvergoeding en dus nog wel procesbelang heeft.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak is sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het indienen van bezwaar nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat betekent dat er aanleiding is om een bezwaar inhoudelijk te beoordelen indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. [1]
5. Eiseres woont per 1 augustus 2024 op grond van een reguliere huurovereenkomst met Eigen Haard in de woning die haar eerder als “laatste kans woning” gecombineerd met specialistische begeleiding door [Bedrijf] is toegewezen. Eiseres heeft hierdoor een woning zonder zorg- en dienstverleningsovereenkomst. Ook heeft verweerder op zitting toegezegd dat voor eiseres geen kosten zullen voortvloeien uit de feitelijk reeds geleverde zorg door [Bedrijf] . Zij zal in dat verband dus niet achteraf met kosten worden geconfronteerd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee het resultaat van wat zij met haar bezwaarschrift nastreeft, heeft bereikt waardoor zij geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar. Dit betekent dat verweerder het bezwaar naar het oordeel van de rechtbank terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2995.