ECLI:NL:RBAMS:2024:6427

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/1138, 24/1139, 24/1141 en 24/5763
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de besluiten tot nihilstelling van NOW-subsidies en de motivering daarvan

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres, een schoonmaakbedrijf, tegen de besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeeld. Eiseres had aanvragen ingediend voor de NOW-3 en NOW-5 subsidies, maar deze werden op nihil gesteld omdat zij geen definitieve aanvragen had ingediend. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat de besluiten van verweerder in redelijkheid zijn genomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet tijdig de definitieve aanvragen heeft ingediend, ondanks meerdere herinneringen van verweerder. De rechtbank overweegt dat de belangen van verweerder zwaarder wegen dan die van eiseres, vooral gezien de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om op de hoogte te zijn van de voorwaarden en termijnen. Hoewel eiseres moeilijke omstandigheden heeft ervaren, zijn deze niet voldoende om de nihilstelling van de subsidies onterecht te verklaren. De rechtbank oordeelt dat de motivering van verweerder op de zitting het eerder geconstateerde motiveringsgebrek heeft hersteld. De beroepen worden ongegrond verklaard, maar verweerder wordt wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/1138, 24/1139 en 24/1141 en 24/5763

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V. (voorheen V.O.F. [eiseres] ), uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. K. van der Hoeven),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissingen van verweerder om de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 [1] voor de derde, vierde, en vijfde aanvraagperiode en de NOW-5 [2] voor de zevende aanvraagperiode op nihil te stellen.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben [Vennoot 1] (vennoot van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Eiseres exploiteert een schoonmaakbedrijf, dat op [medio] 2018 is opgericht.
2.2.
Eiseres heeft een tegemoetkoming op grond van de NOW-3 voor de derde aanvraagperiode (oktober, november en december 2020) aangevraagd. Met een besluit van
18 november 2020 heeft verweerder een voorschot van € 5.391,- aan eiseres verstrekt voor deze periode. Daarbij heeft verweerder berekend dat eiseres in totaal een tegemoetkoming zou ontvangen van € 6.740,-.
2.3.
Eiseres heeft een tegemoetkoming op grond van de NOW-3 voor de vierde aanvraagperiode (januari, februari en maart 2021) aangevraagd. Met een besluit van
18 februari 2021 heeft verweerder een voorschot van € 5.730,- aan eiseres verstrekt voor deze periode. Daarbij heeft verweerder berekend dat eiseres in totaal een tegemoetkoming zou ontvangen van € 7.161,-.
2.4.
Eiseres heeft een tegemoetkoming op grond van de NOW-3 voor de vijfde aanvraagperiode (april, mei en juni 2021) aangevraagd. Met een besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder een voorschot van € 5.442,- aan eiseres verstrekt voor deze periode. Daarbij heeft verweerder berekend dat eiseres in totaal een tegemoetkoming zou ontvangen van € 6.803,-.
2.5.
Eiseres heeft een tegemoetkoming op grond van de NOW-5 voor de zevende aanvraagperiode (november en december 2021) aangevraagd. Met een besluit van
21 december 2021 heeft verweerder een voorschot van € 13.188.- aan eiseres verstrekt voor deze periode. Daarbij heeft verweerder berekend dat eiseres in totaal een tegemoetkoming zou ontvangen van € 16.485,-.
2.6.
Met brieven van 19 januari 2023 en 23 januari 2023 heeft verweerder eiseres herinneringen gestuurd om de definitieve aanvragen voor de berekening van de NOW-3 voor de verschillende aanvraagperiodes in te dienen. Verweerder heeft eiseres hierbij laten weten dat zij tot en met 22 februari 2023 heeft om de definitieve aanvragen in te dienen. Met brieven van 28 februari 2023 heeft verweerder eiseres nogmaals herinneringen gestuurd om de definitieve aanvraag voor die periodes in te dienen en de termijn om dat alsnog te doen uit coulance verlengd tot en met 19 april 2023.
2.7.
Met een brief van 25 april 2023 heeft verweerder eiseres een herinnering gestuurd om de definitieve aanvraag voor de berekening van de NOW-5 voor de zevende aanvraagperiode in te dienen. Verweerder heeft eiseres hierbij laten weten dat zij tot en met 2 juni 2023 heeft om de definitieve aanvraag in te dienen. Met een brief van 7 juni 2023 heeft verweerder eiseres nogmaals een herinnering gestuurd om de definitieve aanvraag voor die periode in te dienen en de termijn om dat alsnog te doen uit coulance verlengd tot en met 26 juli 2023.
2.8.
Met het primaire besluit van 8 mei 2023 heeft verweerder eiseres laten weten dat hij over de derde aanvraagperiode (NOW-3) het definitieve bedrag waar zij recht op heeft niet kan berekenen, omdat eiseres geen definitieve aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft beslist dat eiseres het aan haar betaalde voorschot van € 5.391,- moet terugbetalen.
2.9.
Met het primaire besluit van 9 mei 2023 heeft verweerder eiseres laten weten dat hij over de vierde aanvraagperiode (NOW-3) het definitieve bedrag waar eiseres recht op heeft niet kan berekenen, omdat eiseres geen definitieve aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft beslist dat eiseres het aan haar betaalde voorschot van € 5.730,- aan verweerder moet terugbetalen.
2.10.
Met het primaire besluit van 10 mei 2023 heeft verweerder eiseres laten weten dat hij over de vijfde aanvraagperiode (NOW-3) het definitieve bedrag waar eiseres recht op heeft niet kan berekenen, omdat eiseres geen definitieve aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft beslist dat eiseres het aan haar betaalde voorschot van € 5.442,- aan verweerder moet terugbetalen.
2.11.
Met het primaire besluit van 8 september 2023 heeft verweerder eiseres laten weten dat hij over de zevende aanvraagperiode (NOW-5) het definitieve bedrag waar eiseres recht op heeft niet kan berekenen, omdat eiseres geen definitieve aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft beslist dat eiseres het aan haar betaalde voorschot van € 13.188,- aan verweerder moet terugbetalen.
2.12.
Verweerder heeft op 4 januari 2024 drie beslissingen genomen op de bezwaren van eiseres gericht tegen de primaire besluiten met betrekking tot de verschillende aanvraagperiodes van de NOW-3. Verweerder heeft op 27 februari 2024 een beslissing genomen op het bezwaar van eiseres gericht tegen het primaire besluit met betrekking tot de zevende aanvraagperiode van de NOW-5. In al deze beslissingen op bezwaar heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.13.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de vier beslissingen op bezwaar.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van zijn bevoegdheid om de subsidies op nihil vast te stellen gebruik heeft gemaakt.
Wettelijk kader
4.1.
In de NOW-3 is dwingend voorgeschreven tot wanneer een definitieve aanvraag kon worden ingediend, namelijk tot en met 22 februari 2023. Deze termijn is later uit coulance verlengd tot en met 19 april 2023. Ook in de NOW-5 is dwingend voorgeschreven tot wanneer een definitieve aanvraag kon worden ingediend, namelijk tot en met
2 juni 2023. Deze termijn is later ook uit coulance verlegd, namelijk tot en met 26 juli 2023. In de nota van toelichting bij de NOW-3 en NOW-5 staat dat indien niet tijdig een aanvraag voor vaststelling wordt gedaan de subsidieverlening wordt ingetrokken en dat dit tot gevolg heeft dat het subsidievoorschot onverschuldigd is betaald en volledig wordt teruggevorderd. [3] Doorslaggevende betekenis komt hierbij toe aan de uitdrukkelijke bedoeling van de minister en de dwingend voorgeschreven datum om de definitieve vaststelling aan te vragen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen aanvragen heeft ingediend om een definitieve berekening van de tegemoetkomingen voor de verschillende aanvraagperiodes van de NOW-3 en de NOW-5. De rechtbank stelt daarmee vast dat verweerder in beginsel bevoegd was om de aanvraag op nihil vast te stellen.
4.3.
Voor de beoordeling is echter ook van belang dat het gaat om een subsidievaststelling. Naast de bepalingen van de NOW-3 en NOW-5 is daarom ook titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Uit artikel 4:44, vierde lid, van de Awb volgt dat, indien geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie is ingediend, de subsidie ambtshalve kan worden vastgesteld. Het lager vaststellen van een subsidie is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Bij de uitoefening van die bevoegdheid zal verweerder een belangenafweging dienen te maken, waarbij ook van belang is dat het gaat om een belastend besluit.
Motiveringsgebrek
5.1.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder een belangenafweging moet maken tussen het belang van een juiste vaststelling van de NOW-subsidie en de gevolgen van de nihilstelling voor eiseres. In de beslissingen op bezwaar heeft verweerder echter niet kenbaar de belangen gewogen. De rechtbank is van oordeel dat er daarom een motiveringsgebrek kleeft aan de beslissingen op bezwaar.
5.2.
Op de zitting heeft verweerder de belangen gewogen. Verweerder heeft – kortgezegd – toegelicht dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt welke gevolgen de terugvordering voor haar heeft en hoe groot deze gevolgen zijn. De gevolgen van de terugvordering kunnen door het treffen van een passende betalingsregeling bovendien worden verkleind. Daartegenover heeft verweerder gesteld er voor verweerder een zwaarwegend belang is om zich te houden aan de vastgestelde termijnen voor een juiste subsidievaststelling. Als de termijnen worden losgelaten en deze zonder consequenties blijven, werken deze niet meer.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met haar motivering op de zitting het motiveringsgebrek voldoende heeft hersteld. Het is niet aannemelijk dat eiseres hierdoor is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou verweerder de besluiten namelijk met gelijke uitkomst hebben genomen. De rechtbank zal het gebrek in de beslissingen op bezwaar daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren. De rechtbank zal later in de uitspraak terugkomen op de gevolgen van dit motiveringsgebrek.
Belangenafweging
6.1.
De rechtbank beoordeelt of zij de belangenafweging van verweerder kan volgen.
6.2.
Eiseres voert aan dat haar belangen zwaarder moeten wegen dan de belangen van verweerder. Zij heeft een uitermate groot belang bij het behoud van de NOW-subsidie, alleen al omdat zij in aanmerking komt voor de definitieve vergoeding. Eiseres voert verder aan dat er vele omstandigheden zijn waardoor zij de aanvraag niet tijdig heeft kunnen indienen. Zo hebben de vennoten, [Vennoot 2] en [Vennoot 1] , die ook elkaars partner zijn, in [maand] 2022 een kind gekregen dat vanaf de geboorte ernstig ziek was. [Vennoot 2] heeft corona opgelopen en lijdt nog elke dag aan vermoeidheid, waardoor [Vennoot 1] de onderneming alleen moest onderhouden. Verder zijn [Vennoot 2] en [Vennoot 1] verhuisd naar een nieuw adres. De post van verweerder werd echter nog naar hun oude adres gestuurd. Beide vennoten zijn de Nederlandse taal niet machtig en hebben standaard al moeite met het bijhouden van administratie, vooral bij uitzonderlijke zaken zoals de NOW-regeling.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van verweerder zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat het de eigen verantwoordelijkheid is van eiseres om bij het indienen van een aanvraag om subsidie op de hoogte te zijn van de voorwaarden en termijnen die daarbij gelden. De omstandigheid dat eiseres de herinneringsbrieven niet zou hebben ontvangen, omdat deze niet aan het juiste adres zouden zijn toegestuurd, maakt het voorgaande niet anders. Bovendien heeft verweerder eiseres op 30 juni 2022 een brief gestuurd, waarin staat welke aanvragen eiseres binnen welke termijnen (nog) moest indienen. Deze brief is naar het juiste adres gestuurd, namelijk aan het adres [adres] [Huisnummer] Eiseres moet die brief dus wel hebben ontvangen.
6.4.
De rechtbank overweegt verder dat, hoewel zij begrip heeft voor de moeilijke omstandigheden waar de vennoten mee te maken hebben gehad (en nog hebben), deze omstandigheden niet zodanig ernstig zijn dat moet worden aangenomen dat eiseres daardoor de definitieve aanvragen niet kon indienen. De rechtbank overweegt daartoe dat er een lange periode was om de definitieve aanvragen in te dienen. De aanvraagperiodes voor zowel de NOW-3 als de NOW-5 zijn zelfs uit coulance verlengd. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat beide vennoten moeite hebben met de Nederlandse taal en het bijhouden van de administratie, overweegt de rechtbank dat gebleken is dat eiseres de definitieve aanvragen voor de eerste en tweede aanvraagperiodes van de NOW-3 wel op tijd heeft ingediend. Daaruit volgt dus dat de vennoten, ondanks het taalgebrek, wel begrepen dat zij de definitieve aanvragen moesten indienen en dat dit hen voor die aanvraagperiodes ook is gelukt.
6.5.
De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiseres verder niet heeft onderbouwd welke concrete gevolgen zij ondervindt door het moeten terugbetalen van de te veel ontvangen voorschotten. Op de zitting heeft eiseres ook aangegeven dat het nu goed gaat met het bedrijf. Niet is gebleken dat eiseres failliet gaat of dat zij werknemers moet ontslaan. Naar het oordeel van de rechtbank moet daarom worden vastgesteld dat de gevolgen voor eiseres niet zodanig onevenredig zijn dat verweerder de definitieve berekening na de afweging van de belangen niet lager mocht vaststellen.
6.6.
Op de zitting heeft eiseres een beroep gedaan op de uitspraak van de College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 september 2023. [4] De rechtbank overweegt dat de situatie in die zaak anders was dan de situatie van eiseres. Die zaak had betrekking op een andere subsidieaanvraag, namelijk de TVL-subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19. Daarbij gold een aanvraagperiode van vier maanden. In die zaak was de aanvrager zelf ziek. In het geval van eiseres was sprake van veel langere aanvraagperiodes om de definitieve aanvragen in te dienen. Zo liep de aanvraagperiode van de NOW-3, derde aanvraagperiode van 4 oktober 2021 tot en met
22 februari 2023 en is deze periode uit coulance verlengd tot en met 19 april 2023. Die periodes waren naar het oordeel van de rechtbank voldoende lang. Het beroep op deze uitspraak leidt dus niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7.1.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid om de subsidies op nihil vast te stellen gebruik heeft gemaakt.
7.2.
Gelet op het in overwegingen 5 geconstateerde motiveringsgebrek, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 371,- vergoedt. [5] Om dezelfde reden veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.
2.Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.
3.Staatscourant 9 oktober 2020, nr. 52209.
5.De rechtbank heeft, vanwege de samenhang van de zaken, maar één keer griffierecht geheven voor de vier zaken.