ECLI:NL:RBAMS:2024:6473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
24/5794 en 24/5101
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op grond van medische hardheidsclausule door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2024, wordt het beroep van verzoekster, een alleenstaande vrouw met twee minderjarige kinderen, gegrond verklaard. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden, die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van de hardheidsclausule en dat de medische situatie van verzoekster niet voldoende is meegewogen. Verzoekster, die op de wachtlijst staat voor een levertransplantatie, verblijft momenteel met haar kinderen in een studio bij het Leger des Heils, wat haar gezondheid negatief beïnvloedt. De voorzieningenrechter concludeert dat er sprake is van een schrijnende situatie en dat het college de urgentieverklaring had moeten verlenen. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen een week een nieuwe urgentieverklaring te verstrekken, onder dezelfde voorwaarden als eerder verleend. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/5794 en AMS 24/5101
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, verzoekster en eiseres (hierna: verzoekster)

(gemachtigde: mr. R.G.P. van Marle),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring.
1.2.
Verzoekster is een alleenstaande vrouw met twee minderjarige kinderen. Naar aanleiding van de medische problematiek van verzoekster heeft het college haar op 7 april 2023 een urgentieverklaring verstrekt. Op 12 september 2023 is aan verzoekster een vierkamerwoning op de begane grond aangeboden in stadsdeel Nieuw-West. Deze woning heeft verzoekster niet geaccepteerd. Vervolgens heeft het college met het besluit van
20 september 2023 de urgentieverklaring van verzoekster ingetrokken. Tegen dit besluit heeft verzoekster geen bezwaar ingediend, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden.
1.3.
Op 21 februari 2024 heeft verzoekster opnieuw een aanvraag ingediend bij het college voor een urgentieverklaring. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 4 april 2023 afgewezen omdat verzoekster haar woonprobleem kon voorkomen en zij al in de afgelopen twee jaar een urgentieverklaring heeft gehad. [1] Met het bestreden besluit van 30 juli 2024 op het bezwaar van verzoekster is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college. De twee zussen van verzoekster waren aanwezig tijdens de zitting.
1.6.
De voorzieningenrechter is na afloop van de zitting tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Daarom beslist zij ook op het beroep van verzoekster. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt of het college de aanvraag van verzoekster voor een urgentieverklaring op medische gronden kon afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoekster.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster geen gronden heeft aangevoerd tegen de twee weigeringsgronden die het college aan haar tegenwerpt. [2] Het beroep ziet daarom alleen op de vraag of het college de hardheidsclausule in het geval van verzoekster had moeten toepassen en haar toch een urgentieverklaring had moeten toekennen.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.4.
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Hardheidsclausule
Standpunten van partijen
3.
3.1.
Verzoekster stelt dat het college in het kader van de hardheidsclausule haar ernstige medische problemen had moeten betrekken in de besluitvorming. De gezondheidssituatie van verzoekster is sinds het moment dat zij het eenmalig aanbod voor een woning heeft geweigerd, september 2023, steeds verder verslechterd. Verzoekster staat op de wachtlijst voor een levertransplantatie bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Verzoekster heeft een stabiele zelfstandige woonruimte nodig, zowel in de periode voorafgaand aan de levertransplantatie als voor de periode hierna voor haar herstel en revalidatie . De woonsituatie van verzoekster is precair. Zij verblijft momenteel met haar twee kinderen van 5 en 12 jaar oud in een studio bij het Leger des Heils. Er is volgens verzoekster sprake van een schrijnende situatie.
3.2.
De gemachtigde van het college heeft op zitting toegelicht dat het college de hardheidsclausule in het geval van verzoekster niet toepast, omdat het beleid dat het college omtrent het toekennen van urgentieklaringen toepast strikt gehanteerd moet worden. Verzoekster heeft vorig jaar een urgentieverklaring gekregen van het college, maar zij heeft de aangeboden woning geweigerd omdat deze niet passend zou zijn. Uit het advies van de GGD-arts is gebleken dat er rekening moet worden gehouden met een etage binding. De aangeboden woning moet zich op de begane grond bevinden of bereikbaar zijn met een lift. In het geval van verzoekster was de aangeboden woning een begane grond woning en bevond deze woning zich niet in het uitgesloten stadsdeel. Het college meent daarom dat de aangeboden woning passend was. De kwaliteit van de woning, zoals scheuren in het beton of schimmel, kan geen reden zijn om een eenmalig woningaanbod te weigeren. Mogelijke onderhoudsgebreken kunnen gemeld worden bij de woningcorporatie.
Overwegingen
4.
4.1.
Het college is bevoegd om ondanks het bestaan van weigeringsgronden, alsnog op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring toe te kennen als er sprake is van een zeer schrijnende situatie. In artikel 24 van de Nadere Regels staat dat onder een schrijnende medische situatie bij medische problematiek wordt verstaan een uitzonderlijke noodsituatie waar een urgentieverklaring voor noodzakelijk is. De aanvrager dient met bewijsstukken aan te tonen dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college een verkeerd toetsingskader heeft gehanteerd bij beoordeling van de hardheidsclausule. Het college heeft daarin immers een beoordeling gegeven over de rechtmatigheid van het besluit van 20 september 2023. Het college had echter, zoals hiervoor ook blijkt uit de Nadere Regels, moeten beoordelen of er sprake is van een schrijnende situatie. Doordat het college de medische situatie van verzoekster niet in de beoordeling heeft betrokken, is er sprake van een motiveringsgebrek.
4.3.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder ten aanzien van een beoordeling van de hardheidsclausule, zou de voorzieningenrechter normaliter het college opdragen om een nieuw besluit te nemen en waarin zij nogmaals het beroep op de hardheidsclausule moet beoordelen. In deze zaak is echter sprake van zeer bijzondere omstandigheden, die maken dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om in deze zaak zelf te voorzien. [3] Dit heeft te maken met de ernstige medische situatie van verzoekster die niet wordt betwist door het college, in combinatie met het feit dat verzoekster spoed heeft bij een uitspraak omdat ze op de wachtlijst staat voor een levertransplantatie en het daarvoor van groot belang is dat zij op korte termijn een stabiele woonomgeving heeft. De rechtbank legt dit hierna verder uit.
4.4.
Verzoekster heeft naar het oordeel van de rechtbank met de overgelegde bewijsstukken van medische specialisten aangetoond dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Uit de verklaring van de maag-, darm en leverarts (hierna: MDL-arts) van het Amsterdam UMC van 9 oktober 2024 blijkt onder andere dat bij verzoekster sprake is van eindstadium leverziekte waarbij alle conventionele en medicamenteuze middelen gefaald hebben om het onderliggend ziektebeeld te doen verbeteren. De leverziekte is gedecompenseerd en een levertransplantatie is de enige optie om het roer te keren. Verzoekster staat op de wachtlijst voor een levertransplantatie. Om een ingreep als een transplantatie mogelijk te maken is het van het grootste belang dat de thuissituatie zodanig stabiel is dat deze zo’n enorme ingreep toelaat, aldus de MDL-arts. Dit geldt zowel voor de fase waarin de patiënt nu verkeert, in afwachting van de transplantatie, als daarna voor herstel en revalidatie. De MDL-arts van het LUMC verklaart per brief van
8 oktober 2024 dat een levertransplantatie een grote operatie is die gepaard gaat met een lang herstel (wat maanden kan duren) en dat herstel normaliter grotendeels in de thuissituatie plaatsvindt, al dan niet met ondersteuning van thuiszorg. Het traject na een levertransplantatie is langdurig en intensief, en het is daarom van belang dat de patiënt beschikt over een stabiele en vaste verblijfplaats om een goed herstel te waarborgen. Na de transplantatie moet er direct worden gestart met afweer onderdrukkende medicatie om afstoting van de getransplanteerde lever te voorkomen, deze medicatie moet levenslang worden ingenomen. Vanwege deze medicatie wordt verzoekster na de levertransplantatie niet alleen vatbaarder voor infecties (voor bacteriën, virussen en infecties), maar kunnen infecties ook erger verlopen. Vandaar dat het volgens de MDL-arts van belang is dat verzoekster na ontslag uit het ziekenhuis in een hygiënische omgeving verblijft, en dat daar geen schimmel aanwezig is. Op de zitting heeft het college de ernst van de medische problematiek en de schrijnendheid van de situatie van verzoekster niet betwist. Vaststaat dat verzoekster bijzonder kwetsbaar is door haar leveraandoening en een stabiele woonomgeving nodig heeft. Gelet op de plaatsing op de wachtlijst voor een transplantatie, heeft verzoekster spoed bij een beslissing. Het verblijf bij het Leger des Heils, met haar twee jonge kinderen, zorgt bovendien voor extra stress en zorgen, wat haar gezondheid niet ten goede komt. De voorzieningenrechter acht het verder aannemelijk dat de huidige studio bij het Leger des Heils geen geschikt onderkomen is om te herstellen van een dergelijk zware operatie.
4.5.
De voorzieningenrechter is gezien het voorgaande van oordeel dat er in deze zaak sprake is van een zeer schrijnende situatie als bedoeld in artikel 2.10.11 van de Hvv jo. artikel 24 van de Nadere Regels, waardoor het college bevoegd was om aan verzoekster een urgentieverklaring toe te kennen. De voorzieningenrechter onderschrijft het belang van het college bij strikte toepassing van de regelgeving. Met een urgentie verkrijgt iemand immers voorrang op een zeer schaarse betaalbare huurwoning ten koste van een ander die ook een betaalbare huurwoning nodig heeft. Bij toepassing van de hardheidsclausule wordt daarop weer een uitzondering gemaakt, omdat iemand eigenlijk niet in aanmerking kwam voor een urgentie, maar deze dan toch krijgt. In deze specifieke zaak weegt het belang van verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter zwaarder, gelet op de genoemde bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de uitkomst in deze zaak geen andere zou zijn, indien het college opnieuw in de zaak zou voorzien met inachtneming van deze omstandigheden.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt nog als volgt. Verzoekster heeft in september 2023 een woning geweigerd, vanwege de staat van de woning. Daarbij lijkt ook te hebben meegespeeld dat verzoekster graag in de buurt van haar ouders wil wonen aangezien die haar veel helpen gedurende haar ziekte en haar kinderen regelmatig opvangen. De zus van verzoekster heeft dit ook verder toegelicht op de zitting. Gelet op de schaarste op de woningmarkt kan geen rekening worden gehouden met dit soort woonwensen van woningzoekenden. De regelgeving laat toe dat verzoekster één buurt in Amsterdam kan uitsluiten. Het college kan evenmin verplicht worden om een gerenoveerde woning aan verzoekster aan te bieden. Aan de andere kant dient het college rekening te houden met de medische situatie van verzoekster en na te gaan of de woning die wordt aangeboden passend is. Voorgaande is ook met verzoekster en haar familie op de zitting besproken.

Conclusie en gevolgen

5.
5.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit.
5.2.
De voorzieningenrechter neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat het college binnen een week na deze uitspraak een urgentieverklaring op medische gronden aan verzoekster vertrekt, onder dezelfde voorwaarden als de urgentieverklaring die op 7 april 2023 aan haar is verstrekt. Dit betekent dat verzoekster nogmaals een éénmalig passend woningaanbod zal krijgen.
5.3.
Aangezien het beroep gegrond is en de voorzieningenrechter zelf een beslissing in de zaak neemt, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en zal dat verzoek worden afgewezen.
5.4.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden in de beroepszaak en ten aanzien van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt het college op om verzoekster binnen één week na deze uitspraak een (medische) urgentieverklaring te verlenen onder dezelfde voorwaarden als de urgentieverklaring die op 7 april 2023 aan verzoekster is verstrekt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 374,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening Amsterdam 2024
Artikel 2.10.11 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
2. Burgemeester en wethouders registreren de gevallen waarin met toepassing van het in het eerste lid bepaalde een urgentieverklaring wordt verleend. De registratie bevat ten minste de datum waarop de urgentieverklaring wordt verleend en de specifieke omstandigheden van het geval die leiden tot de verlening van de urgentieverklaring.
Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2024
Artikel 24. Hardheidsclausule (artikel 2.10.11 HVV)
Indien een aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentieverlening kunnen burgemeester en wethouders alsnog een urgentieverklaring verlenen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening, onvoorziene omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Toelichting op de hardheidsclausule bij medische problematiek
Onder een schrijnende situatie bij medische problematiek wordt verstaan een uitzonderlijke noodsituatie waar een urgentieverklaring voor noodzakelijk is. De aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek dient met bewijsstukken aan te tonen dat sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is onvoldoende.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.10.5, eerste lid, onder c en onder g, van de Huisvestingsverordening 2024 (hierna: Hvv).
2.Op grond van artikel 2.10.5, eerste lid, onder c en g, van de Hvv en hoofdstuk 1, paragraaf 3, onder c en g, van de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2024 (hierna: de Nadere Regels).
3.Overeenkomstig artikel 8:72, derde lid, van de Awb.