ECLI:NL:RBAMS:2024:6612

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
13-018511-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en mishandeling na incident met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige vrouw, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De verdachte werd ervan beschuldigd op 16 januari 2023 in Amsterdam haar partner, [persoon 1], met een mes in de linkerborst te hebben gestoken. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, betoogd dat de poging tot doodslag bewezen kon worden op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.S. van Es, pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de bewuste datum een incident heeft plaatsgevonden waarbij [persoon 1] gewond raakte. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte daadwerkelijk de verwondingen had toegebracht. De verklaringen van de verdachte en getuigen waren niet eenduidig en er was geen bewijs dat de verdachte opzettelijk handelde. De rechtbank heeft daarom besloten tot integrale vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en gelast dat het in beslag genomen mes, dat aan de verdachte toebehoorde, aan haar wordt teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/018511-23
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. N.S. van Es, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij zich op 16 januari 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op [persoon 1] door met een mes in de (linker)borst, althans het lichaam, te steken en/of snijden. Subsidiair is dit tenlastegelegd als poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als mishandeling.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag kan worden bewezen. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden bewezen dat verdachte [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) met een mes in zijn linkerborst heeft gestoken. Het met kracht steken met een scherp en puntig voorwerp van langere lengte in de borststreek leidt in zijn algemeenheid tot een aanmerkelijke kans op de dood, omdat zich in de borststreek vitale organen bevinden. Het handelen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zodanig gericht op het veroorzaken van een dodelijke verwonding bij [persoon 1] , dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte [persoon 1] heeft gestoken met een mes. Subsidiair kan niet worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de mishandeling refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat op 16 januari 2023 in de woning aan de [adres 2] een incident heeft plaatsgevonden. [persoon 1] is hierbij gewond geraakt aan zijn linkerborst. Naast [persoon 1] worden er in de woning twee vrouwen aangetroffen, te weten verdachte en haar dochter [persoon 2] . Tevens wordt er in de woning, op de grond achter de keukentafel, een koksmes van het merk Boretti aangetroffen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – met de raadsvrouw – van oordeel dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Betrokkenheid verdachte
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het de verdachte is geweest die [persoon 1] met een mes letsel heeft toegebracht door hem te steken of snijden, zoals in de tenlastelegging is opgenomen. Uit het dossier volgt dat verdachte op meerdere momenten, ten overstaan van de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank, een verklaring heeft afgelegd. Uit deze verklaringen kan – kort samengevat – worden opgemaakt dat verdachte zich niet precies kan herinneren wat er op 16 januari 2023, ten tijde van het incident, in de woning is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat er spanningen waren tussen haar en haar partner [persoon 1] in de dagen voorafgaand aan het incident. Op de desbetreffende avond werd verdachte naar eigen zeggen overmand door verdriet en boosheid door een gesprek dat zij met [persoon 1] had. Het eerstvolgende dat verdachte zich herinnert is dat ze een mes in haar rechterhand had. Vervolgens herinnert verdachte zich dat ze de ambulance heeft gebeld. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het mes op tafel lag.
Er zijn geen verklaringen van getuigen waaruit kan worden afgeleid wat er precies is voorgevallen tussen [persoon 1] en verdachte. [persoon 1] heeft in een brief verklaard zich niets te kunnen herinneren over wat er is gebeurd. Hij wil geen aangifte tegen verdachte doen. De dochter van verdachte, [persoon 2] , heeft tegen de politie, toen die ter plaatse kwam verklaard: “mijn moeder heeft hem gestoken, maar zij kan er niks aan doen, hij mishandelt haar (…)”. Uit die verklaring wordt niet duidelijk of de dochter dat heeft gezien, en zo ja, wat er dan precies zou zijn voorgevallen. De dochter heeft later geen getuigenverklaring af willen leggen. Getuige [getuige] (een oude buurman waar verdachte na het voorval naar toe is gegaan) heeft weliswaar verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld dat zij haar vriend heeft neergestoken, maar deze getuigenverklaring is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De getuige verklaart immers niet uit eigen waarneming en het is onduidelijk hoe de door hem weergegeven verklaring van verdachte tot stand is gekomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat haar woorden in de mond zijn gelegd.
Hoewel zich in het dossier geen letselverklaring of iets dergelijks bevindt, op grond waarvan het precieze letsel kan worden vastgesteld, blijkt uit het dossier wel dat [persoon 1] letsel heeft opgelopen. Zoals in het voorgaande is overwogen, kan de rechtbank echter niet vaststellen hoe dat letsel is ontstaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 16 januari 2023 in Amsterdam met een mes in de linkerborst van [persoon 1] heeft gestoken of gesneden. Dat betekent dat de rechtbank verdachte niet alleen van het primair tenlastegelegde zal vrijspreken, maar zal komen tot integrale vrijspraak omdat ook in het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde aan verdachte wordt verweten dat zij [persoon 1] zou hebben gestoken en/of gesneden.

4.Beslag

Onder verdachte is in het onderzoek naar het tenlastegelegde het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK mes (Boretti, PL1300-2023012412-G6289367).
Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is nog niet aan haar teruggegeven. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben hierover geen standpunt ingenomen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen mes
(goednummer 6289367) aan verdachte.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van het in beslag genomen mes van het merk Boretti (met goednummer G6289367).
Heft ophet – geschorste – bevel tot
voorlopige hechtenisvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Tal en N. Pont, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2024.
[...]