In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een gedupeerde van de Toeslagenaffaire, tegen de minister van Financiën. Eiseres had verzocht om overname van haar schuld aan Interbank op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister had eerder geweigerd deze schuld af te betalen, omdat de schuld niet voor 1 juni 2021 opeisbaar was. Eiseres stelde dat deze eis in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, omdat ouders die hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen wel in aanmerking komen voor schuldovername. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever bewust had gekozen voor de eis van opeisbaarheid en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geweigerd de schuld over te nemen, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.