In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van Dispertech B.V. tegen de beslissing van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, om de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-5 voor de zevende aanvraagperiode op nihil te stellen. De rechtbank heeft op 4 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was, maar verweerder zich afmeldde.
Eiseres, opgericht op 23 januari 2019 en actief in de ontwikkeling van meetapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek, had op 20 december 2021 een tegemoetkoming aangevraagd. Verweerder verstrekte een voorschot van € 16.806,-, maar eiste terugbetaling omdat eiseres geen definitieve aanvraag had ingediend. Eiseres voerde aan dat zij per abuis geen aanvraag had gedaan en dat het ontzeggen van de subsidie een buitensporige maatregel was. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van de voorwaarden en termijnen voor de aanvraag.
De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt om de subsidie op nihil vast te stellen. Eiseres heeft niet aangetoond dat het terugbetalen van het voorschot leidt tot onevenredige gevolgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om terugbetaling van het griffierecht af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 november 2024 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.