ECLI:NL:RBAMS:2024:6780

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
749117 / HA ZA 24-336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake schadevergoeding door opdrachtnemer wegens niet tijdig indienen van btw-aangifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Ukje B.V. en Practical B.V. Ukje, een onderneming die (beschermings)hoezen voor kinderstoeltjes verkoopt, heeft Practical ingeschakeld voor het verzorgen van de btw-aangifte in Duitsland. Ukje vordert schadevergoeding van Practical omdat deze niet tijdig de btw-aangifte heeft ingediend, wat heeft geleid tot boetes en een tijdelijke sluiting van haar Duitse webshop-account. De rechtbank oordeelt dat Practical niet heeft gehandeld als een goed opdrachtnemer, aangezien zij niet tijdig de aangiftes heeft gedaan, wat resulteerde in schade voor Ukje. De rechtbank stelt vast dat Ukje voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er schade is geleden, maar dat de exacte omvang van deze schade nog niet kan worden vastgesteld. Ukje krijgt de gelegenheid om de schade nader te onderbouwen, waarna Practical kan reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de nadere onderbouwing van de schade is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/749117 / HA ZA 24-336
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
UKJE B.V.,
te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Ukje,
advocaat: mr. J.P. Hellinga,
tegen
PRACTICAL B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Practical,
advocaat: mr. R. Bosman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 maart 2024;
- het herstelexploot van 23 maart 2024;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 31 juli 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 oktober 2024, en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ukje heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis gewijzigd, door deze deels te vermeerderen en deels te verminderen. De vermeerdering van eis voldeed niet aan de daarvoor geldende eisen, zodat de rechtbank de vermeerdering van eis tijdens de mondelinge behandeling niet heeft toegestaan. De vermindering van eis is wel toegestaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ukje verkoopt (beschermings)hoezen voor kinderstoeltjes en kinderzitjes aan particulieren in verschillende landen, waaronder Duitsland. Practical is een financieel dienstverlener die in opdracht accountants-, administratieve en boekhoudkundige werkzaamheden verricht.
2.2.
In september 2018 hebben Ukje en Practical een overeenkomst van opdracht gesloten, op basis waarvan Practical vanaf 2019 de btw-aangifte voor Ukje in Duitsland verzorgt. Vanaf oktober 2020 heeft Ukje verschillende brieven ontvangen van het Finanzamt Kleve (hierna: de Duitse fiscus) waarin Ukje erop wordt gewezen dat er niet en/of te laat btw-aangifte is gedaan. In de brief van 8 november 2023 kondigt de Duitse fiscus aan dat het account van Ukje op de Duitse webshop van [internetsite] ( [webadres] ) (hierna: het [internetsite] -account) wordt gesloten, omdat er vanaf juli 2020 tot en met december 2021 geen “Voranmeldungen” (hierna: maandaangiftes) zijn ingediend, en voor de jaren 2018 tot en met 2021 geen “Jahreserklärungen” (hierna: jaaraangiftes).
2.3.
De overeenkomst van opdracht tussen Ukje en Practical is per 1 januari 2022 beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Ukje vordert vergoeding van schade die is geleden als gevolg van de niet of te laat ingediende btw-aangiftes. Die schade bestaat volgens Ukje – na vermindering van eis – uit verbeurde boetes (€ 46.929,82), misgelopen omzet (€ 12.000,-) en kosten die aan de Duitse belastingspecialist zijn betaald (€ 3.890,-). Daarnaast vordert Ukje vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Ten slotte vordert Ukje dat dit vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
Ukje stelt daarvoor samengevat het volgende. Practical was verantwoordelijk voor het doen van btw-aangifte in Duitsland, maar heeft die aangifte voor sommige periodes niet en/of te laat gedaan. Practical heeft de overeengekomen opdracht dus niet goed uitgevoerd. Als gevolg daarvan heeft de Duitse fiscus boetes opgelegd en is het [internetsite] -account tijdelijk geblokkeerd, waardoor Ukje omzet is misgelopen. De schade die als gevolg hiervan is ontstaan moet Practical vergoeden, omdat die schade niet zou zijn geleden als Practical op de juiste manier de btw-aangifte had gedaan.
3.3.
Practical is het niet eens met de stellingen van Ukje en betwist dat Practical de opdracht niet goed heeft uitgevoerd. Ukje heeft te weinig concreet gemaakt wat Practical niet goed zou hebben gedaan. Ook ontbreekt een degelijke onderbouwing van de schade. Practical concludeert daarom dat Ukje niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat de vorderingen moeten worden afgewezen met veroordeling van Ukje in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of Practical de overeengekomen opdracht goed heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat dit niet zo is. De vragen die daarop volgen zijn of Ukje als gevolg daarvan schade heeft geleden en of Practical die schade moet vergoeden. Het is volgens de rechtbank aannemelijk dat Ukje schade heeft geleden als gevolg van het handelen van Practical. De precieze hoogte van de schade kan de rechtbank op dit moment echter nog niet vaststellen. Zij geeft Ukje daarom de gelegenheid om haar schade verder te onderbouwen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij aan haar oordeel komt.
De gemaakte afspraken tussen partijen…
4.2.
Partijen zijn in september 2018 overeengekomen dat Practical vanaf 1 januari 2019 (onder andere) de btw-aangifte in Duitsland zou verzorgen. Dat volgt uit de offerte van Practical waar Ukje mee akkoord is gegaan, de e-mail van 5 september 2018 van Ukje aan Practical met daarin enkele uitgangspunten en het akkoord daarop in de e-mail van 9 september 2018 van Practical aan Ukje.
4.3.
De verantwoordelijkheden tussen partijen waren daarbij als volgt verdeeld. Ukje was verantwoordelijk voor het volledig, juist en tijdig aanleveren van de benodigde gegevens. Practical zou vervolgens aan de hand van die gegevens de btw-aangiftes opstellen en bij de Duitse fiscus indienen. Op die btw-aangiftes was het bedrag zichtbaar dat Ukje aan de Duitse fiscus moest betalen. Practical zou op tijd een betalingsopdracht klaarzetten om het verschuldigde bedrag aan de Duitse fiscus te betalen, waarop Ukje verantwoordelijk was voor het tijdig betalen van deze opdrachten.
4.4.
Bij de uitvoering van deze afspraken was Practical volgens artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verplicht om de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Op basis van de hierboven genoemde afspraken was Practical als goed opdrachtnemer in ieder geval verplicht om tijdig een juiste – dat wil zeggen: op basis van de door Ukje aangeleverde gegevens correcte – aangifte te doen. Daarbij moest Practical de zorgvuldigheid in acht nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel dienstverlener mocht worden verwacht.
… zijn door Practical niet nagekomen
4.5.
Uit het dossier blijkt dat Practical niet altijd als goed opdrachtnemer heeft gehandeld. In brieven die Ukje vanaf oktober 2020 van de Duitse fiscus ontving wijst de Duitse fiscus er onder andere op dat er geen jaaraangifte voor 2019 is gedaan en geen maandaangifte voor juni 2020. In latere brieven wijst de Duitse fiscus erop dat er voor verschillende periodes na juli 2020 geen aangifte is gedaan. Ukje heeft deze brieven steeds doorgestuurd aan haar vaste contactpersoon bij Practical, mevrouw [naam] (hierna: [naam] ). Ukje heeft daarbij meermaals de vraag gesteld of er iets met deze brieven gedaan moest worden en aangegeven niet te begrijpen waarom deze brieven werden gestuurd. [naam] reageerde hier steeds op dat Ukje niets met de brieven hoefde te doen en dat zij zou nagaan waarom de brieven werden verstuurd. Desondanks bleven de brieven komen. Dit had voor Practical een signaal moeten zijn dat er iets in haar aangifteproces niet goed ging.
4.6.
Dat Practical dit signaal niet, althans onvoldoende, heeft opgepakt blijkt uit de brief van de Duitse fiscus van 8 november 2023, waarin staat dat vanaf juli 2020 geen btw-aangiftes zijn ontvangen en geen jaaraangiftes over 2018 tot en met 2021. Practical heeft onvoldoende feiten aangedragen waaruit blijkt dat er in de genoemde periode wel aangiftes door haar zijn gedaan en de Duitse fiscus een fout heeft gemaakt. Daarnaast heeft Practical tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er in het aangifteproces dingen mis zijn gegaan. Uit het voorgaande volgt dat Practical bij de uitvoering van de overeenkomst niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen. Er is daarom sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
4.7.
Dit oordeel wordt niet anders door verschillende argumenten die Practical nog heeft aangevoerd. Zo heeft Practical gesteld dat [naam] meermaals telefonisch contact met de Duitse fiscus heeft gehad en dat haar is bevestigd dat de aangiftes, al dan niet op tijd, zijn gedaan, maar die stelling is verder niet door Practical onderbouwd. Bovendien staat een dergelijke bevestiging lijnrecht tegenover de mededeling in de brief van 8 november 2023 dat er aangiftes missen. Als de Duitse fiscus al zou hebben bevestigd dat op tijd aangifte is gedaan, dan had het op de weg van Practical gelegen om dat schriftelijk vast te (laten) leggen. Verder heeft Practical gesteld dat er tijdens de looptijd van de overeenkomst niets in het aangifteproces is veranderd, maar ook die stelling is verder niet onderbouwd. Dat had wel op de weg van Practical gelegen, aangezien het niet voor de hand ligt dat sommige aangiftes wel en anderen niet zouden zijn ontvangen, terwijl er niets in het aangifteproces zou zijn veranderd. Ten slotte heeft Practical aangevoerd dat er bij de overdracht naar de nieuwe boekhouder van Ukje geen collegiaal overleg heeft plaatsgevonden en dat dit de schade had kunnen voorkomen. Dat kan zo zijn, maar dat neemt niet weg dat Practical in de periode dat zij verantwoordelijkheid was voor het doen van de btw-aangifte in Duitsland aangiftes niet of te laat heeft ingediend. Het is aan haar de daardoor ontstane problemen op te lossen.
4.8.
Ukje heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Ukje als gevolg van de tekortkoming van Practical schade heeft geleden. Uit de verschillende brieven van de Duitse fiscus volgt namelijk dat er boetes zijn opgelegd omdat er te laat aangifte is gedaan. Daarnaast volgt uit de brief van 8 november 2023 dat het Duitse [internetsite] -account tijdelijk gesloten is geweest als gevolg van de te late aangiftes, waardoor aannemelijk is dat Ukje omzet is misgelopen. Er is dus sprake van een tekortkoming die tot schade heeft geleid. Op grond van artikel 6:74 BW is Practical daarom verplicht de schade te vergoeden die Ukje heeft geleden als gevolg van die tekortkoming.
Omvang van de schade moet nader onderbouwd worden
4.9.
Hoewel het aannemelijk is dat Ukje schade heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van Practical, kan op dit moment de omvang van de schade niet worden vastgesteld. De rechtbank zal Ukje daarom in de gelegenheid stellen om de schade in een akte nader te onderbouwen. Hierna zal per gevorderde schadepost worden toegelicht welke onderbouwing in ieder geval noodzakelijk is.
a. Boetes
4.9.1.
Ukje heeft vergoeding van schade als gevolg van de opgelegde boetes gevorderd. De opgelegde boetes komen voor vergoeding in aanmerking nu tussen partijen vaststaat dat de betalingsopdrachten die Practical voor Ukje had klaargezet op tijd door Ukje zijn uitgevoerd, met uitzondering van oktober 2021. Van de te late betaling in oktober 2021 heeft Practical in de conclusie van antwoord erkend dat dat komt doordat Practical de betalingsopdracht te laat had klaargezet. Daaruit volgt dat de boetes die zijn opgelegd het directe gevolg zijn van het handelen van Practical, namelijk het niet of te laat doen van aangifte en het te laat klaarzetten van de betalingsopdracht voor oktober 2021, en niet van handelen van Ukje.
4.9.2.
Hoe de gevorderde € 46.929,82 is opgebouwd volgt evenwel niet uit het dossier. Ook blijkt niet of dit bedrag in zijn geheel ziet op de periode waarvoor Practical verantwoordelijk was.
b. Misgelopen omzet
4.9.3.
Verder heeft Ukje vergoeding van schade gevorderd die Ukje is misgelopen doordat haar Duitse [internetsite] -account op last van de Duitse fiscus is gesloten, zodat Ukje geen producten meer kon verkopen via die webshop. Deze schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat er een causaal verband is tussen de tekortkoming van Practical en het sluiten van het [internetsite] -account. Het [internetsite] -account is namelijk gesloten vanwege het ontbreken van maand- en jaaraangiftes, zo schrijft de Duitse fiscus in de brief van 8 november 2023.
4.9.4.
Deze vorm van schade kan echter niet worden begroot op de misgelopen omzet, zoals Ukje in haar dagvaarding schrijft. Tijdens de mondelinge behandeling is door Practical aangevoerd dat alleen de nettowinst behorende bij de misgelopen omzet als schade aangemerkt zou kunnen worden. Ukje heeft daarop gereageerd dat niet de nettowinst, maar de brutowinst als schade aangemerkt moet worden. Naar aanleiding van deze discussie tussen partijen merkt de rechtbank op dat volgens artikel 6:96 lid 1 BW gederfde winst als vorm van vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komt. Het uitgangspunt bij de berekening daarvan is de brutowinst, bestaande uit de omzet minus de variabele kosten. Hierop komen volgens artikel 6:100 BW in aftrek de voordelen die Ukje heeft genoten als gevolg van de tekortkoming van Practical, zoals een besparing op de vaste kosten, terwijl eventueel gemaakte kosten ter voorkoming of beperking van schade volgens art. 6:96 lid 2 sub a BW erbij worden opgeteld. De uitkomst van die rekensom is de gederfde winst die voor vergoeding in aanmerking komt.
4.9.5.
Ukje dient dus nader te onderbouwen welke brutowinst is misgelopen door het sluiten van het [internetsite] -account, of Ukje daarvan voordelen heeft ondervonden en of er kosten ter voorkoming of beperking van schade zijn gemaakt.
c. Kosten gemaakt door Duitse belastingspecialist
4.9.6.
Ten slotte heeft Ukje vergoeding van schade gevorderd die bestaat uit het inschakelen van een Duitse belastingspecialist, die met de Duitse fiscus heeft onderhandeld over het vrijgeven van het Duitse [internetsite] -account. Ook deze schade staat in causaal verband met de tekortkoming van Practical. Deze kosten had Ukje immers niet hoeven maken als Practical op tijd de juiste aangiftes had ingediend. Het bedrag dat in de dagvaarding wordt gevorderd is echter niet onderbouwd met facturen of specificaties van de werkzaamheden. Daarnaast blijkt uit het dossier niet of Ukje deze kosten heeft voldaan.
Verder verloop van de procedure
4.10.
De vermeerdering van eis tijdens de mondelinge behandeling is geweigerd, maar nu de rechtbank heeft besloten om Ukje de gelegenheid te geven de hoogte van de schade nader te onderbouwen, heeft Ukje binnen de grenzen van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsnog de mogelijkheid om haar eis te vermeerderen.
4.11.
Na ontvangst van de nadere onderbouwing van de schade zal Practical in de gelegenheid worden gesteld om op die onderbouwing te reageren. De rechtbank zal daarna beoordelen of er een eindvonnis gewezen kan worden, of dat er verdere processuele handelingen nodig zijn.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 december 2024voor het nemen van een akte door Ukje over wat is vermeld onder 4.9.1 t/m 4.9.6, waarna Practical op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.C. Van der Roest en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.