ECLI:NL:RBAMS:2024:6789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
AMS 24/1993
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen aanslag precariobelasting voor woonboot in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een woonboot, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een opgelegde aanslag precariobelasting voor het jaar 2023. De heffingsambtenaar had op 30 april 2023 een aanslag van € 1.635,90 opgelegd, welke door eiser werd betwist. Eiser stelde dat de verhoging van de tarieven niet redelijk was en dat zijn bezwaar niet adequaat was behandeld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had ingegaan op de bezwaargronden van eiser. De rechtbank benadrukte dat de verhoging van de precariobelasting een politieke keuze is, waar de gemeente grote vrijheid in heeft. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onzorgvuldig proces en dat de heffingsambtenaar zich aan de geldende verordening had gehouden. Wel werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan eiser, omdat deze niet correct was behandeld in de eerdere uitspraak op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam .

Inleiding

1. Met een besluit van 30 april 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een aanslag precariobelasting (de aanslag) opgelegd.
1.1.
Met de uitspraak op bezwaar (de bestreden uitspraak) van 15 februari 2024 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de heffingsambtenaar in de persoon van mr. H. Oderkerk deelgenomen.

Feiten en omstandigheden

2. Aan eiser is voor het jaar 2023 een aanslag precariobelasting opgelegd voor de woonboot “ [naam] ” aan de [adres] , te Amsterdam, waarvan eiser eigenaar en gebruiker is. De aanslag bedraagt € 1.635,90,-.
3. Eiser is het niet eens met de verhoging van de tarieven en geeft aan dat hier ook geen redelijke motivering voor is. Ook vraagt eiser zich af of er nog fatsoenlijke afmeervoorzieningen komen. Als laatste standpunt geeft eiser aan dat de grieven die hij naar voren heeft gebracht tegen deze aanslag en die van de precariobelasting 2021 nooit allemaal beantwoord zijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanslag terecht en tot een juist bedrag heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is, maar wel nadat de heffingsambtenaar de motivering heeft verbeterd in beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Juridisch kader

6. Op grond van artikel 228, eerste lid, van de Gemeentewet kan een precariobelasting worden geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Binnen de gemeente Amsterdam wordt op grond van artikel 2 van de Verordening precariobelasting Amsterdam 2020 (de Verordening) onder de naam precariobelasting een directe belasting geheven ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op, of boven gemeengrond afkomstig of aanwezig zijn. Voor woonschepen geldt voor het jaar 2023 een precariobelasting van € 13,30,- per m² per jaar voor de stadsdelen Centrum, Zuid, Oost en West. [1] De woonboot van eiser ligt in [stadsdeel] .
De verhoging van het tarief
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (het Hof) van 20 juni 2023. [2] Het Hof heeft in deze zaken de verhoging van het tarief van precariobelasting voor het jaar 2020 van € 6,69 naar (afhankelijk van het stadsdeel) € 11,- en € 9,- per m² per jaar akkoord bevonden. Zoals eiser terecht heeft opgemerkt, heeft er in dat jaar inderdaad een forse verhoging van de precariobelasting plaatsgevonden. De bedragen voor belastingjaar 2023 borduren hier op voort.
8. Zoals het Hof in haar uitspraak overweegt, heeft de formele wetgever nauwelijks beperkingen gesteld aan de gemeentelijke wetgever bij de heffing van precariobelasting. De gemeentelijke wetgever heeft daarmee een grote mate van vrijheid over de vaststelling van de precariobelastingtarieven en voor de bestuursrechter rest een beperkte toets. Voor ingrijpen door de rechter is slechts plaats als de politieke besluitvorming omtrent de precariobelasting oncontroleerbaar of onzorgvuldig is geweest.
9. De rechtbank is van oordeel dat hiervan bij de tariefsverhoging voor 2023 geen sprake is geweest. Uit de politiek-bestuurlijke totstandkoming van de verhoging van het tarief precariobelasting 2020 blijkt dat de negatieve gevolgen van de tariefsverhoging voor woonbooteigenaren betrokken zijn in de besluitvorming van de Amsterdamse gemeenteraad. Het is een politieke keuze om dit al dan niet te veranderen. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen over de tariefsverhoging van de precariobelasting voor het jaar 2023.
10. Ook de heffingsambtenaar heeft zich te houden aan de tarieven die in de Verordening zijn vastgesteld. De bezwaargronden van eiser (die gelijk zijn aan de beroepsgronden) konden dus niet tot een ander resultaat leiden. Dat neemt niet weg dat daarop in de bestreden uitspraak op bezwaar had moeten worden ingegaan. De heffingsambtenaar heeft op zitting aangegeven dat in de bestreden uitspraak ten onrechte is opgemerkt dat eiser geen gronden had ingediend en deze niet inhoudelijk zijn behandeld. Eiser had wel gronden toegestuurd in bezwaar. De heffingsambtenaar stelt zich bereid om het griffierecht te vergoeden. De rechtbank zal de bestreden uitspraak in stand laten, maar veroordeelt de heffingsambtenaar wel tot het vergoeden van het griffierecht van eiser op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
11. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar daarnaast toegelicht dat hij alleen over de te vorderen belasting gaat en niet over bijvoorbeeld de afmeervoorzieningen. Eiser moet hiervoor bij het stadsdeel zijn.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De heffingsambtenaar moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Zaagsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4 en 7 van de Verordening en het tarievenblad dat bij de Verordening is gevoegd.