ECLI:NL:RBAMS:2024:6790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
AMS 24/2164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser, geboren in 2003, heeft een aanvraag ingediend op 16 februari 2023, die op 25 september 2023 door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op basis van de beroepsgronden van eiser, die stelt dat er ten onrechte van wordt uitgegaan dat herstel zal leiden tot verbetering van zijn arbeidsvermogen. Eiser lijdt aan psychoses en heeft een disharmonisch intelligentieprofiel, wat zijn functioneren beïnvloedt. De rechtbank concludeert dat er op basis van de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die aangeven dat er nog behandelmogelijkheden zijn, niet uitgesloten kan worden dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag door verweerder voldoende is gemotiveerd en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2164

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong [1] -uitkering.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2024 op zitting behandeld. Eiser was hierbij aanwezig, samen met zijn gemachtigde en mr. K.A.J. Groeneveld. Tevens was de [functie] van eiser, [naam] , aanwezig bij de zitting. Namens verweerder was gemachtigde aanwezig.

Wat aan deze procedure voorafging

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2003. Hij is bekend met meerdere aandoeningen, te weten psychoses en een disharmonisch intelligentieprofiel ten nadele van zijn performale vaardigheden. Er is tevens sprake van een stoornis in cannabisgebruik en forse gedragsproblematiek. Eiser heeft op 16 februari 2023 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij verweerder waarbij hij heeft verzocht om een Wajong-uitkering.
3. Met het besluit van 25 september 2023 heeft verweerder beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Volgens verweerder heeft eiser nu geen arbeidsvermogen, maar is de verwachting dat hij in de toekomst nog wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Verweerder heeft aan dit besluit rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van 21 september 2023 en 22 september 2023 ten grondslag gelegd. Uit de rapporten blijkt dat er voor eiser nog behandelmogelijkheden zijn.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 februari 2024 en 11 maart 2024 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om van de conclusies uit het eerdergenoemde besluit af te wijken.
Standpunt eiser
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat er ten onrechte van wordt uitgegaan dat herstel zal leiden tot verbetering van arbeidsvermogen. Zijn behandelend psychiater schrijft dat het doel van de behandeling voornamelijk is gelegen in het stabiliseren van de psychose en het verbeteren van het functioneren binnen 24-uurs zorg voor langere tijd. Eiser is van mening dat zijn problematiek duurzaam is, omdat hij hoe dan ook altijd gevoelig zal zijn voor psychoses en hij ter preventie niet goed belastbaar is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan niet concreet maken welke verbetering er verwacht wordt. Volgens eiser heeft verweerder daarmee niet voldaan aan zijn bewijslast.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De rechtbank verwijst naar de bijlage voor het toepasselijke juridisch kader.
9. Niet in geschil is dat eiser op dit moment geen arbeidsvermogen heeft, met name doordat sprake is van een actieve psychose. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. De discussie spitst zich daarbij toe op de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet uitgesloten is dat eiser in de toekomst basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen. Uitgangspunt is daarbij 25 september 2023, de datum waarop eiser een Wajong-uitkering heeft aangevraagd.
10. Het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen betekent dat de mogelijkheden om te werken niet door medisch herstel, behandeling, begeleiding of door training (bijvoorbeeld door scholing) kunnen verbeteren. [2] Verweerder gebruikt bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen het beoordelingskader duurzaamheid Wajong, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het Compendium Participatiewet. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. [3]
11. De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. Daarvan is sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. Als verweerder stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft verweerder niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Verweerder moet in zo’n geval wel aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan. [4]
12. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 21 september 2023 volgt dat er met passende behandeling en begeleiding nog een mogelijkheid is dat eisers bekwaamheden zullen toenemen. De primaire verzekeringsarts kan niet vaststellen dat er in geheel geen toename van bekwaamheden meer te verwachten valt. Dit wordt ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn schrijven van 29 februari 2024 onderschreven. Deze heeft nog bij de behandelend psychiater navraag gedaan over de aard en het doel van de behandeling van eiser en of deze behandeling gericht is op het verbeteren van functioneren. De behandelend psychiater heeft in een brief van 13 februari 2024 toegelicht dat er voor eiser nog behandelmogelijkheden zijn die zien op stabilisatie en herstel en dus op verbetering van functioneren. Daarnaast zijn er volgens de behandelend psychiater nog aanvullende behandelmogelijkheden voor de psychoses.
13. De rechtbank ziet deze (aanvullende) behandelmogelijkheden ook terug in de stukken uit de behandelend sector van 13 mei 2024 die door eiser zijn ingebracht. Zowel de psychiater als de maatschappelijk werkster/ambulant psychiatrisch begeleider geven aan dat niet uitgesloten is dat er verbetering in de belastbaarheid kan optreden met behandeling. Tegelijkertijd geven zij ook aan dat de kans dat dit lukt klein is, maar zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn reactie van 1 juli 2024 ook terecht opmerkt, is dat dus niet uitgesloten. De rechtbank ziet dat de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep getrokken conclusies logisch volgen uit de medische stukken die eiser heeft overgelegd.
14. Ook de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn navolgbaar. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep haar had toegelicht dat het wel mogelijk was een functie te duiden, maar dat hij dit niet in de rapportage heeft opgenomen, omdat op dit moment sprake is van geen benutbare mogelijkheden en nog niet duidelijk is welke verbeteringen in de toekomst te verwachten zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een nadere motivering, zoals eiser heeft verzocht. De motivering is weliswaar kort, maar wel voldoende. Het criterium voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering is heel strikt en op basis van de stukken en informatie die nu voorliggen, is er te weinig zekerheid dat eiser geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Zaagsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Juridisch kader

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Artikel 1a:1. Jonggehandicapte

1Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
(. . .)
3. De ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft wordt alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
4Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.

Artikel 1a:2. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering

1.De jonggehandicapte heeft recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
2. De persoon die recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2 of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 heeft of heeft gehad, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk.
Compendium Participatiewet bijlage 1: Duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.

Voetnoten

1.Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
2.Zie in dit kader de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad) van 28 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1953; zie ook de Nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 tot wijziging van het Schattingsbesluit in verband met de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 2014, 359).
3.Zie de bijlage: juridisch kader voor het stappenplan; zie in dit kader de uitspraak van de Raad van 19 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1190.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 12 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1328.