ECLI:NL:RBAMS:2024:7061
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag herleving WW-uitkering door zelfstandige
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om herleving van zijn WW-uitkering beoordeeld. Eiser, die als zelfstandige werkzaam was, had op 25 januari 2023 een WW-uitkering aangevraagd, welke hem per 1 februari 2023 was toegekend. Echter, deze uitkering werd per 1 mei 2023 beëindigd omdat eiser als zelfstandige was gaan werken. Op 3 januari 2024 vroeg eiser om herleving van zijn WW-uitkering, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op basis van het feit dat eiser zijn werkzaamheden als zelfstandige niet volledig had beëindigd.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelde dat hij geen zelfstandige was, maar een werknemer, omdat hij belastingadviesdiensten in dienst van zijn B.V. had verricht. De rechtbank oordeelde echter dat eiser terecht als zelfstandige was aangemerkt, aangezien hij geen premies voor werknemersverzekeringen afdroeg en zijn B.V. nog steeds bestond. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden van eiser op het moment van de WW-aanvraag niet waren beëindigd, en dat de afwijzing van de aanvraag om herleving van de WW-uitkering door verweerder terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 21 van de Werkloosheidswet, dat stelt dat het recht op een WW-uitkering alleen kan herleven als de werkzaamheden als zelfstandige volledig zijn beëindigd.