ECLI:NL:RBAMS:2024:7102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
13/732649 HA ZA 23-389
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in schadestaatprocedure over onrechtmatige daad en misgelopen inkomsten door benadering van klanten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een schadestaatprocedure tussen WORLD SPORTS COMPANY B.V. (WSC) en een gedaagde partij, die in Polen is gevestigd. WSC vordert schadevergoeding van de gedaagde, die klanten van WSC heeft benaderd na de beëindiging van hun samenwerking. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door vergelijkende reclame te maken die de goede naam van WSC heeft geschaad. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 maart 2023, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis van 4 oktober 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 december 2023 zijn er diverse verzoeken gedaan, waaronder een wrakingsverzoek van de gedaagde, dat is afgewezen. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de gedaagde bevolen om de executie van een eerder vonnis te staken en om verzendgegevens over te leggen. WSC heeft haar schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van de gedaagde onderbouwd met cijfers, maar de gedaagde betwist de hoogte en de toerekenbaarheid van de schade. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/732649 / HA ZA 23-389
Vonnis in de incidenten van 15 mei 2024
in de zaak van
WORLD SPORTS COMPANY B.V.,
te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: WSC,
advocaat: mr. S. Hartog te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] (Polen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.P. Lewandowski te Schiphol-Rijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 maart 2023 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023
- de akte van WSC met verzoek ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met producties
- de akte van [gedaagde] met verzoek ex artikel 22 Rv met producties
- de mondelinge behandeling van 22 december 2023, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt
- een wrakingsverzoek van [gedaagde] en de afwijzing daarvan bij beslissing van 23 februari 2024
- de akte van [gedaagde] met verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal en tot het maken van geluidsopname van een volgende zitting met een productie
- de antwoordakte van WSC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het proces-verbaal en verzoek

2.1.
[gedaagde] heeft opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal en WSC heeft daarop gereageerd. Alleen op de hierna volgende punten wordt het proces-verbaal verbeterd. Voor het overige wordt opgemerkt dat een proces-verbaal een zakelijke en geen letterlijke weergave is van hetgeen ter zitting is verklaard en dat daarin alleen de delen worden opgenomen die voor de te bespreken onderwerpen van belang zijn. Ook worden herhalingen met hetgeen in de spreekaantekeningen is opgemerkt doorgaans niet nogmaals opgenomen. Opmerkingen die neerkomen op napleiten worden niet geaccepteerd. Alle opmerkingen van [gedaagde] die niet worden overgenomen, voldoen aan deze toets.
2.2.
De rechtbank houdt de nummering aan die [gedaagde] in het als productie 68 overgelegde proces-verbaal heeft aangebracht. Die nummering komt niet geheel overeen met de toelichting van het verzoek tot wijziging, er is telkens een verschil van 4 of 5 nummers.
De onder [1] verzochte wijziging wordt hierbij doorgevoerd. En verder:
  • 2e keer [15] op pag. 4 (in de toelichting genoemd onder 18): de zin vanaf “De termen .. ter zitting:” wordt verwijderd. Dit is verklaard door mr. Lewandovski en [gedaagde] zoals weergegeven bij [30]
  • [21] (in de toelichting genoemd onder 23): aan het einde van de 2e alinea op pagina 6 wordt toegevoegd: “Het is aan WSC om te bewijzen aan welk van de voetbalclub waarvoor zij schade vordert, brieven en dozen door [gedaagde] zijn gezonden.”
  • [28] (in de toelichting genoemd onder 33): gelezen dient te worden “uit de administratie van WSC”
  • [31] (in de toelichting genoemd onder 35): gelezen dient te worden “Dat staat in de verklaring van de Poolse register accountant.”
  • [33] (in de toelichting genoemd onder 37): “verzonden” wordt gewijzigd in “overgelegd”
  • [37] (in de toelichting genoemd onder 41): “zij” wordt gewijzigd in “hij”.
2.3.
[gedaagde] heeft verzocht om geluidsopnamen te maken van de volgende zitting. WSC refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Dat verzoek wordt afgewezen. De onder 2.1 aangeduide werkwijze is bestendig gebruik en met de mogelijkheid om opmerkingen over het proces-verbaal te maken wordt voldoende rekening gehouden met de wens om een zakelijk proces-verbaal bij onjuistheden op een enkel punt aan te passen.

3.De feiten

3.1.
WSC is in 2012 opgericht en ontwikkelt marketingconcepten, met name voor professionele voetbalorganisaties, waarbij gepersonaliseerde producten kunnen worden geleverd, zoals sjaals. Deze sjaals worden vaak ontworpen door WSC en ter goedkeuring voorgelegd aan de klant.
3.2.
[gedaagde] is sinds 2009 gestart met zijn bedrijf. Hij is gevestigd in Polen en fabrikant van onder andere voetbalsjaals. Hij werkt onder de bedrijfsnaam Proscarves en domeinnaam [domeinnaam 1] . Hij bezoekt regelmatig beurzen.
3.3.
Partijen zijn in 2012/2013 gaan samenwerken. WSC en [gedaagde] hebben onderhandeld over een minimale afname, in ruil voor exclusiviteit en leveringsgarantie van bepaalde hoeveelheid sjaals. Deze samenwerking is op 18 oktober 2013 door [gedaagde] neergelegd in een document. Nadien is er tussen partijen verder gesproken en onderhandeld over een nadere overeenkomst, maar die heeft niet geresulteerd in een door beiden ondertekende overeenkomst. Er is uiteindelijk geen exclusiviteit tussen WSC en [gedaagde] afgesproken.
3.4.
Partijen hebben daarna wel zaken met elkaar gedaan in die zin dat WSC voetbalsjaals en andere producten bij [gedaagde] heeft besteld, welke [gedaagde] heeft gefabriceerd en aan WSC geleverd. De producten werden voor WSC door [gedaagde] rechtstreeks aan de afnemers afgeleverd. WSC gaf daarvoor de vervoersopdrachten via een Poolse organisatie aan DPD of DHL. WSC gaf [gedaagde] instructies over hoe de levering moest plaatsvinden. [gedaagde] fabriceerde ook producten voor eigen rekening en risico.
3.5.
Het DPD-nummer van WSC is [nummer 2] , dat van [gedaagde] is [nummer 1] .
3.6.
De producten moesten in winkels tentoongesteld worden. De sjaal moet daarvoor om een kartonnen kaart (headbord display) gevouwen worden. Voor de voetbalclubs moet daar een officiële hologramsticker van originaliteit op. Die stickers moet WSC inkopen bij die clubs, die verstuurde WSC dan naar [gedaagde] en zij plakten deze op de kantonnen kaart. Deze stickers waren het bewijs dat het de officiële sjaals van de club waren.
3.7.
De samenwerking tussen WSC en [gedaagde] heeft ruim vier jaren geduurd. Op 4 juli 2017 heeft [gedaagde] aan WSC een brief met als onderwerp “Letter of Termination” gezonden. Hij beëindigde daarin de samenwerkring met ingang van 15 juli 2017. De samenwerking is feitelijk geëindigd in december 2017.
3.8.
De domeinnaam van [gedaagde] is [domeinnaam 1] . [naam 1] , de bestuurder van WSC, heeft via zijn holding Bilderdijk Beheer, op 12 oktober 2017 een aantal domeinnamen gekocht die veel op de domeinnaam van [gedaagde] leken, te weten: [domeinnaam 2] , [domeinnaam 3] , [domeinnaam 4] ; [domeinnaam 5] , [domeinnaam 6] en [domeinnaam 7] .
3.9.
In 2017/2018 heeft WSC zelf een fabriek opgezet in Polen voor de productie van voetbalsjaals. De machines daarvoor werden in december 2017 geleverd en begin 2018 was de fabriek operationeel.
3.10.
WSC heeft – waarschijnlijk eind 2017 of begin 2018 – een brief laten uitgaan, waarin staat dat [gedaagde] een asbest-probleem in zijn fabriek heeft gehad.
3.11.
Partijen hebben over deze beëindiging van de samenwerking geprocedeerd. Bij eindarrest van 9 augustus 2022 van het gerechtshof te Amsterdam is onder meer als volgt geoordeeld:
“3.12 [gedaagde] heeft klanten van WSC benaderd in 2017 en 2018, op een beurs in Frankrijk en op een beurs in Groot-Brittannië. In het dossier bevinden zich afschriften van diverse brieven van [gedaagde] aan relaties van WSC waarin onder meer het volgende stond:
“Inside the box you will find scarves which we’ve manufactured for you. All scarves were sell to your club threw our reseller [naam 1] from World Sprots Company (I attached example of PO which prove it).
Unfortunatly becouse of many reasons we lost trust for [naam 1] and we would like to sell our products directly. (…) We would like to offer you exactly the same quality scarves (…) in much better price then our reseller World Sports Company . (…) if [naam 1] now will offer you scarves those new scarves will not be produced in my manufaturer so those scarves will be different then this what you already got in the past.”
In andere brieven staat dat
“… Mr [naam 1] from World Sports Company (…) did not play fair to me spreading lies and slandering me and my company among my clients. (…) Right now, he is delaying me with dozens of unpaid invoices” (even after months of reminders). This case has been recently forwarded to both the court and the bailiff. I thought that you should know about it.”
en/of wordt vermeld dat WSC domeinnamen met de naam ‘ [domeinnamen] ’ had geregistreerd en gesuggereerd dat zij die gebruikt om klanten te benaderen en de indruk te wekken dat zij onderdeel is van het bedrijf van [gedaagde] .
Bij veel van deze brieven heeft [gedaagde] dozen met sjaals meegestuurd met het label van WSC en kopieën van orders van WSC bij [gedaagde] .
(...)
4.5.4.
[gedaagde] heeft min of meer direct na het feitelijk einde van de commerciële relatie tussen partijen ongeveer alle (zoals WSC stelt en [gedaagde] niet betwist) klanten en relaties van WSC benaderd met brieven zoals hiervoor onder 3.12 beschreven. Dat hij daarbij achter de rug van WSC om gebruik maakte van zijn tijdens de samenwerking verworven kennis omtrent die klanten en (voor zijn prijsaanbod) omtrent WSC’s prijzen, en om zich te ‘legitimeren’ kopieën meezond van door WSC verstrekte productieorders, komt neer op misbruik van vertrouwen. De bedoelde brieven, waarin [gedaagde] aan de geadresseerden zijn eigen producten aanbood, bevatten diverse verwijzingen naar WSC of haar bestuurder [naam 1] dan wel de producten van WSC en zijn in zoverre vergelijkende reclame. Blijkens artikel 6:194a lid 2 BW, aanhef en onder e., is vergelijkende reclame geoorloofd op voorwaarde dat deze niet de goede naam schaadt van of zich niet kleinerend uitlaat over onder andere de goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van de concurrent. De brieven van [gedaagde] voldoen niet aan deze voorwaarde, nu daarin wordt gezegd, althans concreet gesuggereerd, dat WSC (en/of haar bestuurder [naam 1] ) niet te vertrouwen is, leugenachtige althans smadelijke mededelingen verspreidt, slecht van betalen is en/of zich bedient van valse (domein)namen.
4.5.5
Tegenover WSC’s stelling dat zij hierdoor schade heeft geleden heeft [gedaagde] weliswaar niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat die schade niet aan hem toerekenbaar is, maar wel het bestaan respectievelijk de aard en hoogte van de schade betwist. Het hof stelt vast, evenals de rechtbank in rov. 4.15, dat de schade tot nu toe nauwelijks onderdeel is geweest van het debat tussen partijen, terwijl het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van het onrechtmatig handelen op zichzelf voldoende aannemelijk is. Nu het hof over onvoldoende gegevens beschikt om de schade zelf te begroten en partijen daarom ook niet hebben verzocht zullen partijen daarvoor worden verwezen naar de schadestaatprocedure.”
En uit het dictum:
“(iii) verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens WSC heeft gehandeld doordat hij
relaties van WSC heeft benaderd op de wijze als bedoeld in dit arrest onder 4.5.4.;
(iv) veroordeeld [gedaagde] tot betaling van de daardoor door WSC geleden schade, op te maken bij staat”
Het hof heeft de veroordeling door de rechtbank Amsterdam (zaaknummer C/13/649493 / HA ZA 18/599) bij vonnis van 7 augustus 2018 van WSC tot betaling aan [gedaagde] van € 23.880,27 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW (rov. 5.1) en van de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW en nakosten (rov. 5.2 en 5.3) bekrachtigd.
3.12.
Op 17 november 2017 is een Poolse vennootschap genaamd WSC Direct SP. Z.o.o. (WSC Direct) opgericht en een Poolse commanditaire vennootschap genaamd WSC Direct Sp. Z.o.o. Spolka Komandytowa (WSC Direct SK). Minderheidsaandeelhouder van WSC Direct was de heer [naam 2] ( [naam 2] ).

4.Het geschil

4.1.
WSC vordert – samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan WSC van de door WSC geleden omzetschade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, vermeerderd met de door WSC gemaakte kosten, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ad € 8.197,75, welke vordering om proceseconomische redenen in hoofdsom wordt beperkt tot € 1.000.000,= in hoofdsom,
2. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure en de na het gewezen vonnis verschuldigde kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
WSC onderbouwt haar vordering als volgt. De onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagde] staat vast door het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 juni 2022, zoals verbeterd op 9 augustus 2022. Over 4 jaren heeft WSC in totaliteit € 1.114.209,95 (€ 533.852,31 + € 580.357,64) aan omzetschade geleden, zijnde gemiddeld €278.552,48 per jaar. De schade loopt nog door, maar om proceseconomische redenen beperkt WSC haar vordering tot deze 4 jaren en tot maximaal een bedrag van € 1.000.000.
4.3.
De schade is te verdelen in “Damage from lost customers” (de blauwe groep), Loss of revenues from WSC by reducing price (de oranje groep) en Damage from customers with lower turnover at first and later lost (de groene groep).
4.4.
Bij de schadevergoedingsverbintenis op grond van onrechtmatige daad treedt het verzuim ex artikel 6:83 sub b 3W zonder ingebrekestelling in.
4.5.
De verschuldigde schadevergoeding voor handelstransacties bestaat uit de wettelijke rentevoet ex artikel 6:119a BW. Hoewel de schade door WSC gelijkmatig door het hele jaar heen geleden wordt, vordert WSC uit proceseconomisch oogpunt de rente per einde jaar. Aldus wordt uitgekomen op de volgende bedragen:
Per 31/12/2018: rente over € 278.552,48 tot moment voldoening
Per 31/12/2019: rente over € 278.552,48 tot moment voldoening
Per 31/12/2020: rente over € 278.552,48 tot moment voldoening
Per 31/12/2021: rente over € 278.552,48 tot moment voldoening.
4.6.
De kosten van de diverse deskundigen die WSC heeft ingeschakeld voor de berekening van de schade bedraagt:
  • voor de accountant die de voornoemde bedragen heeft berekend (IBEO BV.): € 1.000,00 exclusief btw
  • voor medewerkster [naam 3] : 86 uur x €60 € 5.160,00.
4.7.
WSC vordert verder buitengerechtelijke kosten uit hoofde van artikel 6:96 lid 2 sub c BW met inachtneming van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit, begroot op een bedrag van € 8,197,75.
4.8.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert primair wegens schending van art. 21 Rv en misbruik van het recht tot veroordeling van WSC in volledige kosten inclusief nakosten, alles op te maken bij schadestaat procedure; subsidiair tot afwijzing van de vordering en veroordeling van WSC in de wettelijke kosten en nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat in dit vonnis de incidentele vorderingen zullen worden beoordeeld.
Incidentele vordering ex artikel 223 RV
5.2.
WSC vordert opschorting van de executie van het aan [gedaagde] in het arrest van het gerechtshof van 9 augustus 2022 bekrachtigde deel van het vonnis van de rechtbank Amsterdam (C/13/649493 / HA ZA 18-599) tot betaling van een bedrag van € 23.880.27 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW totdat er in de onderhavige procedure een vonnis is gewezen. Dat bedrag ziet op de laatste leveringen van [gedaagde] die nog niet zijn betaald. WSC stelt dat de vordering die zij heeft dit bedrag vele malen zal overstijgen, gelet op de vordering in deze zaak en dat zij die vordering wil verrekenen met de vordering van [gedaagde] .
5.3.
[gedaagde] erkent dat hij in de aanloop naar de zitting in de onderhavige procedure de executie tot betaling van € 23.880,27 door beslaglegging is gestart. Hij heeft de opschorting van executiemaatregelen ter zitting toegezegd tot aan dit vonnis. Verder stelt [gedaagde] dat WSC tot op de dag van vandaag, ondanks een duidelijk vonnis en arrest, in gebreke blijft met de betaling van het verschuldigde bedrag. Over de schade die WSC beweert te hebben geleden, voert [gedaagde] aan dat het zeer onzeker is welke schade is geleden. Het betreft een eigen berekening van WSC. Allerlei kosten zoals die van DPD zijn daarin niet meegenomen. WSC heeft gerekend met omzet en niet met gederfde winst. Ook met commissies die aan [naam 8] en [naam 9] zijn uitgekeerd is geen rekening gehouden.
5.4.
De rechtbank oordeelt het volgende. De onrechtmatige daad door ongeoorloofde vergelijkende reclame is door het hof vastgesteld. [gedaagde] is daarvoor schadeplichtig. De schadevordering van WSC komt – zonder kosten en rente – neer op 1 miljoen euro. Hoewel aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat daarmee de hoogte van de schade nog niet is vastgesteld, heeft WSC toegelicht dat de schade van alleen de blauwe groep (verloren klanten) al op ongeveer € 400.000,- kan worden begroot. Ook de hoogte van dat bedrag staat niet vast, maar het verliezen van klanten door het onrechtmatig gedrag van [gedaagde] is hoogstwaarschijnlijk en uit de berekeningen van de schade door WSC voor alleen al deze groep volgt op dit moment al dat het hoogstwaarschijnlijk is dat deze het bedrag van € 23.880 zal overstijgen. Daarom wordt aan [gedaagde] bevolen de executie van het bekrachtigde deel van het vonnis van de rechtbank te staken gedurende de loop van dit geding totdat eindvonnis zal zijn gewezen.
Incidentele vordering ex artikel 22 Rv van [gedaagde]
5.5.
[gedaagde] verzoekt om met toepassing van artikel 22 Rv aan WSC te bevelen de volgende bescheiden (over de periode 2017— tot en met november 2023) over te leggen:
a. Overzicht van geldstromen (bankafschriften en grootboekrekeningrapporten) van alle transacties tussen vennootschapen van [naam 1] en/of Bilderdijk groep.
b. Financiële gegevens van UK limiet (omzet en w&v) [de rechtbank leest: “UK Limited”.
c. Alle overzichten van grootboek omzet van alle vennootschappen van [naam 1] uit hoofde van verkoop en levering van in geding zijnde goederen.
d. Afschrift van de vaststellingsovereenkomst tussen [naam 1] en/of een of meer vennootschappen van [naam 1] en [naam 2] .
e. Volledige correspondentie tussen [naam 1] en [naam 2] in de periode 2016-2023 omtrent samenwerking tussen [naam 2] en [naam 1] .
5.6.
[gedaagde] voert aan dat er geen exclusiviteit voor WSC bestond om de sjaals aan de clubs te verkopen, dus het stond [gedaagde] vrij de clubs te benaderen. Verder voert hij aan dat de rechtbank door WSC is misleid door handtekeningen van [gedaagde] te vervalsen, zoals blijkt uit het handschriftonderzoek van drs. Angelika Werwinska, expert in forensisch onderzoek en door te verbergen dat omzet naar Polen en Engeland is omgeleid. [gedaagde] betwist dat hij toegang had in de klanten database van WSC. Het causaal verband wordt betwist en de berekeningen van de schade zijn niet onafhankelijk opgesteld en bevatten methodologische fouten zoals het negeren van margeverlies en verschillen in prijsstelling. [gedaagde] wijst op omzetverlies door Covid19 die niet is meegenomen door WSC. Volgens [gedaagde] heeft [naam 2] op onrechtmatige wijze gegevens van DPD doorgegeven aan WSC of [naam 1] heeft ze op onrechtmatige wijze van DPD verkregen. De Poolse advocaat van [gedaagde] was aanwezig bij een politieverklaring die van [naam 2] is opgenomen op 9 augustus 2023 en [naam 2] zou onder meer hebben verklaard dat de samenwerking tussen hem en [naam 1] is gestart in september 2017 en dat de eerste machines in de Poolse fabriek van WSC zijn aangekomen in december 2017. Door brieven over asbest in de fabriek van [gedaagde] onder de clubs te verspreiden, heeft WSC door eigen schuld klanten verloren. Door WSC is omzet via buitenland omgeleid - namelijk via Polen en Engeland -, en WSC bood zelf kortingen en lagere prijzen wegens het opstarten van een eigen fabriek in Polen. De vennootschappen WSC Direct en WSC Direct SK hebben direct na het oprichten hoge omzetten gedraaid.
5.7.
[gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat hij dit verzoek tot overlegging van meer gegevens alleen doet met betrekking tot de klanten ten aanzien van wie WSC schade claimt. [gedaagde] wil uit deze gegevens kunnen concluderen of bij WSC niet eerder prijswijzigingen hebben gespeeld en of onder andere de invloed van de corona-crisis is meegewogen. Ook wijst [gedaagde] op correspondentie van 2016 waarin staat dat door WSC de prijzen zijn verlaagd en op het bestaan van andere redenen om de relatie met WSC te verbreken. Zodoende is het causaal verband nog niet aangetoond, aldus nog steeds [gedaagde] .
5.8.
WSC lichtte ter zitting toe dat de kosten voor het opzetten van de fabriek in Polen niet zijn meegenomen in de schadevordering. Voor de schade is berekend het bedrag van de verlaging van de prijs van de sjaals maal het aantal sjaals en dat bij zo’n twintig klanten van WSC die als klant zijn vertrokken of waar WSC minder aan heeft kunnen verdienen. WSC vermoedt dat [gedaagde] deze incidentele vordering instelt met een ander doel dan voor deze zaak.
5.9.
WSC heeft een verklaring van 3 december 2020 van zijn accountant [naam 4] werkzaam bij IBEO overgelegd. Daarin is een gewogen gemiddelde inkoopprijs over de jaren 2014 tot en met 2017 berekend van € 2,46 per sjaal. De accountant heeft in 2018 een ongebruikelijke verlaging van de verkoopprijs in de administratie van WSC bemerkt van tussen £ 0,45 en 1,4 per sjaal.
5.10.
WSC heeft daarnaast foto’s overgelegd van vanuit DPD verzendnummer [nummer 1] (van [gedaagde] ) in 2018 door [gedaagde] verzonden dozen die zij ontving van verschillende voetbalclubs, te weten van West Ham, Braunschweig, Reading.
5.11.
WSC heeft een overzicht overgelegd van DPD zendingen. Daarvan zijn met het verzendnummer [nummer 1] van [gedaagde] in 2018 pakketten verzonden aan de voetbalclubs (zover in bovenstaande overzichten genoemd): Bristol, Brighton, Celtic, Crystal Palace,
Leicester, Liverpool, Plymouth, Southampton, Watford, West Bromwich, West Ham, Tottenham, Bournemouth, Braunschweig. Het betrof hier steeds zendingen van 1 à 2 kg, aldus nog steeds WSC.
Incidentele vordering ex artikel 22 Rv van WSC
5.12.
Ter zitting heeft WSC verzocht om aan [gedaagde] het bevel op te leggen om gegevens over te leggen van bedrijven van de klantenkring van WSC van vóór 2017 die na 1 januari 2018 naar [gedaagde] zijn overgestapt. Daarnaast verzoekt WSC een door [gedaagde] bij DPD en DHL opgevraagde lijst van verzendingen van [gedaagde] in de periode van april 2017 tot en met februari 2018.
5.13.
[gedaagde] verwijst naar de verklaring van een register-accountant die hij heeft overgelegd, waaruit blijkt dat door [gedaagde] niet is gewerkt met andere klanten van WSC. Hij voert aan dat niet hij maar WSC de bewijslast draagt van de door WSC verzochte gegevens.
Oordeel inzake beide vorderingen ex artikel 22 Rv
5.14.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verzoeken ex artikel 22 Rv als volgt.
Het bevel dat [gedaagde] verzoekt te geven is zeer ruim omschreven. Dat wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht voor de beoordeling van de geleden schade. Ook is de periode die [gedaagde] aangeeft te ruim. Die periode dient te worden beperkt tot het doel van schadevaststelling en de periode waarover de schade wordt gevorderd (2018 tot en met 2021). Uit de door WSC bij dagvaarding overgelegde facturen van [gedaagde] aan WSC en van WSC aan de clubs blijken de aan- en verkoopprijzen in 2016 tot 2022 ten behoeve van een 24-tal clubs, hieronder gegroepeerd naar ‘blauwe’, ‘oranje’ en ‘groene’ groep, respectievelijk verloren klanten, klanten waarbij prijsverlaging is doorgevoerd en lagere omzet en later verloren klanten.
Blauwe groep
CLUB
sjaals
Prijs [gedaagde] per unit in 2016 in €
Prijs [gedaagde] per unit in 2017 in €
Factuurprijs WSC in 2016 in € (Kaisersl. en FFF) en in £
Factuurprijs WSC in 2017 in € (Kaisersl. en FFF) en in £
Factuurprijs WSC in 2018 in € (Kaisersl. en FFF) en in £
Correspon-dentie
Kaiserslautern productie 3a
2,52 en soms 2,95
2,75 en soms 2,89 of 2,83
4,05 en soms 4.10
4,05
4,05
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Bournemouth productie 3b
3,29
2,97 of 2,75
5,00
4,50
-
(brief onleesbaar lijkt aan mr [naam 5] )
French FF
Productie 3c
Tussen 2,23 en 2,95 soms
Tussen 4,00 en 4,50
-
-
(brief onleesbaar lijkt aan mr [naam 5] )
Cardiff productie 3d
2,95
2,83
4,75
4,90
Aan mr. [naam 6]
Chelsea productie 3e
2,95 en 2,65
2,95
4,75 en 4,35
4,75 en 3,20
Aan mr. [naam 6]
,,
5,39
7,25
Christal Palace productie 3f
2,52, 2.75 en 3,07
4,40
Aan mr. [naam 6]
Celtic productie 3g
2,52 en soms 2,95
3,24 of 3,29 en 2,95
4,00
4,00
4,00
(brief onleesbaar lijkt aan mr [naam 5] )
Ipswich Town productie 3g
2,75
2,52 en 3,01
4,75
3,50
Aan mr. [naam 6] - antwoord dat IT overstapt
Oranje groep
CLUB
sjaals
Prijs [gedaagde] per unit in 2016 in €
Prijs [gedaagde] per unit in 2017 in €
Factuurprijs WSC aan de club in 2016 in £
Factuurprijs WSC aan de club in 2017 in £
Factuurprijs WSC aan de club in 2018 / 2019 /2020 /2021 / 2022 in £
Correspon-dentie
Brighton productie 4a
2,97 / met naam 5,38
2,89 / met naam 5,50
4,05 en soms 4.10 en 6,00
4,85 / met naam 7,25
3,50 / 3,50 en 3,25 / 3,60 / 3,75 / 3,75 2)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Bristol FRANCHISE
Productie 4b
2,95
2,95 en 2,52
5,00 en soms 4,90
4,50
‘- / - / - / - 1) en 2)
[gedaagde] aan mr. [naam 5] en aan mr. [naam 7]
Bristol Rugby productie 4b
2,95
3,18 en 2,75
5,00
-
- / - / - / - 1) en 2)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Sportnex
4,50
3,50 / 3,50
brief
England Fanatics
Productie 4c
3,18 en 2,52 / 2,23 en 2,89 (kids)
2,39 tot 3,18
3,00 en 4,00 en 4,25
4,00
3,50 en 3,00 (kids)/ 2,90 en 3,40 / - / - 1) en 2)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Karlsruhe productie 4d
2,75
2,95
4,50
3,50 / 3,50 / - / - / - 1)
Onleesbaar, brief van [gedaagde]
Leicester productie 4e
2,79/2,91 en 5,38
2,57
5,00 en 4,25
4,95
- /3,25 en 3,50 / 3.50 / - / - 1)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Brief van club
Liverpool productie 4f
2,80 en 2,95 en soms 3,95
4,00
3,50 / - / - / - / - 1)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Plymouth productie 4g
2,52 en soms 2,95
3,24 of 3,29 en 2,95
5,00
4,90
3,50 / 2,90 en 3,50 / - / - 1)
Tottenham productie 4h
Tussen 2,40 en 2,93 en soms 3,85
4,75 en 4,50
3,50 en 2,45 / -/ - / - / - 1) en 2)
E-mail [gedaagde] aan club over sample
West Ham productie 4i
2,60 en 2,95 en soms 3,18
4,90 en 4,00
3,50 en 3,00 / - / - / - 1)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Watford productie 4j
4,90
3,50 / - / - / - 1)
West Bromwich productie 4k
2,83/2,95 en 3,18
4,50
3,50 / 3,50 en 3,40 / - / - / - 1)
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
vlg opstelling wel tot 2022 klant, maar geen bewijs overgelegd over de jaren gemarkeerd met ‘/ - /‘
een enkele factuur is verzonden door WSC Direct
Groene groep
CLUB
sjaals
Prijs [gedaagde] per unit in 2016 in €
Prijs [gedaagde] per unit in 2017 in €
Factuurprijs WSC in 2016 in € (Bayern en Eintracht) en en £
Factuurprijs WSC in 2017 in € (Bayern en Eintracht) en £
Factuurprijs WSC in 2018 / 2019 /2020 /2021 / 2022 in € (Bayern en Eintracht) en £
Correspon-dentie
Bayern Munchen productie 5a
3)
2,95 / - / - / - / -
Southhampton productie 5b
2,98 en 3,18
2,95 en 3,18
4,00
4,50
3,50 en 3,25 / 3,00 en 3,50 / - / - / -
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
Eintracht Braunschweig productie 5c
2,52
2,94 en 3,18
4,10
3,20 en 3,50 / - / - / - / -
[gedaagde] aan mr. [naam 5]
3) overgelegd zijn facturen uit 2014, niet uit 2015 – 2017, wel weer uit 2018
5.15.
Alle opmerkingen van [gedaagde] over het al of niet bestaan van een onrechtmatige daad blijven onbesproken in dit vonnis omdat de onrechtmatige daad al door het hof Amsterdam is vastgesteld. Het gaat nu alleen om het causaal verband van deze onrechtmatige daad met de schade en de hoogte van de schade. Ook de vraag van [gedaagde] hoe de DPD gegevens van productie 13 bij WSC terecht zijn gekomen doet niet ter zake. Van belang is dat de gegevens kloppen. Dat heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. Bovendien wordt hem opgedragen om zelf deze gegevens bij DPD en DHL op te vragen, zodat ze kunnen worden vergeleken. Dit druist niet in tegen de bewijslast van WSC omdat alleen hij over deze gegevens kan beschikken en hij zodoende een verzwaarde stelplicht heeft. De rechtbank heeft voor haar oordeel de verzendgegevens van [gedaagde] nodig en beveelt de overlegging daarvan aan [gedaagde] .
5.16.
Uit productie 19 van WSC blijkt dat [gedaagde] schrijft aan mr. [naam 5] , Head of Retail bij Leicester. Aan WSC wordt bevolen om stukken over te leggen die onderbouwen waarom brieven aan [naam 5] bewijzen dat ook andere clubs benaderd zijn door [gedaagde] . Dit zelfde geldt voor brieven aan [naam 6] . Hij heeft de merchandise rechten van Aston Villa, Manchester City, Everton en NHL. Productie 21 van WSC betreft een brief aan [naam 6] waarin het gaat over Cardiff City. Uit de bovenstaande schema’s blijkt niet dat de andere genoemde clubs klanten waren van WSC. De club Reading komt evenmin voor in de opsomming van de blauwe, oranje en groene groep. WSC wordt toegelaten bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat Aston Villa, Manchester City, Everton, NHL en Reading klant was bij WSC en hoe de handelsrelatie daarna is verlopen.
5.17.
Bij een vordering ex artikel 22 Rv gaat het om bescheiden die de rechtbank overgelegd wenst te zien. In deze fase van de procedure heeft de rechtbank geen behoefte aan andere bescheiden dan die hiervoor in 5.16 genoemd zijn. Indien een partij niet aan dit bevel voldoet, kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
5.18.
Over de proceskosten in de incidenten zal bij eindvonnis worden geoordeeld.
5.19.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden tot na een inhoudelijke mondelinge behandeling van de zaak, waarop dan ook gelegenheid zal zijn voor het reageren op de overeenkomstig het in 5.17 bepaalde nader overgelegde stukken.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
beveelt [gedaagde] de executie van het bekrachtigde deel van het vonnis van de rechtbank van 7 augustus 2018 te staken gedurende de loop van dit geding totdat eindvonnis zal zijn gewezen,
6.2.
beveelt [gedaagde] tot overlegging van verzendgegevens door [gedaagde] of een aan hem gelieerd bedrijf via DPD en DHL over de periode van april 2017 tot en met februari 2018,
6.3.
beveelt WSC om de in 5.16 genoemde bewijsstukken over te leggen,
6.4.
verwijst de zaak naar de
rol van 12 juni 2024voor de onder 6.1 en 6.2 genoemde proceshandelingen,
6.5.
daarna zullen aan partijen verhinderdata worden opgevraagd voor voortzetting van de mondelinge behandeling,
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2024.