Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10582581 / CV EXPL 23-9309
Uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
PONTO BOUWSERVICE B.V.
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
verder te noemen Ponto,
gemachtigde mr. H.C. Vroege te Hilversum,
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde [gemachtigde] (Legal-U) te Amsterdam.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 23 juni 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte wijziging van eis en overlegging producties.
Bij tussenvonnis van 26 september 2023 is een mondelinge behandeling gelast die heeft plaatsgevonden op 6 december 2023. De spreekaantekeningen van [gedaagde] en de zittingsaantekeningen van de griffier bevinden zich bij de stukken.
1.2. Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2.Feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie
2.1.
Ponto heeft een verbouwing van de woning van [gedaagde] uitgevoerd. Partijen hebben een overeenkomst gesloten op 14 september 2021 (een ondertekende offerte). De totale aanneemsom bedroeg € 74.446,92 (inclusief btw).
2.2.
In de overeenkomst tussen Ponto en [gedaagde] is opgenomen dat 50% van de aanneemsom wordt betaald bij start van de werkzaamheden, 20% gedurende het project, nogmaals 20% gedurende het project en 10%
“na oplevering van de werkzaamheden”.
“na oplevering van de werkzaamheden”.
2.3.
Op het werk zijn de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (AVA 2013) van toepassing verklaard. Daarin is opgenomen, voor zover van belang:
“
Artikel 9: Oplevering en onderhoudstermijn
Artikel 9: Oplevering en onderhoudstermijn
1. Het werk geldt als opgeleverd wanneer de aannemer heeft medegedeeld dat het werk gereed is voor oplevering en de opdrachtgever het werk heeft aanvaard. Ter gelegenheid van de oplevering wordt een door beide partijen te ondertekenen opleveringsrapport opgemaakt. Een door de opdrachtgever geconstateerde tekortkoming die door de aannemer niet wordt erkend wordt in het opleveringsrapport als zodanig vermeld.”
2.4.
In de overeenkomst is onder meer opgenomen schilderwerk voor een totaalbedrag van € 9.857,96 (inclusief btw). Daarbij wordt vermeld:
“
Schilder werkzaamheden
Schilder werkzaamheden
Het schilderen van alle wanden en plafonds
Het schilderen van de badkamer”
2.5.
[gedaagde] heeft op 21 september 2021 de eerste termijn (50% van de aanneemsom) betaald aan Ponto. Op 1 en 19 november 2021 heeft [gedaagde] de tweede en derde termijn van steeds 20% van de aanneemsom betaald aan Ponto.
2.6.
Naast bovenstaande betalingen heeft [gedaagde] op 31 oktober 2021 een aanvullend bedrag van € 5.000 aan Ponto betaald.
2.7.
[gedaagde] heeft de volgende aanvullende offertes van Ponto ondertekend:
2.7.1.
De offerte van 4 november 2021 voor het overschilderen van het plafond van RAL 9010 kleur naar wit, voor een bedrag van € 1.962 (inclusief btw). De factuur voor deze werkzaamheden is op 12 mei 2022 aan [gedaagde] verstuurd.
2.7.2.
De offerte van 26 november 2021 voor elektra werkzaamheden, voor een bedrag van € 4.573,80 (inclusief btw).
2.7.3.
De offerte van 15 december 2021 voor meerwerk voor een bedrag van € 10.900 (inclusief btw). Het meerwerk is in deze offerte omschreven als:
“
Schilder werkzaamheden
Schilder werkzaamheden
Het schilderen van alle wanden en plafonds
Het schilderen van alle trappen”
De datum bij de ondertekening van deze offerte vermeldt
”15 sep 2021”.De factuur voor deze werkzaamheden is op 15 december 2021 aan [gedaagde] gestuurd.
”15 sep 2021”.De factuur voor deze werkzaamheden is op 15 december 2021 aan [gedaagde] gestuurd.
2.8.
Ponto heeft – voor zover van belang in deze procedure – drie facturen voor gemaakte parkeerkosten aan [gedaagde] gestuurd:
- op 21 oktober 2021 voor een bedrag van € 449,24,
- op 10 november 2021 voor een bedrag van € 245,04,
- op 31 december 2021 voor een bedrag van € 612,60.
2.9.
Op 12 mei 2022 heeft Ponto de factuur voor de laatste termijn van de aanneemsom (een bedrag van € 7.444,69, inclusief btw) aan [gedaagde] gestuurd.
2.10.
In juni 2022 is brand ontstaan in de woning van [gedaagde] . De uitvoering van het werk door Ponto was toen nog gaande. Na de zomer van 2022 hebben partijen overleg gehad over de uitvoering van het resterende werk en mogelijke herstelwerkzaamheden (van het werk). De verzekeraar van [gedaagde] heeft opdracht gegeven aan een derde om de schade als gevolg van de brand te herstellen. Tussen partijen is daarna een verschil van mening ontstaan over wanneer Ponto zal beginnen met uitvoering van de resterende werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden (van het werk) en de betaling van de laatste termijn door [gedaagde] .
2.11.
Bij de uitvoering van het werk is ook een schuurmachine gebruikt die is gehuurd van Boels. In het procesdossier bevinden zich twee formulieren van Boels over de huur van een schuurmachine:
2.11.1.
Op 17 juni 2022 is de schuurmachine gehuurd. Op het formulier van Boels, getiteld
“Contract”wordt als referentie van Ponto vermeld:
“igor”.
“Contract”wordt als referentie van Ponto vermeld:
“igor”.
2.11.2.
In het dossier bevindt zich ook een ander formulier van Boels, getiteld
“Goederen in”van 21 juni 2022. Daarop wordt als referentie van Ponto ook
“igor”genoemd.
“Goederen in”van 21 juni 2022. Daarop wordt als referentie van Ponto ook
“igor”genoemd.
2.12.
Ponto heeft tot zekerheidstelling van haar vordering op [gedaagde] conservatoir beslag laten leggen ten laste van [gedaagde] .
3.Vordering en verweer
3.1.
Ponto vordert, na eiswijziging, dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt:
I. om een bedrag van € 16.613,57 aan Ponto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vermeerderd met twee procentpunt vanaf de respectievelijke vervaldata;
II. om een bedrag van € 941,14 aan Ponto te betalen ter zake de buitengerechtelijke incassokosten;
III. om de Boels schuurmachine aan Ponto af te geven binnen 7 dagen na het in dezen te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van € 5.000;
IV. in de proceskosten, de kosten van het conservatoire beslag en de gebruikelijke nakosten.
3.2.
Ponto stelt kort gezegd dat het werk voor 98% was uitgevoerd op het moment dat de brand uitbrak in de woning van [gedaagde] . Ponto heeft daarom recht op betaling van de volle aanneemsom en de facturen voor meerwerk als ook de door haar gemaakte parkeerkosten, dit alles te vermeerderen met rente. [gedaagde] heeft pas geklaagd over gebrekkige uitvoering van het werk nadat Ponto een incassobureau heeft ingeschakeld om betaling van die facturen te verkrijgen. Voor dat moment heeft [gedaagde] geen klachten over het uitgevoerde werk gemeld aan Ponto. De gevorderde hoofdsom betreft de facturen voor parkeerkosten (in totaal € 1.306,88), het overschilderen van het plafond zoals overeengekomen op 4 november 2021 (zie onder 2.7.1, een bedrag van € 1.962), het meerwerk aan schilderwerk overeengekomen op 15 december 2021 (zie onder 2.7.3, een bedrag van €10.900 waarvan € 5.900 nog niet is voldaan) en de laatste termijn van de aanneemsom (een bedrag van € 7.444,69). De bij Boels gehuurde schuurmachine moet worden geretourneerd. Die machine stond in de woning van [gedaagde] en hij moet die dus aan Ponto teruggeven, aldus steeds Ponto.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe – samengevat – aan dat het werk niet is opgeleverd zodat hij de laatste termijn van 10% niet hoeft te betalen. Verder heeft hij al 90% van de aanneemsom voldaan, waaronder ook voor het schilderwerk. Zonder uitleg heeft Ponto de betaling van [gedaagde] van € 5.000 van 31 oktober 2021 in mindering gebracht op de factuur voor het schilderwerk wat kennelijk op 15 december 2021 is overeengekomen. De offerte en factuur voor dat
“meerwerk”betreft dezelfde schilderwerkzaamheden zoals opgenomen in de offerte voor het gehele werk (zie onder 2.4). Het schilderwerk aan het plafond (de offerte van 4 november 2021) is niet uitgevoerd en niet opgeleverd door Ponto. Verder is het werk deels niet uitgevoerd en deels gebrekkig uitgevoerd. [gedaagde] heeft een lijst met 16 klachten opgesteld en aan Ponto medegedeeld. Ponto is niet bereid die gebreken te herstellen voordat de facturen voor de parkeerkosten, de laatste termijn en het meerwerk door [gedaagde] zijn voldaan. Deze visie van Ponto is onjuist, zoals ook volgt uit de AVA 2013 en de wettelijke bepalingen over aanneming van werk. De schuurmachine is niet langer in bezit van [gedaagde] . Volgens de door Ponto in deze procedure overgelegde producties is die schuurmachine bovendien al ingeleverd bij Boels. Uit niets blijkt dat Boels heeft aangedrongen op teruggave van de schuurmachine door Ponto. De parkeerkosten, die op zichzelf niet worden betwist, kunnen verrekend worden met de € 5.000 die [gedaagde] op 31 oktober 2021 al heeft betaald. Ponto maakt misbruik van haar procesrecht door deze procedure in te stellen en dient daarom in de volledige proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld, aldus steeds [gedaagde] .
“meerwerk”betreft dezelfde schilderwerkzaamheden zoals opgenomen in de offerte voor het gehele werk (zie onder 2.4). Het schilderwerk aan het plafond (de offerte van 4 november 2021) is niet uitgevoerd en niet opgeleverd door Ponto. Verder is het werk deels niet uitgevoerd en deels gebrekkig uitgevoerd. [gedaagde] heeft een lijst met 16 klachten opgesteld en aan Ponto medegedeeld. Ponto is niet bereid die gebreken te herstellen voordat de facturen voor de parkeerkosten, de laatste termijn en het meerwerk door [gedaagde] zijn voldaan. Deze visie van Ponto is onjuist, zoals ook volgt uit de AVA 2013 en de wettelijke bepalingen over aanneming van werk. De schuurmachine is niet langer in bezit van [gedaagde] . Volgens de door Ponto in deze procedure overgelegde producties is die schuurmachine bovendien al ingeleverd bij Boels. Uit niets blijkt dat Boels heeft aangedrongen op teruggave van de schuurmachine door Ponto. De parkeerkosten, die op zichzelf niet worden betwist, kunnen verrekend worden met de € 5.000 die [gedaagde] op 31 oktober 2021 al heeft betaald. Ponto maakt misbruik van haar procesrecht door deze procedure in te stellen en dient daarom in de volledige proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld, aldus steeds [gedaagde] .
4.Beoordeling
4.1.
De geldvorderingen van Ponto betreffen de betaling van (i) de laatste termijn van de aanneemsom, (ii) de door haar uitgevoerde aanvullende schilderwerkzaamheden en (iii) de door haar gemaakte parkeerkosten.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat Ponto het werk niet heeft opgeleverd, dat zij niet alle werkzaamheden heeft uitgevoerd en een aantal werkzaamheden bovendien gebrekkig heeft uitgevoerd. Door de brand in zijn woning is dit niet meer te controleren en kan het werk niet worden afgerond of hersteld door Ponto. Uitvoering van het werk door Ponto is dus niet meer mogelijk, zodat een finale afrekening moet plaatsvinden, aldus steeds [gedaagde] .
4.3.
[gedaagde] beroept zich op het bepaalde in artikel 7:757 Burgerlijk Wetboek (BW). In dit specifieke geval is de zaak waarop of waaraan het werk moet worden uitgevoerd (de woning van [gedaagde] ) echter niet teniet gegaan door de brand. Het beroep van [gedaagde] op artikel 7:757 BW kan daarom niet worden gevolgd.
4.4.
Het door Ponto gefactureerde werk (de schilderwerkzaamheden) is echter wel, in ieder geval deels, teniet gegaan. Het had voor de hand gelegen, zoals [gedaagde] terecht heeft betoogd, dat Ponto tot ontbinding van de aannemingsovereenkomst was overgegaan zodat een finale afrekening van de door haar uitgevoerde werkzaamheden had kunnen worden opgemaakt. Ponto heeft echter om haar moverende redenen gekozen een vordering tot betaling van haar facturen in te stellen jegens [gedaagde] . Daarom zal de brand – en de onmogelijkheid van Ponto om het werk af te ronden dan wel te herstellen – verder buiten beschouwing worden gelaten bij de behandeling van de geldvorderingen, en wordt dus ook niet onderzocht welke overige (want de aanneemsom is al voor 90% + € 5.000 betaald door [gedaagde] ) waarde het door Ponto uitgevoerde werk voor [gedaagde] kan hebben gehad (zie artikel 6:272 BW).
(i) laatste termijn aanneemsom
4.5.
Ponto vordert betaling van de laatste termijn van het werk. In de aannemingsovereenkomst van partijen is opgenomen dat de laatste termijn dient te worden voldaan na oplevering van het werk. In de AVA 2013 is verder bepaald dat de oplevering dient te worden vastgelegd in een schriftelijk verslag.
4.6.
Een proces-verbaal van oplevering is niet in het geding gebracht. Uit de stellingen van partijen volgt ook dat oplevering van het werk niet heeft plaatsgevonden. Er is dus geen schriftelijk verslag van een oplevering. Ook niet voor de werkzaamheden die op 12 mei 2022 (de datum van de factuur voor de laatste termijn) zijn afgerond. Daarom is de vordering van Ponto tot betaling van de laatste termijn door [gedaagde] niet toewijsbaar.
4.7.
Ponto heeft ter zitting verklaard dat het werk voor 98% was afgerond voordat de brand uitbrak in de woning van [gedaagde] . Dit is betwist door [gedaagde] . Zonder nadere schriftelijke onderbouwing is de stelling van Ponto over hoeveel werk was afgerond – en dan vooral op 12 mei 2022 – onvoldoende voor toewijzing van haar vordering tot betaling van de laatste termijn. Bovendien is 98% afgerond niet voldoende om betaling van de laatste termijn op te eisen: daarvoor is immers vereist dat het werk is afgerond en dat de opdrachtgever (in dit geval [gedaagde] ) de oplevering heeft aanvaard. Dat [gedaagde] het uitgevoerde werk heeft aanvaard is niet gebleken.
4.8.
Daarnaast heeft Ponto niet uiteengezet waarom zij in juni 2022 nog aan het werk was in de woning van [gedaagde] (de schuurmachine voor het schuren van de vloer is op 17 juni 2022 gehuurd) terwijl zij de factuur voor de laatste termijn op 12 mei 2022 aan [gedaagde] heeft gestuurd.
4.9.
De tussenconclusie is dat de stelling van Ponto dat de laatste termijn van de aanneemsom dient te worden betaald niet wordt gevolgd. De vordering tot betaling van de laatste termijn wordt dan ook afgewezen.
(ii) aanvullende schilderwerkzaamheden
4.10.
Ponto heeft verder gevorderd betaling van haar schilderwerkzaamheden die zij op basis van twee nadere overeenkomsten (getekende offertes van 4 november 2021 en 15 december 2021) heeft uitgevoerd.
4.11.
De overeenkomst van 4 november 2021 betreft het overschilderen van het plafond in een andere kleur. Ponto heeft hiervoor op 12 mei 2022 een factuur aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft betoogd dat het overschilderen van het plafond niet is uitgevoerd. Ponto heeft dit niet weersproken en heeft slechts gewezen op het volgens haar afgeronde werk. Dit is onvoldoende om haar vordering tot betaling van de factuur voor het overschilderen van het plafond (voor een bedrag van € 1.962 inclusief btw) toe te wijzen.
4.12.
[gedaagde] heeft verder betoogd dat de overeenkomst van 15 december 2021 hem onbekend voorkomt, dat deze overeenkomst dezelfde werkzaamheden bevat als opgenomen in de offerte voor het gehele werk, dat die werkzaamheden al voor 90% zijn betaald en dat Ponto zonder uitleg de op 31 oktober 2021 door [gedaagde] betaalde geldsom (€ 5.000) in mindering heeft gebracht op de factuur voor dat beweerde meerwerk aan schilderwerkzaamheden. Bovendien heeft Ponto deze werkzaamheden niet opgeleverd, aldus steeds [gedaagde] .
4.13.
Ponto heeft niet uiteengezet waarom een tweede offerte voor grotendeels dezelfde werkzaamheden is opgesteld. In de offerte voor het gehele werk is een bedrag van
€ 9.857,96 (inclusief btw) opgenomen voor het schilderen van alle wanden en plafonds en de badkamer. In de offerte gedateerd 15 december 2021 is een bedrag van € 10.900 (inclusief btw) opgenomen voor het schilderen van alle wanden en plafonds en de trappen. Het had op de weg van Ponto gelegen hierover een verklaring te geven.
€ 9.857,96 (inclusief btw) opgenomen voor het schilderen van alle wanden en plafonds en de badkamer. In de offerte gedateerd 15 december 2021 is een bedrag van € 10.900 (inclusief btw) opgenomen voor het schilderen van alle wanden en plafonds en de trappen. Het had op de weg van Ponto gelegen hierover een verklaring te geven.
4.14.
Daarnaast heeft Ponto ter zitting geen uitleg gegeven over waarom het op 31 oktober 2021 door [gedaagde] betaalde bedrag van € 5.000 in haar administratie is aangewend voor betaling van de schilderwerkzaamheden die pas op 15 december 2021 zouden zijn overeengekomen en op 20 december 2021 zijn gefactureerd. De enige verklaring die Ponto ter zitting heeft gegeven is dat de overeenkomst van 15 december 2021 mogelijk al op 15 september 2021 is opgesteld. Dit naar aanleiding van de datum bij de ondertekening van de offerte. Dit is een dag na de (eerste) overeenkomst voor het gehele werk en nog voor de start van de uitvoering. Het had op de weg van Ponto gelegen dit nader uiteen te zetten waarom partijen voor grotendeels dezelfde werkzaamheden (het schilderen van alle wanden en plafonds) twee overeenkomsten hebben gesloten en waarom het geoffreerde bedrag (van € 9.857,96 inclusief btw) een dag later moest worden verhoogd met € 10.900 inclusief btw). Zonder een dergelijke nadere onderbouwing – die dus ontbreekt – kunnen de stellingen van Ponto over de als meerwerk gefactureerde schilderwerkzaamheden dan ook niet worden gevolgd. Haar vorderingen tot betaling van de facturen ter zake dit meerwerk aan schilderwerkzaamheden worden daarom eveneens afgewezen.
telefonische toezegging betaling van de facturen
4.15.
Ponto heeft gesteld dat de persoonlijke assistent van [gedaagde] telefonisch heeft toegezegd dat alle facturen zullen worden betaald. Deze gesprekken heeft Ponto opgenomen en ter ondersteuning van haar stelling over deze toezegging in het geding gebracht. Dit is onvoldoende om de vorderingen tot betaling van de facturen voor de door Ponto gestelde werkzaamheden toe te wijzen. Uit deze toezegging van de persoonlijke assistent van [gedaagde] dat de facturen zullen worden betaald, kan immers niet worden afgeleid dat de door Ponto gestelde uitgevoerde werkzaamheden op dat moment van die telefoongesprekken zijn opgeleverd en waarom voor grotendeels dezelfde werkzaamheden tweemaal betaald zou moeten worden.
(iii) parkeerkosten
4.16.
Ponto heeft verder betaling van de door haar gemaakte parkeerkosten gevorderd. Deze zijn niet betwist door [gedaagde] , zodat deze vordering in beginsel toewijsbaar is. Het verweer van [gedaagde] dat Ponto eigenlijk een ontbinding van de aanneemovereenkomst had moeten vorderen kan niet leiden tot afwijzing van deze vordering. Het is immers Ponto’s keuze geweest om haar parkeerkosten te vorderen in plaats van een (gedeeltelijke) ontbinding van de aanneemovereenkomsten tussen partijen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om de door Ponto gestelde parkeerkosten gemotiveerd te betwisten. Dit heeft hij nagelaten. Het verweer van [gedaagde] dat hij 90% van de aanneemsom heeft voldaan kan evenmin leiden tot afwijzing van de vordering tot betaling van de door Ponto gemaakte parkeerkosten. De parkeerkosten zijn immers geen onderdeel van de offerte. In de aannemingsovereenkomst is opgenomen dat de parkeerkosten
“voor rekening van de klant”komen. De gemaakte parkeerkosten zijn daarom verschuldigd.
“voor rekening van de klant”komen. De gemaakte parkeerkosten zijn daarom verschuldigd.
4.17.
[gedaagde] heeft ter zitting een beroep op verrekening gedaan van deze parkeerkosten met zijn extra betaling van € 5.000 op 31 oktober 2021. [gedaagde] heeft geen vordering tot terugbetaling van dit bedrag ingesteld, maar dat staat verrekening niet in de weg. Uit de stellingen van partijen volgt dat het door [gedaagde] betaalde bedrag, wat als zodanig niet wordt betwist, niet is gerelateerd aan een tussen partijen overeengekomen afspraak. Hiervoor is al overwogen dat Ponto deze betaling ten onrechte heeft aangewend als gedeeltelijke voldoening van de factuur van 15 december 2021 voor het meerwerk aan schilderwerk. Een andere verbintenis op grond waarvan Ponto recht heeft op dit bedrag van € 5.000 heeft Ponto niet gesteld en is ook niet gebleken. Daarom wordt vastgesteld dat [gedaagde] dit bedrag teveel heeft betaald aan Ponto en wordt zijn beroep op verrekening van de door Ponto gemaakte parkeerkosten met deze betaling gevolgd. De vordering van Ponto tot betaling van haar parkeerkosten wordt daarom eveneens afgewezen.
overige vordering: schuurmachine Boels
4.18.
Ponto heeft tot slot gevorderd teruggave van de schuurmachine die bij Boels is gehuurd. [gedaagde] heeft aangevoerd die schuurmachine niet in zijn bezit te hebben. Daarnaast heeft [gedaagde] onweersproken betoogd dat uit een factuur van Boels is af te leiden dat de schuurmachine is ingeleverd, althans als dusdanig in de administratie van Boels staat geregistreerd. Verder heeft [gedaagde] onweersproken betoogd dat niet is gebleken dat Boels de teruggave van de schuurmachine heeft gevraagd van Ponto. Onder deze omstandigheden is de vordering van Ponto tot teruggave van de schuurmachine niet toe te wijzen. Bovendien zal een toewijzing hoogstwaarschijnlijk leiden tot executieproblemen en verdere gerechtelijke procedures tussen partijen over die executie. Dit dient te worden voorkomen in een gerechtelijke uitspraak.
afsluitende overwegingen
4.19.
De vorderingen van Ponto worden afgewezen Bij deze uitkomst van de procedure wordt Ponto als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] .
4.19.1.
[gedaagde] heeft in zijn antwoord en beroep gedaan op voldoening van zijn volledige kosten aan rechtsbijstand. Daarvoor bestaat in dit geval geen aanleiding, zodat wordt aangesloten bij de gebruikelijke tarieven voor de kostenveroordeling.
4.19.2.
De proceskosten van [gedaagde] (inclusief de na dit vonnis te ontstane kosten) worden begroot op € 1.190 (€ 1.058 aan salaris gemachtigde en € 132 aan na dit vonnis te ontstane kosten) voor [gedaagde] .
4.20.
De door [gedaagde] gevraagde vermeerdering met wettelijke rente over de proceskosten, wordt toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na dit vonnis.
5.BESLISSING
De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Ponto in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.190,
5.3.
veroordeelt Ponto tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe zijn betaald,
5.4.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter