Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 72-jarige man, die werd beschuldigd van belastingfraude. De verdachte heeft in de periode van 2008 tot en met 2017 opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend door zijn vermogen in Libanon niet op te geven. Hierdoor is er meer dan 100.000 euro aan belastingen onbetaald gebleven. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, waarbij hij zijn vermogen in Libanon bewust niet heeft vermeld. De verdediging voerde aan dat de aangiften als 'vereiste aangiften' konden worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet uitsluit dat er sprake is van een strafrechtelijk onjuiste aangifte. De rechtbank oordeelde dat de gegevens uit Libanon rechtmatig waren verkregen, omdat de verdachte zelf toestemming had gegeven voor het delen van zijn financiële gegevens. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uur, rekening houdend met zijn leeftijd en het feit dat hij meewerkte tijdens het onderzoek. De rechtbank constateerde ook een schending van de redelijke termijn, maar besloot dat dit niet leidde tot een lagere straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.