ECLI:NL:RBAMS:2024:7927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/13/758733 – FA RK 24/7339
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K. Duker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onrechtmatige opname en afwijzing zorgmachtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die onterecht was opgenomen in een zorginstelling. De verzoeker had eerder een zorgmachtiging gekregen, maar deze was door de Hoge Raad vernietigd en de zaak was terugverwezen naar de rechtbank. De verzoeker verzocht om schadevergoeding voor de onrechtmatige opname en de onzekerheid die hij had ervaren gedurende de procedure. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op schadevergoeding voor de periode van 4 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, waarin hij onterecht was opgenomen. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 2400,-- voor deze 24 dagen van onterechte vrijheidsbeneming. Daarnaast werd er een lumpsum schadevergoeding van € 500,-- toegekend voor de periode van onzekerheid en spanning die de verzoeker had ervaren na zijn opname. De totale schadevergoeding die de Staat der Nederlanden moest betalen, werd vastgesteld op € 2900,--. De rechtbank oordeelde dat de wet niet in acht was genomen en dat de verzoeker recht had op een billijke schadevergoeding.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13
/758733 – FA RK 24/7339
Beschikking van 3 december 2024 op het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) op het ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker]
,
geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. L.M.A. Schwartz,
hierna te noemen: verzoeker,
tot het verkrijgen van een beslissing over een verzoek tot schadevergoeding ten laste van:
De Staat der Nederlanden.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2024.
Het verweerschrift namens de Staat der Nederlanden, ingekomen ter griffie op 12 november 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 december 2024 in het gebouw van de rechtbank Amsterdam.
Ter zitting was aanwezig:
- de raadsman van betrokkene;

2.Feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2023 is met betrekking tot verzoeker een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, te weten tot en met uiterlijk 20 juli 2023. In deze beschikking is onder andere als vorm van verplichte zorg opgenomen ‘opnemen in een accommodatie’. Verzoeker is daadwerkelijk opgenomen geweest van 4 maart 2023 tot en met
28 maart 2023 in de kliniek van Mentrum op de locatie [locatie] .
2.2.
Verzoeker heeft tegen voornoemde beschikking cassatie ingesteld waarna de Hoge Raad, bij arrest van 15 september 2023, de door deze rechtbank gegeven beschikking van 20 januari 2023 heeft vernietigd en het geding naar de rechtbank heeft terugverwezen ter verdere behandeling en beslissing.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 november 2023 is met betrekking tot verzoeker andermaal de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, te weten tot en met uiterlijk 20 juli 2023.
2.4.
Verzoeker heeft ook tegen deze beschikking cassatie ingesteld. Waarna de Hoge Raad, bij arrest van 12 juli 2024 de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2023 heeft vernietigd en het geding terug verwezen naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 september 2024 acht de rechtbank, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad, de medische verklaring en de in januari 2023 gegeven toelichtingen hierop onvoldoende om daaruit te kunnen afleiden dat in redelijkheid geen medisch onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene heeft kunnen plaatsvinden. Om die reden heeft deze rechtbank het verzoek zorgmachtiging van 30 december 2022 alsnog afgewezen.

3.Verzoek en veweer

3.1.
Verzoeker verzoekt, een schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van € 100,-- per dag dat sprake is geweest van onterechte vrijheidsbeneming en het ondergaan van de uitvoering van de vormen van verplichte zorg. Verzoeker stelt dat hem vierentwintig dagen onterecht zijn vrijheid is ontnomen, wat maakt dat hij hiervoor een totaalbedrag van € 2400,-- verzoekt. Verzoeker verbleef ten tijde van de onrechtmatige vrijheidsbeneming op de gesloten afdeling van Mentrum op de locatie
[locatie] .
3.2.
Daarnaast gaf de gehele periode – van het einde van zijn opname van 29 maart 2023 tot en met de uiteindelijke beschikking tot afwijzing van het verzoek zorgmachtiging op 4 september 2024 (526 dagen) – onzekerheid aan verzoeker wat hem in toenemende mate spanningen en frustraties bezorgde. Om die reden verzoek verzoeker tevens een schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van € 5,-- per dag, wat maakt dat hij hiervoor een totaalbedrag van € 2630,-- verzoekt.
3.3.
In totaal verzoekt verzoeker de rechtbank een bedrag van € 5.030,--aan schadevergoeding toe te kennen.
3.4.
De Staat concludeert dat verzoeker op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, nu de zorgmachtiging alsnog op 12 september 2024, na terugverwijzing door de Hoge Raad, is afgewezen. De Staat meent dat de Rechtbank, zoals verzocht, zou kunnen aansluiten bij de oriëntatiepunten voor de 24 dagen dat betrokkene achteraf bezien zonder rechtsgeldige titel in de instelling heeft verbleven.
3.5.
De Staat meent dat een schadevergoeding van € 2.630,-- voor de 526 dagen dat betrokkene in
onzekerheid heeft verkeerd, niet billijk is en lager vastgesteld dient te worden. Vanaf het moment dat deze schadevergoeding wordt gevorderd, verbleef betrokkene niet meer gedwongen in de instelling (en gold na 20 juli 2023 ook geen zorgmachtiging meer). Hoewel de Staat kan inzien dat betrokkene graag uitsluitsel wilde hebben over de vraag of de beschikking van 20 januari 2023 in stand kon blijven, rechtvaardigt dit naar mening van de Staat niet een schadevergoeding van € 2.630,--voor de
duur dat hij hierover in onzekerheid verkeerde en daarmee spanning en frustratie zou hebben.
Betrokkene woonde immers op dat moment weer thuis, ontving op dat moment geen gedwongen zorg meer en was er geen lopende zorgmachtiging na 20 juli 2023. De uitkomst van de procedure had dan ook geen rechtstreeks gevolg meer voor de situatie van betrokkene, hij ontving immers al geen verplichte zorg meer. De Staat acht een schadevergoeding van maximaal € 500,-- (lumpsum) voor de tijd dat betrokkene in onzekerheid heeft verkeerd, dan ook redelijk.

4.Beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raadsman gepersisteerd bij zijn verzoek. Verder zijn er geen nieuwe feiten aangevoerd.
4.2.
Artikel 10:12, derde lid Wvggz luidt als volgt:
‘Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie of de rechter, kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.’
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de wet niet in acht is genomen. Betrokkene is onder de op
20 januari 2023 afgegeven zorgmachtiging van 4 maart 2023 tot en met 28 maart 2023 opgenomen in de kliniek van Mentrum op de locatie [locatie] . De zorgmachtiging is op 12 september 2024, na terugverwijzing door de Hoge Raad, alsnog afgewezen, waardoor de opname heeft plaatsgevonden zonder geldige titel. Dit is in strijd met hetgeen is bepaald in artikel 3:1 Wvggz, nu verplichte zorg slechts kan worden verleend in het kader van een geldende machtiging of in het geval van een noodsituatie. De rechtbank zal daarom een schadevergoeding toekennen voor de periode dat betrokkene zonder geldige titel is opgenomen, te weten van 4 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, in totaal 24 dagen.
4.4.
De rechtbank zal de schade naar billijkheid vaststellen op het door verzoeker genoemde bedrag van € 100,-- per dag voor de hiervoor onder rechtsoverweging 4.3. genoemde dagen waarin verzoeker onterecht zijn vrijheid is ontnomen. De rechtbank vindt hiervoor aansluiting bij de oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken van het LOVF. Het vorenstaande leidt tot een vergoeding van de schade ten laste van de Staat van in totaal € 2400,-- (24 x € 100,--).
4.5.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat verzoeker in spanning in onzekerheid heeft verkeerd gedurende de gehele procedure, is de rechtbank het met de Staat eens dat de verzochte schadevergoeding op dit onderdeel niet billijk is en lager vastgesteld dient te worden. Betrokkene verbleef immers na zijn ontslag uit de kliniek thuis en heeft geen verplichte zorg meer ontvangen. Na 20 juli 2023 was er helemaal geen sprake meer van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene. Omdat de zorgmachtiging niet is verlengd heeft de gehele procedure van cassatie en de uiteindelijke afwijzing van de zorgmachtiging geen rechtstreekse invloed gehad op de actuele situatie van verzoeker. Voor de bij verzoeker ontstane spanning, onzekerheid en toenemende frustratie gedurende de gehele periode tot en met de uiteindelijke beschikking tot afwijzing van het verzoek tot een zorgmachtiging zal de rechtbank de schade naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een lumpsum bedrag van in totaal
€ 500,--.
4.6.
Op grond van artikel 1:6, vierde lid Wvggz is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

5.Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat verzoeker schade heeft geleden die op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz voor vergoeding in aanmerking komt;
veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding van € 2900,-- (zegge: tweeduizend negenhonderd euro);
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Duker, rechter, bijgestaan door D.S. Strooper als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.