ECLI:NL:RBAMS:2024:798
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter in Amsterdam
Op 12 februari 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat op 7 februari 2024 was ingediend door een verzoeker in een lopende beroepszaak (zaaknummer AMS 23/6542). Het verzoek was gericht tegen mr. A.M. van der Linden-Kaajan, bestuursrechter te Amsterdam. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen en partijdig was, omdat zij had besloten de mondelinge behandeling van zijn zaak te plannen voordat belangrijke bewijsstukken van de verweerder waren ingediend. Tevens werd aangevoerd dat de verzoeker niet in de gelegenheid was gesteld om zijn gronden van beroep in te dienen voorafgaand aan de behandeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte echter dat een rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een rechterlijke beslissing, zoals het plannen van een mondelinge behandeling, op zich geen grond voor wraking kan zijn.
De Wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat de verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig had ingezet, zonder redelijke grond. Daarom werd besloten dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.