ECLI:NL:RBAMS:2024:798

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/13/746286 / HA RK 24-54
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter in Amsterdam

Op 12 februari 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat op 7 februari 2024 was ingediend door een verzoeker in een lopende beroepszaak (zaaknummer AMS 23/6542). Het verzoek was gericht tegen mr. A.M. van der Linden-Kaajan, bestuursrechter te Amsterdam. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen en partijdig was, omdat zij had besloten de mondelinge behandeling van zijn zaak te plannen voordat belangrijke bewijsstukken van de verweerder waren ingediend. Tevens werd aangevoerd dat de verzoeker niet in de gelegenheid was gesteld om zijn gronden van beroep in te dienen voorafgaand aan de behandeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte echter dat een rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een rechterlijke beslissing, zoals het plannen van een mondelinge behandeling, op zich geen grond voor wraking kan zijn.

De Wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat de verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig had ingezet, zonder redelijke grond. Daarom werd besloten dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 7 februari 2024 ingekomen en onder rekestnummer C/13/746286 / HA RK 24/54 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.M. van der Linden-Kaajan, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 het op 7 februari 2024 ontvangen wrakingsverzoek.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een beroepszaak van verzoeker in behandeling (zaaknummer AMS 23/6542).

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Volgens verzoeker is de rechter vooringenomen en partijdig omdat zij heeft besloten de mondelinge behandeling van zijn zaak te plannen, voordat belangrijke bewijsstukken van verweerder in het geding zijn gebracht. Verzoeker is ook niet in de gelegenheid gesteld de gronden van zijn beroep in te dienen voorafgaand aan die behandeling.
3.5.
Een rechterlijke beslissing, zoals het bepalen van een mondelinge behandeling, is geen grond tot wraking, zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.6.
Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder redelijke grond, heeft ingezet, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking in de zaak niet in behandeling wordt genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.