Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, ingediend door een verzoeker tegen mr. J.F. Kuiken, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 december 2024 en was gebaseerd op de stelling dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. De verzoeker was betrokken in een civiele procedure tegen Stichting de Alliantie, waarin hij onder andere vervangende woonruimte en huurvermindering vorderde. De verzoeker stelde dat de rechter in een tussenvonnis van 12 december 2024 enkel de bewijsmiddelen van de tegenpartij had genoemd en niet die van hemzelf, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekte.
De wrakingskamer heeft de ingediende stukken bestudeerd en geconcludeerd dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat de rechter in het tussenvonnis alleen de bewijsmiddelen van de tegenpartij had genoemd, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een rechterlijke beslissing op zichzelf kan leiden tot een wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de procedure tegen Stichting de Alliantie, met zaaknummer 11213938 / CV EXPL 24-8839, hervat zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.