ECLI:NL:RBAMS:2024:8472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/13/755887 / JE RK 24-545
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [belanghebbende 1]. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) betrokken is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [belanghebbende 1] verlengd wordt voor de duur van een jaar, en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend in het belang van de verzorging en opvoeding van [belanghebbende 1]. De kinderrechter heeft de noodzaak van deze maatregelen onderbouwd door te verwijzen naar de emotionele en psychologische behoeften van [belanghebbende 1], die sinds maart 2023 op de meidengroep [verblijfplaats 1] verblijft. De kinderrechter heeft ook de zorgen van de pleegmoeder en de wensen van [belanghebbende 1] in overweging genomen, waarbij de pleegmoeder heeft aangegeven dat zij [belanghebbende 1] graag wil ondersteunen totdat er een passende vervolgplek is gevonden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgzitting gepland voor 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/755887 / JE RK 24-545
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, hierna
te noemen JBRA, locatie [locatie] .
over
[belanghebbende 1], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [belanghebbende 1] .
[belanghebbende 2], de overgrootmoeder vaderszijde, is de pleegmoeder, wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als
belanghebbendenaan: de pleegmoeder en [belanghebbende 1] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 augustus 2024;
  • de schriftelijke update van JBRA, ontvangen op 16 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [belanghebbende 1] , afzonderlijk gehoord;
  • de pleegmoeder;
  • mevrouw [naam] , namens JBRA.
1.3.
De kinderrechter heeft [belanghebbende 1] afzonderlijk van de anderen naar haar mening gevraagd. [belanghebbende 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [belanghebbende 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 2 juni 2014 is het gezag van de ouders beëindigd en is JBRA met de voogdij over [belanghebbende 1] belast. Bij beschikking van 3 februari 2016 is de voogdij overgedragen aan pleegmoeder.
2.2.
[belanghebbende 1] verblijft sinds maart 2023 op de meidengroep [verblijfplaats 1] .

3.Het verzoek en standpunt van JBRA

3.1.
JBRA verzoekt de ondertoezichtstelling van [belanghebbende 1] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt JBRA een machtiging tot uithuisplaatsing van [belanghebbende 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
JBRA verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om te werken aan een duurzaam toekomstperspectief, waarbij er stappen gezet kunnen worden richting structuur en stabiliteit. Daarbij zal er voldoende aandacht zijn voor wat [belanghebbende 1] nodig heeft in haar emotionele ontwikkeling, zodat zij zich psychisch en emotioneel goed voelt. Ook zal onderzocht worden hoe pleegmoeder op afstand kan aansluiten op [belanghebbende 1] haar gedrag en (emotionele) behoeften en tegelijkertijd ontlast kan worden, zodat ze goed voor zichzelf kan blijven zorgen.
3.3.
Een uithuisplaatsing voor langere duur is noodzakelijk omdat pleegmoeder de gehele structurele opvoeding en verzorging van [belanghebbende 1] niet aan kan.
Het is al een tijd duidelijk dat [belanghebbende 1] is uitbehandeld bij [verblijfplaats 1] en dat zij een vervolgtraject en perspectief elders nodig heeft. Helaas is de realiteit dat het proces van het vinden van een vervolgvoorziening niet vlot verloopt. De zinnen zijn nu gezet op een plaatsing bij [verblijfplaats 2] (niet ingekochte zorg) in samenwerking met ambulante zorg van Levvel. Recent heeft een positief intakegesprek plaatsgevonden en binnenkort zal duidelijk worden of dit gaat lukken. Inmiddels verblijft [belanghebbende 1] sinds augustus 2024 weer overwegend bij pleegmoeder. JBRA heeft in overleg met [belanghebbende 1] en pleegmoeder besloten dat [belanghebbende 1] ter overbrugging bij pleegmoeder mag verblijven. Het is wel van belang dat als de emoties hoog oplopen, [belanghebbende 1] een nachtje terug kan naar [verblijfplaats 1] of naar een andere time out plek. Het verzoek is dan ook de plek bij [verblijfplaats 1] te handhaven en zodoende de machtiging tot uithuisplaatsing verder te verlengen.
3.4.
JBRA is verder met het Samenwerkingsverband intensief aan het kijken naar de mogelijkheden om [belanghebbende 1] opnieuw naar school te laten gaan. [belanghebbende 1] heeft door allerlei omstandigheden te lang geen (passend) onderwijs gevolgd. Er is ook weinig bekend over haar onderwijsontwikkeling. [belanghebbende 1] zal worden aangemeld voor Street Pro en voor School 2 Care zodat inzichtelijk kan worden gemaakt welke richting en welke onderwijsvorm passend is.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
[belanghebbende 1] heeft naar voren gebracht dat zij absoluut niet meer terug wil naar de meidengroep [verblijfplaats 1] . Zij heeft daar niets meer te leren en zij voelt zich daar niet meer thuis. [belanghebbende 1] wil graag bij haar pleegmoeder blijven ter overbrugging van een passende vervolgplek. Zij ziet de plek bij [verblijfplaats 2] wel zitten en hoopt dat het doorgang zal vinden. [belanghebbende 1] hoopt ook dat zij snel weer naar school kan gaan. Het liefst naar een normale reguliere school. Zij heeft er veel last van dat zij al zo lang geen onderwijs heeft gehad.
4.2.
De pleegmoeder heeft aangegeven dat [belanghebbende 1] welkom is om bij haar te blijven totdat een vervolgplek is gevonden. Zij benadrukt dat het allemaal erg lang duurt en dat zij [belanghebbende 1] een toekomst gunt met de juiste hulp en onderwijs. De pleegmoeder onderschrijft het belang dat [belanghebbende 1] zo spoedig mogelijk weer onderwijs moet gaan volgen. [belanghebbende 1] is naar speciaal onderwijs gegaan omdat zij snel afgeleid was en zich niet goed kon concentreren.
Desgevraagd geeft de pleegmoeder aan dat het van belang is dat er goede afspraken worden gemaakt met [belanghebbende 1] over de huisregels. [belanghebbende 1] gaat snel in discussie en gaat schreeuwen als zij het niet eens is of als zij niet goed in haar vel zit. Bijvoorbeeld als de pleegmoeder een opmerking maakt over het telefoongebruik in de avond/nacht.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [belanghebbende 1] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [belanghebbende 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
[belanghebbende 1] is al langere tijd toe aan een vervolgplek. Het is duidelijk dat de huidige plaatsing bij [verblijfplaats 1] niet langer passend en geschikt is. [belanghebbende 1] is, ook volgens [verblijfplaats 1] , uitbehandeld en kan daar ook geen onderwijs volgen. De plaatsing bij [verblijfplaats 1] dient dan ook beëindigd te worden. De kinderrechter is met JBRA van oordeel dat een time-out plek nodig is voor [belanghebbende 1] , zodat zij op momenten waarop de spanning thuis oploopt, even ergens anders kan verblijven. De behoefte aan een time-out plek is echter geen reden om de plaatsing bij een instelling zoals [verblijfplaats 1] te handhaven, zeker nu gebleken is dat [belanghebbende 1] feitelijk bij haar pleegmoeder verblijft, een baantje heeft voor vier dagen per week in [woonplaats] , en al weken niet meer op de groep is geweest. Op dit moment wordt ingezet op een plek bij [verblijfplaats 2] in samenwerking met begeleiding van Levvel. Dit klinkt als een goed en passend plan. De kinderrechter zal dan ook een machtiging verlenen voor plaatsing bij [verblijfplaats 2] of een soortgelijke instelling, voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van de rest van het verzoek. Op deze wijze hoopt de kinderrechter de plaatsing bij [verblijfplaats 2] of een soortgelijke instelling te bespoedigen alsook om over drie maanden te bespreken hoe de situatie er dan uit ziet en wat de plannen ten aanzien van onderwijs, verdere dagbesteding en eventuele behandeling zijn. [belanghebbende 1] verdient het dat er nu vinger aan de pols wordt gehouden. [belanghebbende 1] heeft sinds maart 2023 op [verblijfplaats 1] verbleven en heeft al die tijd geen echt onderwijs gevolgd. Hier liggen mogelijk verschillende oorzaken aan ten grondslag, maar wat hier nu echt de reden van is, is de kinderrechter niet duidelijk geworden. In de stukken is te lezen dat er bij [verblijfplaats 1] ‘gebrek aan school’ was en dat er ‘overbezetting’ was op school. De kinderrechter vindt het onbegrijpelijk dat hier, ook vanuit JBRA, niet verder op is geacteerd en dat er, ook toen de plaatsing bij [verblijfplaats 1] langer duurde, geen plan is gemaakt om aan de scholing van [belanghebbende 1] te werken. Ook vindt de kinderrechter het onbegrijpelijk dat er, kennelijk vanwege het gebrek aan scholingsmogelijkheden op [verblijfplaats 1] , een vrijstelling van de leerplicht is afgegeven ten aanzien van [belanghebbende 1] . De komende tijd moet wat de kinderrechter betreft het vinden van passend onderwijs prioriteit krijgen ten behoeve van een gunstige ontwikkeling van [belanghebbende 1] .
5.3.
De huidige doelen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn:
- [belanghebbende 1] heeft een langdurige verblijfplek waar zij veilig kan opgroeien;
- [belanghebbende 1] heeft, zolang zij bij pleegmoeder verblijft, een passende time-out plek waar zij heen kan als de spanning oploopt;
- [belanghebbende 1] heeft een passende dagbesteding en of school;
- Er wordt gewerkt aan het maken van een Levensverhaal/of levensboek om [belanghebbende 1] meer
duidelijkheid te geven over hoe dingen in haar leven zijn gelopen zoals ze zijn gelopen;
- Er wordt onderzocht wie een JIM (jouw ingebrachte mentor) voor [belanghebbende 1] zou kunnen zijn;
- Er wordt onderzocht of [belanghebbende 1] mogelijk bij plaatsing van een vervolgvoorziening openstaat voor traumabehandeling;
- pleegmoeder wordt in haar rol versterkt door een goede samenwerking op te bouwen met de begeleiders van de woongroep;
- pleegmoeder krijgt (opvoed)ondersteuning, zodat zij goed leert aansluiten bij het gedrag en de ontwikkelingsbehoeften van [belanghebbende 1] . Er wordt gedacht om elementen uit de trainingen zorgen voor getraumatiseerde kinderen (traumasensitief opvoeden) en pleegouders versterken in de opvoeding (NVR) in te zetten;
- Er wordt blijvend gewerkt aan de onderlinge band tussen [belanghebbende 1] en pleegmoeder.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [belanghebbende 1] tot 31 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [belanghebbende 1] voor verblijf bij [verblijfplaats 2] of soortgelijke instelling met ingang van 31 oktober 2024 tot 31 januari 2025;
6.3.
houdt het verzoek voor het overige aan
tot aan een nader te plannen zitting gelegen voor 31 januari 2025, bijvoorkeur bij mr. Dinjens;waartegen [belanghebbende 1] , de pleegmoeder en JBRA moeten worden opgeroepen.
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Dinjens, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024, in aanwezigheid van I. van der Kamp als griffier en schriftelijk vastgesteld op 7 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.