ECLI:NL:RBAMS:2024:8573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/13/754613 / FA RK 24-5058
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruiksrecht echtelijke woning en alimentatie voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw verzocht de rechtbank om het gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te wijzen en om de man te verplichten tot het betalen van alimentatie voor hun minderjarige kind. De man voerde verweer en verzocht om het gebruik van de woning aan hem toe te kennen, evenals om alimentatie van de vrouw. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het toewijzen van het gebruik van de woning aan een van de partijen, aangezien de huidige woonsituatie, hoewel niet ideaal, de minst slechte optie was voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank benadrukte het belang van stabiliteit voor het minderjarige kind en oordeelde dat het vertrek van een van de ouders uit de woning te veel onrust zou veroorzaken. De rechtbank concludeerde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat de huidige situatie onhoudbaar was en dat de belangen van beide partijen en het kind in overweging moesten worden genomen. De proceskosten werden voor elke partij op eigen kosten bepaald.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/754613 / FA RK 24-5058 (MT/KL)
Beschikking van 12 september 2024 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Dickhoff te Diemen,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. K. Tijsterman te Uithoorn.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 26 juli 2024;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingediend op 22 augustus 2024;
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 26 augustus 2024.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 28 augustus 2024.
Gehoord zijn: partijen, bijgestaan door hun advocaten en tolken in de Engelse taal.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te [geboorteplaats] , India, op 6 februari 2012.
2.2.
Partijen hebben tezamen het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] , India, op [geboortedatum] 2013 (hierna: de minderjarige of [minderjarige] ).
2.3.
Partijen hebben (in elk geval) de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor de duur van de procedure te bepalen dat:
  • de minderjarige aan de vrouw wordt toevertrouwd;
  • de man met ingang van datum indiening verzoekschrift als bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarige, een bedrag van € 304,- per maand aan de vrouw dient te voldoen, althans een bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te bepalen;
  • de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres] en deze daarbij behorende inboedel, met bevel dat de man de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden.
Kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer en concludeert
primairtot afwijzing van de verzoeken van de vrouw.
Subsidiairverzoekt de man bij zelfstandig verzoek de rechtbank te bepalen bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat de minderjarige aan de man wordt toevertrouwd;
  • dat de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de man een bedrag van € 275,- per maand dient te betalen, althans een nader door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bijdrage;
  • de man hij uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] , met de daarbij behorende inboedel en de vrouw de woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
Meer subsidiair(wanneer [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd) verzoekt de man bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een contactregeling vast te stellen waarbij de minderjarige elke week van vrijdagmiddag na school (waarbij de vrouw hem uit school haalt en naar de man brengt) tot maandagochtend naar school bij de man verblijft (waarbij de man hem naar school brengt), alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 223, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
4.2.
De rechtbank dient eerst te onderzoeken of bij de toewijzing van het verzoek een voldoende spoedeisend belang bestaat. Van een voldoende belang bij toewijzing van een dergelijk verzoek is sprake indien van de verzoekende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De rechtbank dient daarbij de belangen van alle betrokkenen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
4.3.
De vrouw stelt dat partijen op dit moment samen met de minderjarige in de echtelijke woning wonen. Tussen partijen zijn er spanningen. Dit is niet in het belang van hen, maar ook niet in het belang van [minderjarige] . Volgens de vrouw verzet de man zich in de echtscheidingsprocedure niet tegen toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw. Gelet op de spanningen die zijn ontstaan tussen partijen, wenst de vrouw daarom met uitsluiting van de man het gebruik van de echtelijke woning. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangevoerd dat de situatie waarin partijen nu verkeren, verwarrend is voor [minderjarige] . Partijen zijn niet meer samen zijn ouders, maar leven nog wel in hetzelfde huis. De vrouw wil [minderjarige] niet leren dat twee ouders feitelijk nog kunnen samenwonen, terwijl zij eigenlijk niet meer samen zijn. Dat is volgens de vrouw een foute wijze van ouderschap. De vrouw heeft verder aangevoerd dat de huidige woonsituatie van partijen haar frustreert. Het is erg zwaar voor haar om steeds geconfronteerd te worden met de man, hierdoor slaapt zij slecht. Het doet haar pijn om te zien dat zij de enige is die last heeft van het verbreken van de relatie. De man doet vrolijk en gaat heel vaak sporten. De vrouw stelt dat zij de echtscheidingsprocedure niet meer kan afwachten. Zij zal eraan onderdoor gaan. Dat heeft ook zijn weerslag op [minderjarige] .
4.4.
De man betwist dat partijen niet meer samen in de woning kunnen wonen. Het gaat naar omstandigheden goed. Partijen zijn afwisselend op de begane grond verdieping met [minderjarige] . De vrouw verblijft verder voornamelijk op de tweede verdieping en de man op de eerste verdieping. [minderjarige] eet afwisselend met een van zijn ouders en heeft zijn eigen kamer op de eerste verdieping. Er is geen sprake van een situatie waarin het noodzakelijk is dat de samenwoning wordt beëindigd. Juist een op stel en sprong gedwongen vertrek van één van de partijen zal spanningen met zich meebrengen. Het is niet verstandig en niet in het belang van [minderjarige] de zaak hiermee op de spits te drijven. Het is beter en onontkoombaar om in de huidige fase van de echtscheidingsprocedure de woning nog te blijven delen. Aan het begin van het jaar heeft de vrouw de man juist verzocht om in het belang van [minderjarige] in de woning te blijven. Aan de zijde van de man speelt voorts mee dat zijn gezondheidstoestand verre van optimaal is. De man lijdt al maanden aan klachten van overbelasting en overspannenheid. De man zit als gevolg van zijn gezondheidsproblemen ziek thuis van werk. Hij gebruikt antidepressiva Aanvankelijk volledig, inmiddels gedeeltelijk. Mede vanwege de gezondheidssituatie van de man, het ontbreken van alternatieve woonruimte, maar vooral vanwege het ontbreken van een grondslag daarvoor, kan niet van de man gevergd worden dat hij de woning op korte termijn moet verlaten. De man kan immers nergens heen. Het verzoek van de vrouw haar het voorlopig alleen het gebruiksrecht van de woning toe te kennen dient daarom te worden afgewezen. Indien de rechtbank oordeelt dat het sprake is van een situatie waarbij het gebruiksrecht van de echtelijke woning aan één van de partijen moet worden toegekend, meent de man dat dit aan hem moet zijn.
4.5.
De rechtbank begrijpt dat deze woonsituatie voor de langere termijn geen ideale situatie is. Toch oordeelt de rechtbank dat deze situatie voor de duur van de echtscheidingsprocedure of totdat één van beiden een andere (ook voor [minderjarige] geschikte) woonruimte heeft gevonden, de minst slechte optie is. Er is geen noodzaak om deze situatie te veranderen. De rechtbank zal het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning daarom aan geen van beiden toewijzen, zodat de verzoeken van de vrouw en de man hiertoe zullen worden afgewezen.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat deze beslissing het meest in het belang van [minderjarige] is, omdat op deze manier voor hem de stabiliteit behouden blijft, hij – in ieder geval voorlopig – in zijn vertrouwde omgeving kan blijven en dagelijks contact heeft met zijn beide ouders. Daarnaast heeft de vrouw niet aangetoond dat het belang van [minderjarige] zwaar in het geding is en hij momenteel veel last heeft van de huidige situatie. Hierbij speelt mee dat beide partijen niet gemakkelijk ergens anders (tijdelijk) kunnen verblijven, op een plek waar [minderjarige] ook prettig ontvangen kan worden. Partijen komen uit India en hebben geen familie in de omgeving waar zij terecht zouden kunnen. Naar het oordeel van de rechtbank zal het vertrek van één van partijen uit de echtelijke woning voor te veel onrust zorgen, ook voor [minderjarige] .
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij de enige is die last heeft van de echtscheiding van partijen. Zij stelt dat het niet goed met haar gaat en dat zij slecht slaapt. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende aangevoerd en onderbouwd dat de huidige situatie dusdanig onhoudbaar is voor haar, anders dan de spanningen die logischerwijs komen kijken bij een echtscheiding. Het kan zijn dat de echtscheiding op verschillende manieren zijn weerslag heeft op partijen. In ieder geval is de vrouw – anders dan de man – kennelijk wel in staat om fulltime te blijven werken. Verder voert de vrouw enerzijds aan dat de man te veel thuis is en zij niet met hem geconfronteerd wil worden, terwijl zij anderzijds meent dat hij te veel sport en naar India reist. Dit is tegenstrijdig en leidt dan ook niet tot een ander oordeel van de rechtbank.
Verder weegt bij de beslissing van de rechtbank mee dat de vrouw in eerste instantie, bij indiening van het verzoek tot echtscheiding, van mening was dat het in het belang van [minderjarige] was dat partijen samen in de echtelijke woning zouden blijven wonen. Zij heeft onvoldoende onderbouwd wat er precies is veranderd en waarom dit nu niet meer in het belang van partijen, dan wel [minderjarige] zou zijn. De rechtbank wil rekening houden met de belangen van beide partijen en ook het belang van [minderjarige] . Het is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment te belastend, gelet op de overspannenheid van de man, om hem naar een nieuwe tijdelijke woning te laten zoeken.
4.7.
De rechtbank ziet, gelet op wat hiervoor is overwogen, evenmin aanleiding om [minderjarige] aan één van beide partijen toe te vertrouwen. De rechtbank zal de hiertoe strekkende verzoeken van partijen dan ook afwijzen. Ook de overige verzoeken van partijen zullen wegens gebrek aan belang, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, bepaalt de rechtbank dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken van de vrouw en de man af.
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. Terwee, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 12 september 2024.