ECLI:NL:RBAMS:2024:8626

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
AMS 23/6474
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag tot omwisseling van een Georgisch rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omwisseling van zijn Georgisch rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs beoordeeld. De RDW had de aanvraag afgewezen op basis van de 185-dageneis, die vereist dat de aanvrager ten minste 185 dagen in het land van afgifte van het rijbewijs heeft gewoond. Eiser stelde dat hij aan deze eis voldeed, maar de RDW was van mening dat hij onvoldoende bewijs had geleverd. De rechtbank oordeelt dat de RDW onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de overgelegde stukken niet voldoende zijn om aan te tonen dat eiser aan de 185-dageneis voldoet. De rechtbank concludeert dat eiser met de overgelegde bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer dan 185 dagen in Georgië heeft gewoond. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de RDW op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de RDW veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer, de RDW

(gemachtigde: mr. F. Thomas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omwisseling van zijn Georgische rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs.
1.1.
De RDW heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 september 2023 op het bezwaar van eiser is de RDW bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De RDW heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn partner [naam partner] , en de gemachtigden van partijen.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst. Daarbij is afgesproken dat eiser binnen twee weken aanvullende stukken zou overleggen aan de RDW. Eiser heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt op 10 juli 2024. De RDW heeft bij brief van 16 juli 2024 op deze stukken gereageerd. Vervolgens heeft eiser op 22 juli 2024 hier weer een reactie op gegeven. De rechtbank sluit het onderzoek ter zitting in deze uitspraak.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 18 april 2023 bij de RDW een aanvraag ingediend om zijn Georgische rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs.
2.1.
Een van de voorwaarden voor de omwisseling van het rijbewijs is dat het moet zijn afgegeven in een periode van één jaar waarin eiser ten minste 185 dagen in Georgië woonachtig is geweest (de 185-dageneis). Bij e-mail van 11 mei 2023 heeft eiser aan de RDW medegedeeld dat hij van 2 mei 2022 tot 17 december 2022 – een periode van 229 dagen – in Georgië woonachtig is geweest en dat hij Georgië in deze periode – behoudens enkele korte reizen – niet heeft verlaten. Volgens eiser voldoet hij daarmee aan de 185-dageneis. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser verschillende instapkaarten van vliegreizen overgelegd.
2.2.
Bij brief van 16 mei 2023 heeft de RDW aan eiser medegedeeld dat hij onvoldoende bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij aan de 185-dageneis voldoet. De RDW heeft eiser verzocht om aanvullende stukken te overleggen, zoals kopieën van zijn paspoort, eerder aan hem verleende rijbewijzen, een werkgeversverklaring en/of een uittreksel uit het bevolkingsregister van het land dat het rijbewijs heeft afgegeven.
2.3.
Eiser heeft bij e-mail van 24 mei 2023 foto’s van zijn Georgische rijbewijs en van zijn Russische paspoort overgelegd.
2.4.
In het besluit van 3 juni 2024 heeft de RDW de aanvraag van eiser geweigerd, omdat niet is gebleken dat hij aan de 185-dageneis voldoet.
2.5.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en is op 8 augustus 2023 gehoord. Op dezelfde dag heeft eiser een uittreksel van de Georgische Kamer van Koophandel en bankafschriften van zijn bankrekening bij de Bank of Georgia overgelegd.
2.6.
In het bestreden besluit heeft de RDW de aanvraag opnieuw afgewezen, omdat eiser met de overgelegde documenten niet heeft aangetoond dat hij ten minste 185 dagen in Georgië heeft gewoond. Omdat niet aan de 185-dageneis wordt voldaan, is de aanvraag volgens de RDW terecht afgewezen. De nadelige gevolgen van de afwijzing voor eiser (het niet hebben van een Nederlands rijbewijs) zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te doelen (het voorkomen dat buitenlandse rijbewijzen in strijd met de wet- en regelgeving worden omgewisseld voor Nederlandse rijbewijzen dan wel het voorkomen van ’rijbewijstoerisme’). Verder is voor de RDW van belang dat niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om in Nederland het rijexamen te behalen.
2.7.
Op de zitting heeft eiser een nadere toelichting gegeven over zijn komst naar en verblijf in Georgië. Eiser is met zijn partner na de Russische invasie van Oekraïne op 24 februari 2022 met de trein naar Finland gereisd en vervolgens via Estland in Georgië terecht gekomen. Deze informatie is niet eerder (tijdens de hoorzitting) in bezwaar ter sprake gekomen. Het was voor eiser onvoldoende duidelijk welke stukken de RDW nog nodig had om zijn rijbewijs om te wisselen. Hierbij is ook gebleken dat eiser mogelijk over meer stukken beschikt om te onderbouwen dat hij aan de 185-dageneis voldoet. De rechtbank heeft vervolgens een informele bestuurlijke lus toegepast. De RDW heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat eiser met de aanvullende stukken nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2022 minimaal 185 dagen in Georgië woonachtig is geweest, dan wel daar heeft verbleven. Het bestreden besluit steunt volgens de RDW dan ook op goede gronden en dient in stand te blijven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de RWD deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aan de 185-dageneis voldoet?
5. Eiser meent dat uit de door hem overgelegde stukken wel degelijk blijkt dat hij meer dan 185 dagen in Georgië woonachtig is geweest. Dat hij tussentijds Georgië heeft verlaten doet hier niet aan af, omdat uit de stukken ook blijkt dat hij weer naar Georgië terugkeerde. Volgens eiser past de RDW de uitleg van het begrip ‘gewone verblijfplaats’ als bedoeld in artikel 7 van de Rijbewijsrichtlijn [1] onjuist toe.
Juridisch kader
5.1.
Een persoon die over een in het buitenland afgegeven rijbewijs beschikt, kan deze op diens verzoek onder bepaalde voorwaarden laten omwisselen voor een Nederlands rijbewijs. Een van deze voorwaarden is dat het buitenlandse rijbewijs is afgegeven in een periode van één jaar waarin de aanvrager ten minste 185 dagen in het land van afgifte van dat bewijs woonachtig is geweest (de 185-dageneis). [2] In het bestreden besluit staat dat met het begrip ‘woonachtig’ aansluiting is gezocht bij het begrip ‘gewone verblijfplaats’ als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder e en artikel 12 van de Rijbewijsrichtlijn. Artikel 12 van de Rijbewijsrichtlijn luidt als volgt:
“Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „gewone verblijfplaats” verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen of, voor iemand zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.
De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats dan zijn persoonlijke bindingen heeft en daardoor afwisselend op verschillende plaatsen in twee of meer lidstaten verblijft, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats als zijn persoonlijke bindingen te bevinden, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt, wanneer de betrokkene voor een opdracht van een bepaalde duur in een lidstaat verblijft. Het volgen van onderwijs aan een universiteit of een school impliceert niet dat de gewone verblijfplaats is verplaatst.”
Het oordeel van de rechtbank
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser beschikt over een Georgisch rijbewijs dat vanaf 15 december 2022 geldig is. Wat partijen verdeeld houdt is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2022 in Georgië ten minste 185 dagen woonachtig is geweest en daarmee aan de 185-dageneis voldoet. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.3.
Eiser heeft in de bezwaarfase verschillende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij aan de 185-dageneis voldoet, waaronder een kopie van zijn paspoort. Aan de hand van de in- en uitreisstempels in dit paspoort kan worden afgeleid waar en wanneer eiser de afgelopen jaren is in- en uitgereisd. Met de stempels kan aldus het reispatroon van eiser in de relevante periode van 2 mei 2022 tot en met 17 december 2022 worden vastgesteld. De RDW heeft op de zitting aangevoerd dat op basis van de stempels onduidelijk is hoe lang eiser gedurende deze periode in Turkije heeft verbleven. In het paspoort van eiser bevindt zich namelijk een inreisstempel voor Istanbul met als datum 18 augustus 2022. Op dezelfde pagina van het paspoort staat ook een uitreisstempel voor Istanbul, maar hiervan zijn alleen de dag en de maand (26 december) leesbaar. Het jaartal van de stempel is niet (meer) te lezen. Hierdoor blijkt uit de stempel niet duidelijk of deze in 2022 of in een ander jaartal in het paspoort van eiser is geplaatst. De partner van eiser heeft op de zitting verklaard dat zij samen met eiser in augustus 2022 voor een zwemcompetitie naar Istanbul was gereisd. Zij heeft op de zitting ook haar eigen paspoort laten zien. In dit paspoort is een uitreisstempel zichtbaar voor Istanbul met de datum
26 december 2021. Op een andere pagina van eisers paspoort is een uitreisstempel voor Istanbul te zien met als datum 23 augustus 2022. Naar het oordeel van de rechtbank moet er gelet hierop van worden uitgegaan dat eiser van 18 augustus 2022 tot en met
23 augustus 2022 in Turkije heeft verbleven en dat de uitreisstempel met de datum 26 december al in 2021 in het paspoort van eiser is geplaatst. De rechtbank leidt uit de in- en uitreisdata van de stempels af dat deze een aanwijzing vormen dat eiser in de periode van
2 mei 2022 tot en met 17 december 2022 in totaal 204 dagen in Georgië is geweest. [3] Dat eiser in die periode ook daadwerkelijk 204 dagen in Georgië woonachtig is geweest, kan enkel op basis van de stempels niet met absolute zekerheid worden vastgesteld. Niet alle stempels in het paspoort zijn immers even goed leesbaar en ook bestaat de mogelijkheid dat niet bij alle reizen van eiser een stempel in zijn paspoort is geplaatst. De stempels vormen naar het oordeel van de rechtbank echter wel een belangrijke objectieve aanwijzing dat eiser meer dan 185 dagen in Georgië heeft verbleven.
5.4.
Naast zijn paspoort heeft eiser in bezwaar afschriften van zijn bankrekening bij de Bank of Georgia van 15 mei 2022 tot en met 25 december 2022 overgelegd. De RDW heeft tegengeworpen dat dit een bankrekening voor ‘non-residents’ betreft. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij met zijn Russische paspoort rechtmatig in Georgië mocht verblijven en dat daarvoor niet vereist was dat hij zich inschreef in het Georgische bevolkingsregister. De rechtbank acht het gelet hierop niet onaannemelijk dat eiser een bankrekening voor ‘non-residents’ had, terwijl hij wel in Georgië verbleef. Dit te meer nu eiser ter onderbouwing van zijn verblijf in Georgië na de zitting een e-mail van 5 juli 2024 van [naam] heeft overgelegd. In deze e-mail bevestigt [naam] dat eiser en zijn partner vanaf 2 mei 2022 samen met hem hebben verbleven in een woning die [naam] in Tbilisi heeft gehuurd. Als bijlage heeft [naam] een kopie van een huurovereenkomst in de Georgische en Russische taal gevoegd. De RDW heeft verder tegengeworpen dat de meeste transacties op de bankafschriften van de Bank of Georgia overschrijvingen betreffen en dat daaruit niet blijkt van geldopnames of pintransacties. Daarom kan niet worden vastgesteld of eiser in deze periode daadwerkelijk in Georgië verbleef. Alhoewel de bankafschriften van eiser vooral bankoverschrijvingen bevatten, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan deze afschriften geen waarde kan worden gehecht. In de bankafschriften staan namelijk ook verschillende pinbetalingen die eiser ter plaatse heeft gedaan. De locaties waar deze betalingen zijn verricht komen overeen met de locaties waar eiser volgens de in- en uitreisstempels van zijn paspoort op dat moment verbleef. Deze betalingen ondersteunen daarmee het verhaal van eiser.
5.5.
Eiser heeft in bezwaar tot slot een uittreksel van zijn onderneming uit het ‘Registry of Entrepreneurs and Non-entrepreneurial (Non-Commercial) Legal Entities’ overgelegd. Deze onderneming stond per 30 juni 2022 ingeschreven in Georgië. Alhoewel uit deze inschrijving op zichzelf nog niet kan worden afgeleid dat eiser aan de 185-dageneis heeft voldaan, draagt dit stuk naar het oordeel van de rechtbank samen met de verder door eiser overgelegde stukken wel bij aan eisers stelling dat hij meer dan 185 dagen in Georgië heeft verbleven. Dat eiser met zijn onderneming in de Georgische Kamer van Koophandel stond ingeschreven, vormt immers ook een aanwijzing dat eiser in Georgië zijn gewone verblijfplaats had.
5.6.
De rechtbank is reeds op grond van het voorgaande van oordeel dat de RDW onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom de door eiser in bezwaar overgelegde stukken onvoldoende zijn om te concluderen dat eiser niet aan de 185-dageneis voldoet. Weliswaar kan uit deze stukken, wanneer zij afzonderlijk worden bezien, niet zonder meer worden afgeleid dat eiser 185 dagen in Georgië woonachtig is geweest. De RDW heeft echter niet deugdelijk gemotiveerd waarom uit de bewijsstukken, in hun onderlinge samenhang bezien, niet kan worden geconcludeerd dat eiser in 2022 ten minste 185 dagen in Georgië woonachtig is geweest. De data waarop eiser volgens de in- en uitreisstempels in 2022 in Georgië zou hebben verbleven, worden namelijk door verschillende andere stukken ondersteund. Zo bevestigen de door eiser overgelegde instapkaarten van vliegreizen dat eiser op 2 mei 2022 Georgië is ingereisd en op 17 december 2022 vanuit Georgië naar Nederland is gevlogen. Ook bevestigen de door eiser overgelegde bankafschriften dat eiser op verschillende data daadwerkelijk in Georgië heeft verbleven. De inschrijving van eisers onderneming in het Georgische handelsregister vormt een verdere indicatie dat eiser in Georgië woonachtig is geweest.
5.7.
Daar komt nog bij dat eiser na de zitting een arbeidsovereenkomst van zijn partner bij een Georgische onderneming heeft overgelegd. Ook dit is een document dat, hoewel hieruit niet direct kan worden afgeleid dat eiser aan de 185-dageneis voldoet, een verdere onderbouwing vormt dat eiser aan wel aan deze eis voldoet. Dit geldt evenzeer voor de e-mail van huisgenoot [naam] van eiser en zijn partner. Eiser heeft verder nog bankafschriften van zijn bankrekening bij Wise Europe SA van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022 overgelegd. De RDW heeft het standpunt ingenomen dat, behoudens een paar transacties, niet kan worden afgeleid of de betalingen pinbetalingen betreffen of betalingen die via het internet heeft gedaan. Hierdoor kan uit de transacties niet worden afgeleid waar eiser op dat moment woonde of verbleef. Voor zover de plaatsnamen achter de transacties een indicatie vormen voor de plaats en het land waar eiser ten tijde van die transactie verbleef, concludeert de RDW dat hieruit blijkt dat eiser in totaal 106 dagen in Georgië heeft verbleven. Dit standpunt overtuigt de rechtbank niet. De rechtbank kan de RDW volgen dat uit de bankafschrijvingen niet direct kan worden afgeleid waar en op welke wijze deze betalingen zijn gedaan. De plaatsnaam die achter de transacties staat, is namelijk veelal de vestigingsplaats van het bedrijf aan wie eiser een betaling heeft gedaan, en niet noodzakelijkerwijs de plaats waarvandaan eiser die betaling daadwerkelijk heeft gedaan. Zo zijn er op verschillende data afschrijvingen van Spotify, de New York Times en Bolt te zien, met daarachter respectievelijk Stockholm, New York en Tallinn als plaatsnaam. Dit zijn de plaatsen waar het hoofdkantoor van de desbetreffende ondernemingen is gevestigd en dit is dus niet per se de plaats waar eiser zich op het moment van die betalingen bevond. Dat eiser volgens de RDW op basis van de plaatsnamen die achter de transacties staan, opgeteld 106 dagen in Georgië heeft verbleven, kan de rechtbank daarom niet volgen. De rechtbank overweegt dat in de periodes waarin eiser volgens zijn paspoort in Georgië was, bij de meeste transacties de plaatsnaam Tbilisi, de hoofdstad van Georgië, staat. In de periodes waarin eiser volgens het paspoort niet in Georgië verbleef, bevatten de bankafschrijving deze plaatsnaam niet of nauwelijks. Alhoewel de plaatsnaam achter de transacties dus niet noodzakelijkerwijs iets zegt over de locatie waar eiser zich op dat moment bevond, biedt dit naar het oordeel van de rechtbank wel een aanwijzing dat eiser in die periodes daadwerkelijk in Georgië verbleef. Het ligt immers voor de hand dat in de periodes dat eiser in Georgië verbleef, hij meer betalingen zou doen bij ondernemingen die in Georgië zijn gevestigd dan wanneer hij daar niet verbleef. Ook deze bankafschriften vormen daarom naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat eiser aan de 185-dageneis heeft voldaan.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank concludeert dat eiser met alle overgelegde stukken in hun samenhang bezien aannemelijk heeft gemaakt dat hij 185 dagen in Georgië zijn gewone verblijfplaats heeft gehad. Dit betekent dat de RDW ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij niet aan de 185-dageneis voldoet. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De overige gronden behoeven geen bespreking meer. Omdat het aan de RDW is om te beoordelen of eiser ook aan mogelijk andere voorwaarden voor het omwisselen van zijn rijbewijs voldoet, kan de rechtbank niet zelf in de zaak te voorzien. De RDW moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor zover er naast de 185-dageneis geen overige voorwaarden zijn waaraan eiser dient te voldoen, ligt het voor de hand dat de RDW voortvarend overgaat tot de omwisseling van eisers rijbewijs. De rechtbank stelt de termijn voor het nemen van een nieuw besluit vast op zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt de RDW in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na (informele) bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 875,-, en een wegingsfactor 1).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de RDW aan eiser het griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de RDW op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024.
griffier
de rechter is verhinderd om te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen
zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs.
2.Artikel 46, tweede lid, aanhef en onder b, van het Reglement rijbewijzen.
3.Te weten van 2 mei 2022 tot en met 2 juni 2022, van 5 juni 2022 tot en met 18 augustus 2022, van 8 september 2022 tot en met 20 oktober 2022 en van 25 oktober 2022 tot en met 17 december 2022.