Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 september 2023 te Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2001 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn niet-gemachtigde raadsman, mr. J. van Appia, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, heeft de vordering gedaan en het standpunt ingenomen dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit bewezen is verklaard. De verdachte heeft op 19 september 2023 levensmiddelen ter waarde van 180,88 euro weggenomen uit een winkel van Dirk van den Broek.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit en de verdachte vastgesteld en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 41 dagen geëist, zonder ISD-maatregel, omdat de verdachte sinds het delict niet meer in aanraking is gekomen met de politie en vermoedelijk naar Roemenië is teruggekeerd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft uiteindelijk de gevangenisstraf van 41 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging in een eerdere zaak (parketnummer 13/153712-23) afgewezen, omdat de verdachte heeft aangegeven terug te willen keren naar Roemenië en het lijkt dat hij dat inmiddels ook heeft gedaan. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.