ECLI:NL:RBAMS:2024:8740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13/306919-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de detentiegarantie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 14 november 2024 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A. Keulers, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en een tolk in de Roemeense taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht en vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Echter, op basis van een detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten, concludeert de rechtbank dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten en het Verenigd Koninkrijk af te wachten, en heeft bepaald dat de zaak uiterlijk op 9 december 2024 opnieuw moet worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/306919-24
Datum uitspraak: 28 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 september 2024 door
the Satu Mare Court, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt in onderdeel b) een
warrant of execution of imprisonmentmet kenmerk No. 1169/2024 van 5 augustus 2024 van
the Court of Satu Mareen een
criminal sentence no. 1097/15.07.2024, enforceable following no appeal on 05.08.2024met kenmerk no. 2212/296/2021* van
the Court of Satu Mare.
In onderdeel c) van het EAB staat vermeld een
criminal judgment number 894/06. 06.06.2014van
the Satu Mare Court,
final on 07.07.2014met kenmerk 169/296/2014. Uit onderdeel f) van het EAB volgt dat de bij deze
criminal judgmentopgelegde vrijheidsstraf aanvankelijk als voorwaardelijke straf is opgelegd met een proeftijd van 6 jaar en 8 maanden, maar dat de straf is omgezet in een onvoorwaardelijke straf omdat de opgeëiste persoon gedurende de proeftijd voor nieuwe strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank leest het EAB in samenhang met de aanvullende informatie van 10 oktober 2024 zo, dat de
criminal judgmentmet kenmerk 169/296/2014 dient te worden aangemerkt als de grondslag van het EAB, en dat de
criminal sentencemet kenmerk No. 1097/15.07.2024 een beslissing tot tenuitvoerlegging van de bij deze
criminal judgmentopgelegde straf betreft.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de bij de
criminal judgmentopgelegde vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De
criminal judgementbetreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank overweegt dat vanwege de Roemeense detentieomstandigheden voor gedetineerden in Roemenië sprake is van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [4]
Bij brief van 9 oktober 2024 is door
the Director General of the National Administration of Penitentiaries(Roemenië) een detentiegarantie verschaft waarin de volgende garantie is gegeven:
‘’In view of the address formulated in case file no. 2212/296/2021 dated
07.10.2024, regarding the request of the Dutch authorities, on the conditions of
detention under which the named [de opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1992,
domiciled in [district], sentenced to 1 year and 8 months imprisonment), in the
event that he would be handed-over to Romania, we communicate the following:
(…)
If the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian
authorities at Henri Coandă Airport in Bucharest, he/she will be initially placed in
Bucharest-Rahova Penitentiary for a period of 21 days, in order to carry out the
quarantine period, in a room that will provide a minimum space of 3 square meters.
The persons deprived of liberty under quarantine and observation in the
Bucharest-Rahova Penitentiary are guaranteed the right to a daily walk for 2
hours.
(…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve the deprivation
of liberty sentence initially in the semi-open regime. At the same time, given his
place of residence, he will most likely serve the sentence in Vaslui Penitentiary.
(…)
In view of the perspective of the implementation of the measures contained in the "Action Plan for the period 2020 - 2025, drawn up for the execution of the Pezmives and others v. Romania pilot judgment and the judgments delivered in the Bragadireanu v. Romania group of cases", as well as the number of detainees currently in the custody of the National Penitentiary Administration, as a result of the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Penitentiary Administration guarantees that, for the entire period of the execution of the sentence, including the bed and its furniture, but excluding the space for the sanitary facility, he will be provided with a minimum individual space, as follows:
- 3 square meters during the quarantine and observation period;
- 3 square meters during the pre-trial detention;
- 3 square meters in the case of serving the sentence under maximum

security;

- 3 square meters in the case of serving the sentence under a close

regime;

- 3 square meters in the case of serving the sentence under a semi-open

regime;

- 4 square meters in the case of serving the sentence under an open regime.’’
Standpunt raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW, omdat onvoldoende duidelijk is gebleken waar en onder welke omstandigheden de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd na overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest ML van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken van penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste instantie in de
Bucharest-Rahova Penitentiaryzal worden geplaatst en daarna naar alle waarschijnlijkheid in de
Vaslui Penitentiary.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, met de officier van justitie van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW; heropening van het onderzoek

Het toetsingsonderwerp van artikel 12 OLW is het ‘proces dat tot de beslissing heeft geleid’. Het gaat hier om de procedure die heeft geleid tot de rechterlijke beslissing waarbij de persoon om wiens overlevering wordt verzocht in het kader van de tenuitvoerlegging van het EAB, onherroepelijk is veroordeeld. [7] De rechtbank overweegt dat in dit kader aan artikel 12 OLW dient te worden getoetst de procedure die heeft geleid tot de
criminal judgmentmet kenmerk 169/296/2014.
Het EAB vermeldt in onderdeel d) dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Nu in onderdeel b) van het EAB als grondslag van het EAB niet de
criminal judgmentmet kenmerk 169/296/2014 maar de kennelijke beslissing tot tenuitvoerlegging van de bij die
criminal judgmentopgelegde voorwaardelijke straf met kenmerk No. 1097/15.07.2024 staat aangemerkt, is het de rechtbank onvoldoende duidelijk of onderdeel d) betrekking heeft op het juiste toetsingsonderwerp van artikel 12 OLW. De rechtbank kan dus niet toetsen of ten aanzien van de procedure die heeft geleid tot de
criminal judgmentmet kenmerk 169/296/2014 een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aanwezig is.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [8] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Het EAB vermeldt in onderdeel f) van het EAB dat
‘’the defendant suffered several convictions on the territory of the United Kingdom, for which reason the court (…) ordered the revocation of the suspension of the execution of the sentence of 1 year and 8 months imprisonment’’. Uit de aanvullende informatie van de justitiële autoriteit van het Verenigd Koninkrijk bij brief van 5 november 2024 blijkt dat een verzoek tot nadere informatie over de procedure in het Verenigd Koninkrijk moet worden ingediend in de vorm van een verzoek tot verlening van
Mutual Legal Assistance. De officier van justitie heeft op de zitting van 14 november 2024 medegedeeld dat dit verzoek reeds is ingediend en dat binnen een termijn van twee weken antwoord wordt verwacht.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 15 juli 2024 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [9]
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen om antwoorden op de door de officier van justitie aan de justitiële autoriteit van het Verenigd Koninkrijk voorgelegde vragen af te wachten en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende aanvullende vraag ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
  • Ziet de informatie zoals die is verstrekt in onderdeel d) van het EAB op de procedure die heeft geleid tot de
  • Mocht in onderdeel d) van het EAB punt 2 worden aangekruist en geen van de situaties zoals bedoeld onder punt 3 zich voordoen: Was de opgeëiste persoon op de hoogte van de verdenking en de strafrechtelijke procedure? Is een oproeping voor het proces verzonden aan een door de opgeëiste persoon (bijvoorbeeld tijdens de voorbereidende procedure) opgegeven adres? Is de opgeëiste persoon tijdens of voorafgaand aan de strafprocedure geïnstrueerd over zijn rechten en plichten waaronder de verplichting om bereikbaar te zijn op een opgegeven adres en om eventuele adreswijzigingen door te geven?

6.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, om antwoorden op de door de officier van justitie aan de justitiële autoriteit van het Verenigd Koninkrijk voorgelegde vragen af te wachten en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5 geformuleerde vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beantwoording voor te leggen.
BEPAALTdat de zaak uiterlijk op 9 december 2024 (twee weken voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 23 december 2024) dan wel binnen zeven dagen na 9 december 2024 opnieuw op zitting moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Roemeense taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 november.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie o.a. Rb. Amsterdam, 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.
7.HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas), punt 74.
8.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
9.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (