ECLI:NL:RBAMS:2024:8768

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
11139614 WM VERZ 24-3765
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sancties ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen twee administratieve sancties opgelegd aan de betrokkene op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had boetes ontvangen voor het negeren van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op twee verschillende data, namelijk 1 en 3 september 2023. De betrokkene heeft tegen de inleidende beschikkingen beroep ingesteld, omdat zij niet op de hoogte was van de geslotenverklaring door haar afwezigheid in het buitenland. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waar de betrokkene niet aanwezig was. De officier van justitie heeft de stelling van de betrokkene betwist en geconcludeerd dat het beroep tegen de eerste beschikking ongegrond is en dat het beroep tegen de tweede beschikking gegrond is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene niet ontkend heeft dat de overtredingen zijn gepleegd, maar dat zij niet voldoende op de hoogte was van de regelgeving. Daarom is het beroep in de zaak 11139614 WM VERZ 24-3765 gegrond verklaard, terwijl het beroep in de zaak 11146826 WM VERZ 24-4010 ongegrond is verklaard. De kantonrechter heeft de bestreden beslissing vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag in de gegronde zaak aan de betrokkene wordt gerestitueerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. C.W. Inden
zaaknummers: 11139614 WM VERZ 24-3765
11146826 WM VERZ 24-4010
beslissing van: 10 oktober 2024
func.: 40546
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 10 oktober 2024 inzake de beroepen ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welke beroep is ingesteld bij verzoekschriften, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 13 december 2023 en is gericht tegen de beslissingen van 17 november 2023 en 20 november 2023 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

CJIB-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene zijn bij beschikkingen van 13 september 2023 en 14 september 2023 (verder: de inleidende beschikkingen) twee sancties in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen deze inleidende beschikkingen beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft het beroep in beide zaken ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep in de voornoemde zaken is behandeld op de openbare zitting van 10 oktober 2024. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van de beroepschriften. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep in de zaak 11146826 WM VERZ 24-4010 ongegrond is en dat het beroep in de zaak 11139614 WM VERZ 24-3765 gegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene zijn bij inleidende beschikkingen wegens een verkeersgedraging twee administratieve sancties opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten een weg te hebben gebruikt in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12). Deze gedragingen zijn geconstateerd op:
* 1 september 2023 om 23:39 uur op de [locatie 1]
(zaaknummer 11146826 WM VERZ 24-4010);
* 3 september 2023 om 20:47 uur op de [locatie 1]
(zaaknummer 11139614 WM VERZ 24-3765).
2. Het beroep in de onderhavige zaken is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene voert tegen de beslissingen van verweerder aan dat zij twee beschikkingen heeft ontvangen voor het negeren van de geslotenverklaring. De overtredingen zijn geconstateerd op 1 september 2023 en op 3 september 2023. Betrokkene heeft de ophef rondom het afsluiten van de [locatie 1] gemist, omdat zij in Zuid-Amerika op reis was. Toen betrokkene terugkwam van haar reis waren de extra opvallende waarschuwingsborden weer verdwenen. Betrokkene heeft de aankondiging en ophef daarom niet meegekregen en dus geen eerlijke kans gehad om te wennen aan de afsluiting. Daarnaast meent betrokkene dat de borden niet duidelijk genoeg zijn. De borden zijn te klein, vallen volledig weg in de omgeving en zijn vrijwel onzichtbaar.
Verder merkt betrokkene op dat de tweede beschikking al aan haar verzonden was voordat zij de eerste beschikking ontvangen had. Daardoor heeft betrokkene niet kunnen leren van haar fout. Betrokkene verzoekt derhalve om minimaal één beschikking te laten vervallen. Verder begrijpt betrokkene niet waarom bij de [locatie 1] en de [locatie 2] eerst een waarschuwingsbrief wordt gestuurd wanneer men de geslotenverklaring negeert en bij de door haar gemaakte overtreding niet.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep tegen de eerste beschikking ongegrond is en dat het beroep tegen de tweede beschikking gegrond is.
5. Het volgende wordt overwogen.
Ten aanzien van de gedraging:
6. Betrokkene heeft niet ontkend dat de onderhavige gedragingen zijn verricht. Bewijs dat betrokkene de gedragingen heeft verricht blijkt verder uit de verklaringen van de verbalisanten, die zijn opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB.
Ten aanzien van de waarschuwingsperiode:
7. Van kentekenhouders mag worden verwacht dat zij zich inspannen om zichzelf op de hoogte te stellen en op de hoogte te blijven van de voor hen geldende regelgeving, en dat zij daarnaar handelen.
8. Uit een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 augustus 2023, vindplaats ECLI:NL:GHARL:2023:6933, blijkt onder meer dat een verbalisant niet slechts van zijn bevoegdheid tot oplegging van een boete gebruik mag maken indien een waarschuwingsperiode in acht is genomen. Ook is het vanuit de Wahv niet vereist dat er een waarschuwingsperiode moet worden gehanteerd of dat slechts nadat een waarschuwing gegeven is, een boete mag worden opgelegd. Óf er een waarschuwingsperiode van kracht is geweest (al dan niet op een andere locatie) en of de boete binnen of buiten deze periode is opgelegd, is daarom niet relevant. Dit verweer van betrokkene faalt.
Ten aanzien van de bebording:
9. Uit artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) volgt dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt of de verkeerstekens al dan niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst. Het staat niet ter beoordeling van de individuele weggebruiker of een verkeersbord wel of niet overeenkomstig de voorschriften is geplaatst.
10. In de dossiers bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van 24 augustus 2023 en 13 september 2023 en hieruit blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst. Dit verweer van betrokkene treft evenmin doel.
Ten aanzien van een opeenstapeling van boetes
11. Teneinde een opeenstapeling van beschikkingen te voorkomen is in het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden opgenomen dat na ontvangst van de eerste gedagtekende beschikking naar aanleiding van een door een ambtenaar vastgestelde gedraging de volgende toegestuurde beschikking ziet op een gedraging die is vastgesteld op een datum die is gelegen ná de datum van eerste gedagtekende beschikking. Slechts in dat geval wordt betrokkene door ontvangst van de beschikking naar aanleiding van een vastgestelde gedraging immers in de gelegenheid gesteld zijn of haar toekomstige gedrag overeenkomstig de geldende norm te bepalen.
12. Gelet op de situatie dat betrokkene pas op de hoogte is geraakt van de eerste overtreding toen zij de tweede overtreding al had begaan, zal het beroep in de zaak 11139614 WM VERZ 24-3765 gegrond worden verklaard.
Het beroep in de zaak 11146826 WM VERZ 24-4010 is ongegrond.
13. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep in de zaak 11146826 WM VERZ 24-4010 (CJIB-nummer [nummer 2] ) ongegrond;
  • verklaart het beroep in de zaak 11139614 WM VERZ 24-3765 gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, alsmede de inleidende beschikking;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag in de zaak 11139614 WM VERZ 24-3765 aan betrokkene wordt gerestitueerd.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.