ECLI:NL:RBAMS:2025:1030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/13/755399 / HA ZA 24-910
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van garantiebepaling in het kader van ticketverkoopovereenkomst

In deze zaak heeft See Tickets B.V. een vordering ingesteld tegen Mountain B.V. wegens het niet nakomen van een garantiebepaling. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juli 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 20 november 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 januari 2025. See Tickets had een overeenkomst gesloten met Alda C.I.K. BV, waarbij een voorschot van € 750.000 werd verstrekt, dat in delen moest worden terugbetaald. Mountain was garant voor 30% van dit bedrag. Alda C.I.K. heeft echter niet tijdig terugbetaald, waardoor zij in verzuim is geraakt. See Tickets vorderde betaling van € 198.679,89, alsook advocaatkosten en proceskosten. Mountain voerde geen inhoudelijk verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van See Tickets. De rechtbank oordeelde dat de vordering van See Tickets toewijsbaar was, aangezien Mountain niet had betwist dat Alda C.I.K. in verzuim was. De rechtbank heeft Mountain veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de advocaatkosten en de proceskosten, inclusief beslagkosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/755399 / HA ZA 24-910
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
SEE TICKETS B.V.
te Groningen,
eisende partij,
hierna te noemen: See Tickets,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
MOUNTAIN B.V.
te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Mountain,
advocaat: mr. R.H. Bouwman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 juli 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 20 november 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
See Tickets faciliteert de verkoop van tickets voor evenementen voor evenementhouders zoals festivalorganisatoren, nachtclubeigenaren, poppodia en musea. Mountain is een beheervennootschap van dhr. [naam] .
2.2.
See Tickets heeft op 17 februari 2024 met Alda C.I.K. BV (hierna: Alda CIK) – een vennootschap waarin [naam] indirect aandeelhouder en indirect bestuurder is – een overeenkomst gesloten op basis waarvan See Tickets de verkoop van tickets zou verzorgen voor evenementen die door Alda CIK zouden worden georganiseerd. Deze overeenkomst wordt door partijen aangeduid als de Gebruiksovereenkomst. In aanvulling op die Gebruiksovereenkomst zijn See Tickets en Alda CIK op 20 februari 2024 een addendum overeengekomen (hierna: het Addendum). In het Addendum is afgesproken dat een voorschot van € 750.000 wordt verstrekt door See Tickets aan Alda CIK en dat dit voorschot in twee delen moet worden terugbetaald door middel van verrekening met inkomsten uit de door See Tickets verzorgde ticketverkoop. Volgens artikel 1.2 van het Addendum moet op 1 mei 2024 € 300.000 zijn terugbetaald en op 1 juli 2024 € 450.000. Artikel 1.3 van het Addendum bepaalt dat als dat niet is gebeurd, Alda CIK van rechtswege in verzuim is en dat het bedrag dan ineens op Alda CIK verhaald kan worden.
2.3.
Als zekerheid voor de terugbetaling van het voorschot heeft See Tickets met onder andere Mountain op 20 februari 2024 ook een garantieovereenkomst gesloten (hierna: de Garantieovereenkomst). Artikel 2.1 van die Garantieovereenkomst bepaalt dat de Garantiegevers (waaronder Mountain) See Tickets garanderen dat zij op eerste verzoek alle verschuldigde bedragen aan See Tickets zullen betalen wanneer de Alda CIK de verschuldigde bedragen niet op tijd en volledig betaalt. Uit artikel 2.2 volgt dat Mountain voor 30% van het verschuldigde bedrag garant staat.
2.4.
Door middel van verrekening met inkomsten uit de ticketverkoop van een evenement heeft Alda CIK van het voorschot een bedrag van € 87.733,71 terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
See Tickets vordert betaling van € 198.679,89, zijnde 30% van het nog niet terugbetaalde voorschot. Daarnaast vordert See Tickets betaling van 30% van de werkelijke advocaatkosten en vergoeding van overige proceskosten. Ten slotte vordert See Tickets dat dit vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
See Tickets legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Alda CIK heeft het voorschot niet uiterlijk 1 juli 2024 terugbetaald en is daarom van rechtswege in verzuim. Op grond van de Garantieovereenkomst is Mountain daarom verplicht om op eerste afroep 30% van het (resterende) voorschot terug te betalen.
3.3.
Mountain concludeert tot niet-ontvankelijkheid van See Tickets, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van See Tickets, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van See Tickets in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Alda CIK de verplichting had om het voorschot terug te betalen en dat dit niet voor 1 juli 2024 is gebeurd. Ook is niet in geschil dat Alda CIK daardoor op grond van artikel 1.2 van het Addendum van rechtswege in verzuim is geraakt.
4.2.
Omdat Alda CIK het voorschot niet tijdig en volledig heeft terugbetaald, kan See Tickets op grond van artikel 2.1 en 2.2 van de Garantieovereenkomst aanspraak maken op betaling van 30% van het (resterende) voorschot. De vordering tot betaling van € 198.679,89 wordt toegewezen nu dit volgens See Tickets 30% van het (resterende) voorschot betreft en Mountain dit niet heeft betwist.
4.3.
Hetgeen Mountain in haar conclusie van antwoord heeft aangevoerd leidt niet tot een andere conclusie. Ter zitting heeft Mountain, bij monde van haar advocaat, toegelicht dat in de conclusie van antwoord de achtergrond van het geschil en mogelijke oplossingen zijn geschetst. Daaruit volgt dat Mountain geen inhoudelijke verweren heeft gevoerd tegen de vorderingen van See Tickets.
Advocaatkosten en proceskosten
4.4.
See Tickets heeft op basis van artikel 5.2 van de Garantieovereenkomst betaling van € 3.354 gevorderd, als vergoeding van 30% van de door haar gemaakte advocaatkosten. Het gevorderde bedrag en de grondslag zijn door Mountain niet betwist, zodat de vordering wordt toegewezen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat daarom bij het begroten van de proceskosten hierna geen bedrag meer wordt toegewezen voor salaris advocaat.
4.5.
Mountain wordt ten slotte veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Omdat Mountain in het ongelijk is gesteld moet zij deze betalen, inclusief nakosten. Onder de proceskosten vallen ook de beslagkosten. De beslagkosten zijn gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.419,48 voor kosten deurwaardersexploten en € 688 voor het griffierecht, totaal € 2.107,48. De proceskosten worden voorts begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
5.929,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.222,22
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Mountain om aan See Tickets te betalen een bedrag van € 198.679,89,
5.2.
veroordeelt Mountain om aan See Tickets te betalen een bedrag van € 3.354 voor de gemaakte advocaatkosten,
5.3.
veroordeelt Mountain in de proceskosten van (i) € 2.107,48 (beslagkosten) en (ii) € 6.222,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als Mountain niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Mountain tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.C. Van der Roest en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.