ECLI:NL:RBAMS:2025:1081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
13/099616-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. J. Dekkers
  • J. M. R. Vastenburg
  • R. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte op haar oma na paniekreactie

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die haar oma op 22 maart 2024 in Amsterdam met meerdere messteken om het leven heeft gebracht. De verdachte, geboren in 2002, werd vrijgesproken van moord, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in een paniektoestand verkeerde, veroorzaakt door angst voor de reactie van haar familie, nadat haar oma haar met een jongen had betrapt. Tijdens de zitting op 7 februari 2025 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de dood van haar oma, maar dat er geen tijd was geweest voor beraden, wat leidde tot de vrijspraak van moord. De rechtbank achtte doodslag bewezen en legde een gevangenisstraf van 6 jaar op, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar hield ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en haar emotionele toestand na het delict.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.099616.24 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/099616-24
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2025. De verdachte was bij de behandeling van haar strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat de verdachte en haar raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 22 maart 2024 te Amsterdam [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen met een mes in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te steken.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Verdachte moet worden vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde moord omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op haar genomen besluit.
Dat verdachte de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag heeft begaan, kan wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat zij enorme angst en paniek heeft gevoeld nadat haar oma [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) haar met een jongen had betrapt. Het slachtoffer had namelijk gezegd dat zij de moeder van verdachte de volgende dag zou inlichten. Uit dit gegeven, gecombineerd met de omstandigheid dat verdachte vervolgens het slachtoffer meerdere malen met een mes in onder andere het bovenlichaam heeft gestoken, kan worden afgeleid dat verdachte – gedurende een kort moment – opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde moord. Er is geen voorbedachte raad geweest. Verdachte verkeerde in een angst- en paniektoestand en heeft daardoor geen gelegenheid gehad om zich te beraden op haar besluit. Verdachte heeft dan ook geen gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar daad en haarzelf daarvan rekenschap te geven.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag. Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Bij verdachte was sprake van een hevige gemoedsopwelling waardoor zij zich niet bewust is geweest van haar eigen handelen ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte verkeerde in een paniektoestand omdat zij bang was dat haar familie – en in het bijzonder haar broer – erachter zou komen dat zij samen met een jongen in het huis van haar oma was geweest. In de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 16 september 2024 (hierna: de Pro Justitia rapportage) beaamt de broer van verdachte zijn controlerende houding ten opzichte van verdachte. Ook de moeder van verdachte beaamt meerdere malen dat verdachte iets had kunnen overkomen indien haar familie erachter was gekomen dat zij met een jongen samen was geweest. Het voorgaande levert een aanwijzing op dat verdachte door paniek in een hevige gemoedstoestand terecht is gekomen ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast wijst ook het grote aantal steekletsels dat verdachte heeft toegebracht bij het slachtoffer, haar eigen oma, op een hevige gemoedsopwelling.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
De feiten en omstandigheden
In de avond van 21 maart 2024 heeft verdachte met haar vriend [naam vriend] (hierna: [naam vriend]) afgesproken. Omstreeks 23.00 uur, toen het slachtoffer sliep, heeft verdachte [naam vriend] stiekem mee naar binnen genomen in de woning van het slachtoffer in Amsterdam. Op 22 maart 2024 omstreeks 04:30 uur werd verdachte wakker door de stem van het slachtoffer. Het slachtoffer was de kamer ingekomen waar verdachte samen met [naam vriend] sliep. Het slachtoffer vroeg wie [naam vriend] was en waarom hij in haar woning was. Ze werd boos op [naam vriend], stuurde hem haar woning uit en zei tegen verdachte dat ze het de volgende ochtend aan de moeder van verdachte zou vertellen. Hierna is het slachtoffer weer gaan slapen. [2]
Verdachte raakte in een paniektoestand. Ze was bang voor de reactie van onder anderen haar moeder en broer als het slachtoffer het zou vertellen. Verdachte zou voor schande zorgen. Vanuit haar cultuur en haar familie mocht ze daar niet met een man zijn. De herinnering van verdachte aan wat er vervolgens gebeurde is vaag. Ze weet nog dat ze kleding van [naam vriend] heeft verzameld en aan hem heeft gegeven en dat ze rondjes door het huis heeft gelopen terwijl zij en [naam vriend] WhatsApp-berichten naar elkaar stuurden. Ze kan zich de inhoud van deze berichten niet goed herinneren. [3] Uit verschillende WhatsApp-berichten van verdachte aan [naam vriend], die zijn verstuurd tussen 04:23 uur en 04:38 uur, blijkt dat verdachte naar manieren zocht om het slachtoffer te laten vergeten wat zij zojuist had waargenomen. [4] Verdachte heeft deze berichten vervolgens uit haar telefoon verwijderd, maar kan zich dat niet herinneren. [5] Uit deze berichten, in combinatie met wat [naam vriend] heeft verklaard over een 42 minuten durend telefoongesprek tussen verdachte en [naam vriend] die nacht om 04:40 uur, blijkt dat verdachte bang en in paniek was en zei dat het afgelopen was met haar en dat zij zelfmoord wilde plegen. [6] Ook de herinnering van verdachte met betrekking tot dit telefoongesprek en het moment daarna is vaag. Zij herinnert zich dat ze weer naar bed is gegaan en probeerde te gaan slapen. Ze herinnert zich verder dat zij naar buiten is gegaan om zelfmoord te plegen en dat ze zich vervolgens sterk voelde worden en weer naar binnen is gerend. [7]
Het eerstvolgende wat verdachte zegt zich weer te kunnen herinneren is dat ze haar naam hoorde en zag dat het slachtoffer, dat in bed lag, meerdere steekverwondingen had. [8] Omstreeks 06:33 uur heeft verdachte [naam vriend] gebeld en tegen hem gezegd dat ze haar oma had gestoken. [9] Omstreeks 06:35 uur heeft verdachte het alarmnummer gebeld met de mededeling dat zij haar oma had neergestoken met een mes. [10] Toen de hulpdiensten arriveerden troffen zij verdachte aan met bloed op haar kleding. Verdachte zei dat zij haar oma had doodgemaakt en dat zij niet wist waarom zij dit had gedaan. [11] In een bed in de woning werd het slachtoffer aangetroffen met meerdere steekletsels op haar borst, schouder en arm. Onder de arm van het slachtoffer lag een mes. [12] Tijdens de overbrenging naar het ziekenhuis is het slachtoffer overleden aan de gevolgen van vijf steekletsels ter hoogte van de romp en linker bovenarm, met perforatie van beide borstholten en longen. [13]
Op de kleding die verdachte in de woning had gedragen is bloed aangetroffen, evenals op haar handen. [14] Daarnaast zijn op het heft van het mes, dat onder de arm van het slachtoffer is aangetroffen, DNA-sporen van onder andere verdachte en het slachtoffer aangetroffen. [15] Verdachte heeft meermalen tegen anderen gezegd dat zij degene is geweest die het slachtoffer heeft doodgestoken. [16] Net als in haar politieverhoren, heeft verdachte op de terechtzitting verklaard dat zij het zich niet meer kan herinneren, maar dat ze ervan uitgaat dat zij degene is geweest die het slachtoffer heeft doodgestoken. [17]
De rol van verdachte
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die het slachtoffer middels meerdere messteken om het leven heeft gebracht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en zo ja, of er ook sprake is geweest van voorbedachte raad (
moord) of niet (
doodslag).
Opzet
De rechtbank stelt voorop dat van opzet slechts dan geen sprake kan zijn indien bij een verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. [18] De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke uitzondering zich in deze zaak niet voordoet en overweegt daartoe als volgt.
Bij de politie en ook op de terechtzitting heeft verdachte verklaard over het ten laste gelegde. Zij heeft onder andere verklaard over de angst- en paniekgevoelens die zij heeft ervaren voorafgaand aan het tenlastegelegde. Ook heeft zij verklaard dat zij zich vrijwel niets meer kan herinneren van het moment tussen het telefoongesprek met [naam vriend] tot het horen van haar naam en het zien van de steekverwondingen bij het slachtoffer.
Uit de verklaringen van de verdachte volgt dat zij zich het moment van steken niet meer kan herinneren, maar dat verdachte ook slechts beperkte herinneringen heeft aan wat zich in de uren daaromheen heeft afgespeeld. De rechtbank stelt vast dat in deze periode handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden zoals het sturen van WhatsApp-berichten naar [naam vriend], het vervolgens verwijderen van deze berichten, het voeren van telefoongesprekken met [naam vriend] en het bellen van 112. Verdachte moet bij deze activiteiten in zekere zin bewust hebben gehandeld, kennelijk zonder dat zij zich dat later nog precies weet te herinneren. De omstandigheid dat verdachte na afloop geen herinnering meer heeft aan het moment dat zij het slachtoffer heeft gestoken, betekent daarom niet automatisch dat verdachte zich ten tijde van het steken niet bewust was van haar handelen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op zoek was naar manieren om het slachtoffer te laten vergeten wat zij die nacht had waargenomen. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte dusdanig in paniek was dat zij zelfmoord wilde plegen. Op enig moment heeft verdachte echter een andere keuze gemaakt en heeft zij – in plaats van zichzelf van het leven te beroven – het slachtoffer twaalf keer met een mes in haar bovenlichaam gestoken. Uit deze handelingen, die bestonden uit het pakken van een mes, het naar het slachtoffer toe gaan en het vervolgens twaalf keer steken in vitale delen van het lichaam van het slachtoffer, in combinatie met het doel van verdachte om het slachtoffer te laten vergeten wat zij had waargenomen, leidt de rechtbank opzet op de dood van het slachtoffer af. De omschreven handelingen, die niet los kunnen worden gezien van wat zich eerder die nacht heeft afgespeeld, vergen op zijn minst een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies. Dit is een contra-indicatie voor het feit dat ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedraging en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Uit het dossier is ook overigens niet gebleken dat bij verdachte op dat moment ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Hoewel de rechtbank uit de verklaringen van verdachte bij de politie en op de terechtzitting opmaakt dat verdachte de dood van het slachtoffer zowel voorafgaand aan als na het tenlastegelegde nooit heeft gewild, kan de rechtbank er niet omheen dat de dood van het slachtoffer een oplossing was voor het probleem van verdachte en dat verdachte daarom op een (heel) kort moment toch de opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande – en nu verdachte op zijn minst enig inzicht heeft gehad in de draagwijdte van haar gedragingen en de gevolgen daarvan – acht de rechtbank de opzet van verdachte op de dood van het slachtoffer wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Vrijspraak van moord
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op haar genomen besluit. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair impliciet ten laste gelegde moord.
Bewezenverklaring van doodslag
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor is overwogen, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 22 maart 2024 te Amsterdam [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen met een mes in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te steken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht geen gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur langer is dan 8 jaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op haar oma. Verdachte heeft haar oma twaalf keer met een mes in haar bovenlichaam gestoken, waarna het slachtoffer aan haar verwondingen is overleden. Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de meest ernstige misdrijven. Het recht op leven is immers het meest essentiële recht van de mens. Door het handelen van verdachte is dit recht aan het slachtoffer ontnomen. Het handelen van verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer ernstig geschokt en hun leven blijvend en ingrijpend beïnvloed. Aan hen is door dit familiedrama een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht. De omstandigheid dat verdachte degene is die hiervoor verantwoordelijk is, is voor de nabestaanden nog steeds onbegrijpelijk en moeilijk te geloven. Daarnaast is het handelen van verdachte ook voor de samenleving een schokkend en ernstig feit geweest.
Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf passend is. Ook in dit geval komt de rechtbank tot de conclusie dat een lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte heeft immers, met opzet, een ander van het leven beroofd.
Uitgangspunt bij de strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de strafoplegging in soortgelijke zaken. Bij doodslag lopen de omstandigheden waaronder het feit wordt gepleegd veelal uiteen. Het is daarom moeilijk om voor een feit als doodslag een soortgelijk geval te vinden. Voor doodslag is dan ook geen oriëntatiepunt vastgesteld. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de strafmaat voor doodslag veelal tussen de acht en twaalf jaren ligt.
De persoon van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat verdachte, hoewel volwassen, nog relatief jong is.
Daarnaast heeft rechtbank kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 13 mei 2024 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit het dossier volgt niet dat bij verdachte een groter dan gemiddeld recidiverisico bestaat en de nabestaanden hebben zich voorafgaand aan en op de terechtzitting vooral liefdevol en steunend naar verdachte opgesteld. De strafdoelen speciale preventie en vergelding zijn in deze zaak dus minder van belang. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden bij het bepalen van de duur van de straf.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia rapportage, waarin onder andere het volgende wordt geschreven:

(…) Betrokkene kan zich het ten laste gelegde niet herinneren, maar bekent wel dat zij haar oma gedood heeft. (…) Voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een depressieve stoornis, maar onderzoekers zien geen doorwerking van deze stoornis in het tenlastegelegde. Dit betekent dat onderzoekers haar gedrag rondom en ten tijde van het ten laste gelegde niet kunnen verklaren vanuit haar depressieve toestand.
Betrokkene is, nadat haar oma haar met een jongen in bed had betrapt, in paniek geraakt. Ze was bang voor de reactie van haar familie en hun sociale omgeving, in het bijzonder de reactie van haar moeder en broer. Hoewel ze zelf niet goed kan benoemen voor welke consequenties ze precies bang was, kunnen onderzoekers zich voorstellen - mede op basis van hun bevindingen tijdens de heteroanamnese - dat zij bang is geweest dat haar broer haar of haar vriend iets aan zou kunnen (laten) doen. Ook de vrees voor schande voor haar familie en/of andere gevolgen binnen de subcultuur van de Turks-Koerdische gemeenschap wordt door haar familieleden min of meer bevestigd. Haar broer heeft haar, ook naar zijn eigen zeggen, jarenlang gecontroleerd en gevolgd waarbij het voorkomen van contact met jongens het voornaamste doel was. Hij schold haar regelmatig uit voor hoer en was woedend toen ze in december 2023 een vriendje bleek te hebben. Volgens betrokkene, maar ook volgens haar familieleden, was het op dat moment een geluk dat haar broer niet kon lopen door een knieoperatie. Hij was al erg boos over enkele ontmoetingen met een jongeman, laat staan hoe hij gereageerd zou hebben op nachtelijk samenzijn met een man. Dat betrokkene niet goed weet waartoe hij in staat zou zijn geweest als hij wel had kunnen lopen, lijkt een reële component te bevatten. De familie van betrokkene geeft ook aan dat seks voor het huwelijk onacceptabel is en broer zegt openlijk tegen onderzoekers dat hij zijn zus had vermoord als dat gebeurd zou zijn.
Betrokkene zegt dat zij in deze toestand van paniek haar vriend [naam vriend] eerst geprobeerd heeft te overtuigen om bij haar te blijven. Hij wilde dat niet en is vertrokken (…). Ze zegt gedurende uren niet logisch of helder te hebben kunnen nadenken. Betrokkene kan niet benoemen wat er in haar omging op en rondom het moment van het ten laste gelegde. (…) Ze weet ook niet of ze eerst van plan was zichzelf met een mes te steken, alleen dat ze die nacht het gevoel had dat ze dood wilde of wilde verdwijnen uit angst voor de reactie van haar familie. (…)
Vanwege het ontbreken van doorwerking van de depressieve stoornis in het ten laste gelegde zijn er - bij bewezenverklaring - gedragskundig geen gronden om te adviseren tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusie van de deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat het feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend. Wel ziet de rechtbank reden om rekening te houden met de door de deskundigen omschreven familiedynamiek van verdachte. Gelet op haar gezinssituatie en in het bijzonder gelet op de controlerende en dreigende houding van haar broer, kan het niet anders dan dat verdachte heel erg bang is geweest voor de gevolgen als het samenzijn van haar en [naam vriend] bekend zou worden. De rechtbank vindt het goed voorstelbaar dat verdachte in paniek was. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
De strafoplegging
Uit het dossier, maar ook ter terechtzitting, is gebleken dat verdachte erg onder haar daad lijdt. Direct na het incident zagen agenten een jonge vrouw die hevig geëmotioneerd was en op de terechtzitting heeft verdachte meerdere malen aangegeven veel spijt te hebben van wat zij heeft gedaan. De door verdachte geuite en zichtbare emoties komen de rechtbank oprecht voor. Zij zal ook verder moeten leven met het verdriet en de wetenschap dat zij haar oma heeft gedood. De rechtbank weegt dit in strafverminderende zin mee. De rechtbank houdt ten slotte nog rekening met het feit dat verdachte direct na het incident zelf 112 heeft gebeld en om hulp en een ambulance heeft gevraagd.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding een straf op te leggen die lager is dan de hiervoor geschetste bandbreedte die volgt uit jurisprudentie. De rechtbank vindt in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en R. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.W. Boeve, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in de aan deze zaak ten grondslag liggende dossiers bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover er verwezen wordt naar een proces-verbaal, wordt dit processtuk in de voetnoot afgekort als ‘PV’.
2.PV van verhoor verdachte met documentcode 19412401, doorgenummerde pagina 1035 e.v.; PV van verhoor verdachte met documentcode 147, doorgenummerde pagina 1074 e.v.
3.PV van verhoor verdachte met documentcode 19412401, doorgenummerde pagina 1035 e.v.; PV van verhoor verdachte met documentcode 147, doorgenummerde pagina 1074 e.v.; de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 7 februari 2025.
4.PV van bevindingen met documentcode 19238715, doorgenummerde pagina’s 61-63.
5.PV van bevindingen met documentcode 19239131, pagina 1016.
6.PV van bevindingen met documentcode 19238715, doorgenummerde pagina’s 61-62; PV van verhoor getuige met documentcode 19269194, doorgenummerde pagina 100.
7.PV van verhoor verdachte met documentcode 19412401, doorgenummerde pagina’s 1065-1066; PV van verhoor verdachte met documentcode 147, doorgenummerde pagina 1105; de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 7 februari 2025.
8.PV van verhoor verdachte met documentcode 19412401, doorgenummerde pagina 1066; de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 7 februari 2025.
9.PV van bevindingen met documentcode 19239131, pagina 1017; PV van verhoor getuige met documentcode 19235171, doorgenummerde pagina 47.
10.PV van bevindingen, doorgenummerde pagina 93.
11.PV van bevindingen met proces-verbaalnummer PL1300-2024067889-4, doorgenummerde pagina 12.
12.PV van bevindingen met proces-verbaalnummer PL1300-2024067889-5, doorgenummerde pagina 9.
13.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 4 april 2024, opgemaakt door arts en forensisch patholoog drs. D.J. Rijken, pagina’s 3 en 6.
14.PV forensisch onderzoek persoon met proces-verbaalnummer PL1300-2024067889-14, doorgenummerde pagina 183.
15.Een rapport van het NFI van 2 april 2024, opgemaakt door deskundige dr. J. Warnaar, doorgenummerde pagina’s 173-174.
16.PV van bevindingen, doorgenummerde pagina 93; PV van bevindingen met proces-verbaalnummer PL1300-2024067889-4, doorgenummerde pagina 12; PV van bevindingen met documentcode 19622455, doorgenummerde pagina 335; PV van bevindingen met documentcode 20077056, doorgenummerde pagina’s 357-358.
17.PV van verhoor verdachte met documentcode 19412401, doorgenummerde pagina 1035 e.v.; PV van verhoor verdachte met documentcode 147, doorgenummerde pagina 1074 e.v.; de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 7 februari 2025.
18.HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775.