ECLI:NL:RBAMS:2025:1118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
81/329502-21 (A) en 81/226817-23 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en witwassen van grote geldbedragen

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een complexe strafzaak die draait om deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met gewoontewitwassen en de productie en handel in drugs. Het onderzoek, genaamd 'Highland', startte in november 2021 en onthulde een gestructureerd netwerk dat grote hoeveelheden contant geld verwerkte en witwaste via verschillende routes, waaronder Hongarije en China. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van in totaal € 11.538.432,- en € 1.240.000,-. Daarnaast werd hij ook verantwoordelijk gehouden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol speelde binnen de organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor administratieve taken en het regelen van geldtransfers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook diverse in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldtelmachine en contant geld, verbeurd verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 81/329502-21 (A) en 81/226817-23 (B)
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[inschrijvingsadres] ,
(
hierna: verdachte of [verdachte]).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 november 2024, 20 november 2024, 25 november 2024,
6 december 2024 en 10 december 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de zitting van 25 oktober 2023 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. L.M.J. Backx en mr. F. Bahadin (
hierna: officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 februari 2025, waarna direct uitspraak is gedaan.

2.Inleiding onderzoek Highland

Het onderzoek Highland is in november 2021 gestart naar aanleiding van restinformatie uit onderzoek Kristal. Onderzoek Kristal betreft een onderzoek waarin de hoofdverdachte wordt verdacht van grootschalige handel in ketamine en het witwassen van grote geldbedragen. Het vermoeden is ontstaan dat het witwassen onder andere plaatsvond via het netwerk van medeverdachte [medeverdachte 1] . Op basis van dit vermoeden is onderzoek Highland gestart. Het onderzoek vond heimelijk plaats in de periode juli 2022 tot en met april 2023 waarbij onder meer gebruik werd gemaakt van politie infiltratie. Er zou sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] , verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , onder meer gefaciliteerd door de besloten vennootschappen [naam b.v. 1] (hierna: [naam b.v. 1] ) en [naam b.v. 2] (hierna: [naam b.v. 2] ). Criminelen zouden tassen met contant geld naar het bedrijfspand van [naam b.v. 1] brengen of het geld werd op straat in ontvangst genomen met behulp van tokens, waarna de gelden geteld werden in het bedrijfspand van [naam b.v. 1] . Vervolgens zouden de gelden via verschillende routes worden witgewassen, waaronder routes via Hongarije, Polen en China. Contant geld zou worden vervoerd naar Hongarije en Polen en daar vermoedelijk op bankrekeningen worden gestort waarna het geld zou zijn overgeboekt naar Chinese rekeningen en beschikbaar worden gesteld aan de criminele klanten van de organisatie van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zouden ieder een eigen rol in het geheel hebben. [medeverdachte 2] zou zich bezighouden met het in ontvangst nemen en tellen van contante gelden. [verdachte] zou zich bezig houden met de administratieve afwikkeling. [medeverdachte 3] zou vanuit Hongarije opereren als broker en [medeverdachte 1] zou de leider van het geheel zijn. Op 21 april 2023 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] aangehouden en zijn bedrijfspanden en woningen doorzocht, waarbij onder meer wapens, munitie en drugs zijn aangetroffen. Het onderzoek heeft tot de volgende beschuldiging geleid.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na een laatste wijziging op de terechtzitting van 19 november 2024 - kort weergegeven - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
Feit 1, primair
medeplegen van (gewoonte)witwassen van totaal € 44.431.718,- contant geld in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep, althans in Nederland en/of China en/of Hongkong en/of Hongarije en/of Polen;
Feit 1, subsidiair
medeplegen van schuldwitwassen van totaal € 44.431.718,- contant geld in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep, althans in Nederland en/of China en/of Hongkong en/of Hongarije en/of Polen;
Feit 2
deelname aan een criminele organisatie in de periode 1 januari 2015 tot en met
21 april 2023, in Nieuw-Vennep en/of Hoensbroek, althans in Nederland en/of China en/of Hongkong en/of Hongarije en/of Polen;
Feit 3, primair
medeplegen van valsheid in geschrift in de periode 21 november 2022 tot en met
21 april 2023 in Nieuw-Vennep en/of Nieuwe Wetering, althans in Nederland;
Feit 3, subsidiair
medeplegen van voorhanden hebben en/of gebruik maken van en/of afleveren dan wel gebruik laten maken van vals/vervalst geschrift in de periode 21 november 2022 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep en/of Nieuwe Wetering, althans in Nederland; en
Zaak B
medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en 15 patronen in de periode van 2 mei 2022 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep, althans in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de
bijlage I.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle (primair) ten laste gelegde feiten in zaak A en zaak B kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken, met uitzondering van:
- zaak B en van
- zaak A, feit 1 voor wat betreft de bedragen van € 35.700,- (geld in woning verdachte) en een gedeelte van het bedrag van € 1.240.000 (geldroute Polen).
Voor deze (onderdelen van de) feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft meer specifiek en samengevat het volgende aangevoerd.
Vrijspraak zaak A, feit 1 - € 23.670.363 (overboekingen naar Chinese bankrekeningen)
Het openbaar ministerie heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van geld afkomstig uit misdrijf en dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de in de tenlastelegging genoemde verdachten.
(Gedeeltelijke) vrijspraak zaak A, feit 1 - € 1.240.000 (geldroute Polen)
Verdachte is alleen betrokken geweest bij de transacties van 23 en 24 juni 2018. Voor betrokkenheid van verdachte bij het verplaatsen van contanten via een andere geldroute ontbreekt het bewijs.
Vrijspraak zaak A, feit 1 - € 16.610.820,- (geldroute Hongarije)
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de geldroute via Hongarije. [medeverdachte 2] heeft als getuige in dit verband een voor [verdachte] ontlastende verklaring afgelegd.
Vrijspraak zaak A, feit 1 - € 2.156.290,- (ophalen contant geld aan [adres 1] )
Ook hiervoor geldt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat [verdachte] betrokken is bij het ophalen van contant geld aan de [adres 1] . [medeverdachte 2] heeft als getuige ook hierover een voor [verdachte] ontlastende verklaring afgelegd. Het betrof een privé aangelegenheid.
Vrijspraak zaak A, feit 1 - € 299.665,- (onder [naam 17] in beslaggenomen)
Dit bedrag hoort volgens het requisitoir (de tabel op pagina 33) niet bij de beschuldiging.
Vrijspraak zaak A, feit 1 - € 418.880,- (contant geld in bedrijfspand [adres 1] )
Er is onvoldoende bewijs dat [verdachte] betrokken is bij dit in het bedrijfspand aan de [adres 1] aangetroffen geld.
Vrijspraak zaak A, feit 2 (crimineel samenwerkingsverband)
De rol van verdachte was slechts van administratieve aard en voor deelname aan een crimineel samenwerkingsverband ontbreekt het bewijs.
Vrijspraak zaak A, feit 3 (valsheid in geschrift)
Verdachte had een administratieve rol. Het opstellen van facturen viel binnen het normale bestek van zijn werkzaamheden. Hij was er niet van op de hoogte dat sprake was van valse facturen. Er was dan ook geen sprake van opzet bij verdachte.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt alle (primair) ten laste gelegde feiten bewezen. Verdachte zal van bepaalde onderdelen van de verschillende ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken. In de hiernavolgende overwegingen licht de rechtbank die partiële vrijspraken toe.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten het volgende vast. [1]
4.3.1.
Algemene vaststellingen
4.3.1.1.
Bijzondere opsporingsmiddelen en het infiltratietraject
Infiltratietraject
In het infiltratietraject hebben undercoveragenten aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij hun kon helpen met het omzetten van contant geld in giraal geld en dit over te boeken naar een rekening in Canada. Door de undercoveragenten werd in eerste instantie voorgesteld om een proeftransactie van € 50.000 uit te voeren. Dat was volgens [medeverdachte 1] geen probleem. Het geld voor de proeftransactie zou via een zakelijke bankrekening van een logistiek bedrijf uit Hongkong of Singapore naar de Canadese bankrekening van de undercoveragent worden overgemaakt en er zou een commissie van 6% of 7% worden gerekend. [medeverdachte 1] gaf aan dit al jaren te doen. [2] Nadat de transactie was bevestigd, liet [medeverdachte 1] de undercoveragenten een afgescheurd twintig euro biljet met serienummer fotograferen. Die foto zou bij het afgeven van het contante geld dienen als bewijs van de transactie. [3]
De undercoveragenten hebben aan [medeverdachte 1] gevraagd of het een probleem zou zijn als het contante geld afkomstig was uit de “grey stuff”. Dit was volgens hem geen probleem. [4] Hij gaf de undercoveragenten een telefoonnummer door ( [telefoonnummer 1] ) waarop zij voortaan met hem konden communiceren over gevoelige zaken. Het bedrijf van [medeverdachte 1] moesten zij “ [naam bedrijf 1] ” noemen. Voor het omzetten van contant geld naar giraal geld rekende [medeverdachte 1] een commissie van 5-5,5% van Nederland naar China, 2,5% van China naar Hongkong en 2,5% voor hemzelf. Hij vertelde dat hij al heel lang bezig was met deze business. [5]
Op 21 november 2022 is een undercoveragent langsgegaan bij [naam b.v. 1] om de afgesproken € 50.000 met 6% commissie af te geven. [6] Op 8 december 2022 is [medeverdachte 1] op uitnodiging van de undercoveragenten naar Zürich gevlogen. Gedurende deze dag heeft [medeverdachte 1] hen veel verteld over zijn werkwijze. Hij vertelde onder andere het volgende. Het afgegeven contante geldbedrag van € 50.000,- is eerst fysiek naar Hongarije vervoerd en hiervoor is 2,5% commissie gerekend. In Hongarije kent hij een corrupte medewerker van de
[bank 1]die hij 3% heeft betaald om het bedrag te storten op een Chinese bankrekening. Via deze Chinese rekeningen wordt het geld vervolgens overgeboekt naar de rekening van het bedrijf [naam b.v. 3] tegen een betaling van 2% commissie. De contactpersoon van [medeverdachte 1] die zorgt voor het transport van het geld van Nederland naar Hongarije krijgt 2,5%. Hij kent dit contact al jaren. Tot slot zou [medeverdachte 1] nog 2,5% commissie hebben ontvangen. In Polen bestaat een soortgelijke structuur. [7]
Verder heeft [medeverdachte 1] tijdens de vlucht naar Zürich de undercoveragenten geïnformeerd over de vier methoden die hij gebruikt om contant geld om te zetten:
1.
Cash to crypto, waarbij contant geld wordt aangenomen en omgezet naar cryptocurrencies zoals USDT’s;
2.
Business to business, de constructie die voor de € 50.000,- is gebruikt;
3.
Cash to cash, waarbij via een ander land contant geld wordt uitgevoerd;
4.
Trade based money laundering, waarbij er in Nederland goederen worden gekocht die
populair zijn in China, bijvoorbeeld babymelkpoeder. Deze worden vervolgens verscheept
om in China weer te worden verkocht. Met deze opbrengt worden goederen gekocht die in
Colombia populair zijn, zoals generatoren, televisies en huishoudelijke apparaten. Deze
goederen worden op hun beurt weer verscheept naar en verkocht in Colombia. [8]
In Zürich heeft [medeverdachte 1] aan een undercoveragent verteld dat hij veel zaken doet met de Colombianen die in de blokken zitten en die geld naar hem brengen. [medeverdachte 1] gaf aan dat hij zelf geen zaken doet in blokken. Hij importeert spullen voor het maken van M. [9] De Colombiaanse klanten hebben bedrijven in China waar [medeverdachte 1] renminbi’s aan betaald.
Tijdens een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en de undercoveragenten op 26 januari 2023 werd gesproken over transport naar Oost Europa. [medeverdachte 1] vertelde de undercoveragent dat hij dat wel spannend vond in verband met controles en dat hij voor transport naar Hongarije wel connecties had. [10] Op 22 maart 2023 heeft [medeverdachte 1] verteld dat hij het geld altijd controleert en telt. Hij zei dat hij naar China zou gaan en dat tijdens zijn afwezigheid de undercoveragenten zaken met [alias verdachte] moesten doen. [11] [alias verdachte] is zijn rechter- en linkerhand en [medeverdachte 1] zei dat hij al meer dan tien jaar met hem samenwerkt. [12]
Op 3 april 2023 tekende [medeverdachte 1] voor de undercoveragenten een constructie op papier uit en liet daarmee zien hoe de geldstroom via Hongarije verliep. Als reden hiervan noemde [medeverdachte 1] dat de Colombianen het geld direct dezelfde dag op een rekening in China willen hebben en dat dat alleen kan via Hongarije. Met dit geld kopen Colombianen direct goederen in China. [medeverdachte 1] vertelde dat dit een vaste constructie is die zij gebruiken. [13]
Bijzondere opsporingsmiddelen
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn verder telefoongesprekken afgeluisterd (hierna: tap) en zijn gesprekken opgenomen tussen twee of meer personen die in beslotenheid plaatsvinden (hierna: OVC). De OVC-gesprekken zijn opgenomen in de auto van [medeverdachte 2] en in de ruimte van het bedrijfspand van [naam b.v. 1] aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep waar een telmachine stond en geld werd geteld. Deze ruimte wordt hierna verder aangeduid met ‘telruimte’. Verder zijn er camerabeelden opgenomen in de telruimte, op het parkeerterrein van [naam b.v. 1] aan de [adres 1] , de oprit hier naartoe, parkeerplaatsen langs de straat en de oprit van het magazijn. Het parkeerterrein van [naam b.v. 1] wordt hierna aangeduid met het ‘parkeerdek’. [14]
4.3.1.2.
Identificatie verdachten als gebruikers van diverse accounts
In onderzoek Kristal is op 31 augustus 2020 aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep in de tas van [medeverdachte 1] een iPad aangetroffen en in beslag genomen (volgnummer R2 en omschrijving iPad A.19.60). [15] Op deze iPad zijn verschillende WeChat-gesprekken aangetroffen over de periode 2015 tot en met 2020. [16]
Verder zijn in onderzoek Highland tijdens doorzoekingen verschillende telefoons in beslag genomen. Op deze telefoons zijn vele berichten aangetroffen die zijn verstuurd via onder andere WhatsApp en WeChat accounts. Een deel van deze berichten is gedownload en vervolgens vertaald door tolken Chinees. In sommige berichten worden mensen bij naam genoemd. Daarnaast zijn er ook veel audioberichten verstuurd. Tolken Chinees hebben bij een groot aantal audioberichten op basis van stemherkenning kunnen aangeven wie het bericht vermoedelijk heeft ingesproken. Voor deze stemherkenning is gebruik gemaakt van vergelijking met eerder uitgewerkte tapgesprekken en OVC-gesprekken waar verdachten aan hebben deelgenomen. [17] De rechtbank gaat uit van de stemherkenningen door de tolken.
Hierna worden de accounts besproken die op de iPad en de telefoons zijn aangetroffen, en wie de gebruiker van de telefoons en de betreffende accounts is geweest.
Identificatie [medeverdachte 1] als gebruiker van [accountnaam 1] ’
Het WeChat-ID [accountnummer 1] met gebruikersnaam [accountnaam 1] , aangetroffen op de iPad, was in gebruik bij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij gebruik maakt van de naam [accountnaam 1] . [18] Verder is in onderzoek Kristal eveneens de telefoon van [medeverdachte 1] in beslaggenomen waarop ditzelfde WeChat-account is aangetroffen. [19]
Identificatie [medeverdachte 2] als gebruiker van diverse accounts
Het account ‘ [accountnaam 2] ’, is aangetroffen in de WeChat-gesprekken op de iPad en Iphone van [medeverdachte 1] . [20] Dit account is eveneens aangetroffen op een iPhone die op 21 april 2023 in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen (D.01.02.002). In het nachtkastje op de slaapkamer van [medeverdachte 2] lag ook een Oppo telefoon (D.01.02.001) met daarop berichten van onder andere het account ‘ [accountnaam 3] ’. Een tolk heeft de stem van [medeverdachte 2] herkend in audioberichten verstuurd door dit account. Gelet op de stemherkenning en de vindplaats van de telefoon staat vast dat [medeverdachte 2] ook de gebruiker was van dit account. [21]
Verder is in de telruimte van [naam b.v. 1] een Oppo telefoon (A.02.02.001) in beslag genomen waarop berichten zijn aangetroffen van het account ‘ [accountnaam 4] ’.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] ook de gebruiker was van deze telefoon en van voornoemd account. Zoals hierna blijkt was [medeverdachte 2] dagelijks in de telruimte aanwezig om geld te tellen. Verder heeft een tolk de stem van [medeverdachte 2] herkend in audioberichten verstuurd door dit account. [22]
Identificatie [verdachte] als gebruiker van diverse accounts
[verdachte] was de gebruiker van WeChat-ID ‘ [accountnummer 2] ’ met als gebruikersnaam ‘ [alias verdachte] ’, aangetroffen op de iPad van [medeverdachte 1] . In onderzoek Kristal is op de telefoon van [naam 16] een WeChat-gesprek aangetroffen tussen [naam 16] en account ‘ [accountnaam 5] ’. In dit gesprek wordt gevraagd naar het telefoonnummer van [alias verdachte] . Het telefoonnummer dat [alias verdachte] doorgeeft is volgens het politieregistratiesysteem in gebruik bij [verdachte] .
In onderzoek Kristal is een image gemaakt onder de naam 67708-R-D-01-001 (diversen digitaal beslag [naam b.v. 1] ). Hierin is een Chinees paspoort op naam van [verdachte] ( [geboortedag] -1985) opgeslagen onder de naam [alias verdachte] Passport 1.pdf. [23] Verder wordt in een WeChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] en ‘ [accountnaam 5] ’ op 23 januari 2017 een ticket gedeeld op naam van
Mr [verdachte] , met als naam: Ticket for: Mr [verdachte] to Guangzhou: 074 2403802089.pdf. [24]
Tijdens het infiltratietraject merkte [medeverdachte 1] tijdens een ontmoeting met de undercoveragenten op dat wanneer hij niet aanwezig zou zijn, er zaken konden worden gedaan met [verdachte] . [verdachte] bevestigde dat door met zijn hoofd te knikken. [verdachte] noemde zichzelf [alias verdachte] en werd door een van de undercoveragenten herkend. [25] Getuige [getuige 1] , directeur van [naam b.v. 2] heeft verklaard dat hij [verdachte] altijd [alias verdachte] noemt. [26] Ook is het account aangetroffen op de iPhone (E.02.01.001) die tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 21 april 2023 in beslag is genomen. [27] De stem van [verdachte] is door een tolk herkend in audioberichten verstuurd door dit account. [28]
Tijdens doorzoeking in de woning van [verdachte] is ook een Oppo telefoon (E.02.01.003) in beslag genomen met daarop berichten verzonden met account ‘ [accountnaam 6] ’ en WeChat account ‘ [accountnaam 7] ’. [29] Door beide accounts zijn audioberichten verstuurd waarvan een tolk de stem van [verdachte] heeft herkend. Verder hebben beide accounts berichten ontvangen waarin de gebruiker werd aangesproken met ‘ [alias verdachte] ’. Gelet hierop, alsmede de vindplaats van de telefoon en de stemherkenning is vast komen te staan dat [verdachte] gebruiker is van beide accounts. [30]
Identificatie [medeverdachte 3] als gebruiker van diverse accounts
Bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] in Boedapest op 21 april 2023 zijn de volgende telefoons in beslag genomen; een iPhone (G.01.01.001), een Vertu telefoon (G.01.01.002), een Xiaomi telefoon (G.01.01.004) en een Huawei telefoon (G.01.01.007). [31] Over de inbeslaggenomen telefoons heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij een Vertu telefoon en een iPhone gebruikte en dat hij mogelijk van zijn baas zakelijk telefoons heeft gekregen. [32]
Op de iPhone (G.01.01.001) is het Threema account ‘ [accountnummer 3] ’aangetroffen en en drie e-mailadresssen met daarin verwerkt ‘ [accountnaam 8] ’. Een tolk heeft de stem van [medeverdachte 3] herkend in audioberichten die in gesprekken in de periode februari tot en met maart 2023 zijn verstuurd en waaraan dit account deelnam.
Op de Vertu telefoon (G.01.01.002) is het WhatsApp account ‘ [accountnaam 9] ’ aangetroffen. Door een tolk is de stem van [medeverdachte 3] herkend in audioberichten verzonden door dit account. Door een andere gebruiker werd de gebruiker regelmatig aangesproken met ’ [naam 1] ’. [33]
Op de Xiaomi telefoon (G.01.01.004) zijn Whatsapp berichten aangetroffen die zijn verzonden met het account ‘ [accountnaam 13] ’ en op de Huawei telefoon (G.01.01.007) berichten die zijn verzonden met account ' [accountnaam 10] ’. In door deze accounts verzonden audioberichten is door een tolk de stem van [medeverdachte 3] herkend. [34] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij denkt dat de naam [naam 2] de naam is van zijn WeChat account op zijn zakelijk telefoon die hij van zijn baas heeft gekregen. Hij gebruikt het account met de naam [naam 2] alleen en voor zakelijke doeleinden. [35]
Tot slot is op 21 april 2023 in het bedrijfspand van [naam bedrijf 4] in Boedapest een Samsung telefoon (F.01.01.001) aangetroffen en in beslag genomen. Daarop stonden berichten verstuurd door het WeChat account ‘ [accountnaam 11] ’, gevolgd door Chinese tekens. In chats in de periode april tot en met juli 2022 zijn door dit account audioberichten verstuurd. De stem in de audioberichten is door een tolk herkend als de stem van [medeverdachte 3] . Volgens de tolk betekenen de Chinese tekens ‘ [naam 1] ’, de voornaam van [medeverdachte 3] . [36]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de voornoemde telefoons en de daarop aangetroffen accounts in gebruik waren bij [medeverdachte 3] .
Voor de leesbaarheid van dit vonnis worden in het vervolg bij de weergave van berichten de door de rechtbank aan de betreffende accounts gekoppelde namen van gebruikers [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] gelezen.
4.3.1.3.
Eén “stuk” is 10.000
Door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] wordt regelmatig over ‘stuks’ gecommuniceerd. Deze term wordt vaak gebruikt in relatie tot bedragen waarover zij praten en chatten. In een telefoongesprek van 23 juli 2022 zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte] dat een Westerling 100.000 komt halen. Hij geeft vervolgens instructie aan [verdachte] om 10 stuks aan de Westerling te geven. [37] In een gesprek van 14 augustus 2022 zegt [medeverdachte 2] tegen [naam 3] (fonetisch) dat er 3 stuks zijn en [naam 3] zegt dat hij komt. Tegen [verdachte] zegt [medeverdachte 2] dat als [naam 3] komt hij hem 30k moet geven. [38] In een chat stuurt [medeverdachte 1] aan [verdachte] “ik heb hier een miljoen, 1 miljoen”. [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 1] het naar [verdachte] moet overmaken en dat hij het dan weer naar haar overmaakt. [medeverdachte 1] laat aan [verdachte] weten dat hij in de trein zit maar om zes uur 100 stuks over zal maken. [39] Op 23 december 2015 stuurt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] “dat is [naam 20] 50 stuks keer 7,03 en nogmaals keer 0,95 = 3339250. Om tot voornoemd totaalbedrag te komen moet worden gerekend met 10.000 voor 1 stuk. [40]
Gelet op het voorgaande, en het feit dat de organisatie van [medeverdachte 1] geldbedragen in euro’s in ontvangst neemt en overdraagt (zie onder meer 4.3.2) is de rechtbank van oordeel dat met één stuk 10.000 euro wordt bedoeld.
4.3.2.
Medeplegen gewoontewitwassen (zaak A, feit 1 primair)
4.3.2.1.
Witwasmethode 1: € 23.670.363,- (overboekingen naar Chinese bankrekeningen)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 11.538.432,- in de periode 24 december 2015 tot en met
31 december 2018 (zaak A, feit 1, primair).
De WeChat-gesprekken die op de iPad van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen zijn geanalyseerd. Het betreffen gesprekken tussen:
- [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [alias persoon 4] in de periode 2016-2020 [41]
- [medeverdachte 1] en [alias persoon 4] in de periode 2015-2020 [42]
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode 2015-2020 [43]
- [medeverdachte 1] en [verdachte] in de periode 2015-2020 [44]
In WeChat-gesprekken zijn als bijlage overboekingsbewijzen van Chinese bankrekeningen aangetroffen. De overboekingsbewijzen zijn gedeeld tussen onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [alias persoon 4] en [verdachte] . [45] Vier bankrekeningen vielen op omdat van deze bankrekeningen het grootste aantal overboekingsbewijzen werd gedeeld. De vier bankrekeningen staan op naam van [verdachte] , [vrouw medeverdachte 1] (de echtgenote van [medeverdachte 1] ) en [naam 4] (alias [alias persoon 4] een nicht van [medeverdachte 1] in China [46] ). De rechtbank stelt vast dat het om de volgende bankrekeningen, bedragen en perioden gaat [47] :
bankrekening
eindigend op:
omzet overboekingen (omgerekend naar euro’s)
overboekings-
bewijzen
naar aantal
bankrekeningen
periode
* [bankrekeningnummer 1] ( [verdachte] ) [48]
€ 2.454.721,‐
84
59
24‐12‐2015 t/m 5‐7‐2017
* [bankrekeningnummer 2] ( [vrouw medeverdachte 1] ) [49]
€ 9.851.116,‐
266
126
17‐7‐2015 t/m 16‐5‐2018
* [bankrekeningnummer 3] ( [naam 4] ) [50]
€ 6.292.882,‐
216
136
21‐10‐2015 t/m 9‐4‐2018
* [bankrekeningnummer 4] ( [naam 4] ) [51]
€ 5.071.644,‐
192
124
2016 t/m 2018
totaal
€ 23.670.363,‐
Witwasvermoeden
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat bewezen is dat een voorwerp afkomstig is ‘uit enig misdrijf’. In die gevallen dat uit het dossier niet blijkt uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is, kan een verdachte toch worden veroordeeld als het op basis van het dossier niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, is in de rechtspraak een stappenplan ontwikkeld.
Dit stappenplan begint met dat het openbaar ministerie bewijs moet aandragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verwacht dat hij dit vermoeden onderuit haalt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld.
Als een verdachte zo’n verklaring heeft gegeven is het aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het openbaar ministerie dat onderzoek heeft verricht is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het voorwerp van de tenlastelegging een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaarbare verklaring is. Als een legale herkomst kan worden uitgesloten is bewezen dat het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
Op grond van de inhoud van het dossier is onvoldoende vast te stellen dat het bedrag afkomstig is uit een specifiek misdrijf. De rechtbank moet daarom eerst de vraag beantwoorden of er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de overgeboekte gelden van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende.
WeChat-groepsgesprek met [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 4] (alias [alias persoon 4] ) [52]
Op 2 en 3 september 2016 werken [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] samen bij het overboeken van bedragen naar Chinese bankrekeningen. Dat volgt onder meer uit de volgende berichten:
2 september 2016:
[verdachte] : “klopt het baas dat er nog een bedrag van 680k dat nog niet is overgemaakt?”
[verdachte] : “heb jij daar genoeg? Hier kan er nog 2 stuks overgemaakt worden”
[verdachte] : “ik zal die 2 stuks die zijn vooruitbetaald naar [naam 5] overmaken”
[medeverdachte 1] : “zeg het maar tegen ze, het is slechts 5,5%, daarom gaat het langzamer”
[medeverdachte 2] : “ [alias verdachte] stuur me wat rekeningnummers, ik ga [naam 6] 20k euro aan geld laten overmaken, ze gaat het wrsch straks overmaken, geef wat rekeningnummers”
[medeverdachte 2] : “baas, als de rekening van [naam 5] niet gaat, dan kan ik vanavond nog 10k dat ik naar [naam 5] over kan hevelen, die 10k (ntv) maak ik over naar [alias verdachte] ,”
[medeverdachte 2] : “Die 1 stuks van [alias verdachte] is die persoon van vanmiddag die het komt halen van [alias verdachte] , daarom staat er [alias verdachte] en niet de naam van die persoon.” [53]
3 september 2016:
[medeverdachte 1] : “die 680k van achteraan , hoeveel daarvan heb jij overgemaakt, [alias verdachte] ? [naam 7] heeft al 400k overgemaakt, bij jou resteert nog zo'n 280k, hoeveel heb je nou overgemaakt?”
[verdachte] : “ik heb 285k overgemaakt, in twee keer overgemaakt, de 1e keer 200k en de tweede keer via ICBC 85k (samengevat)” [54]
Op 5 september 2016 wordt in een chat tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 4] gecommuniceerd over het ophalen van € 20.000,- door “de Belg”. Verder vraagt [medeverdachte 2] of [naam 9] al is aangekomen. De volgende dag laat [medeverdachte 1] in een chat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 4] weten dat geld is ontvangen van [naam 9] . Vervolgens moet er van [medeverdachte 1] worden begonnen met overmaken en laat hij weten dat de eerste zes nu worden overgemaakt. [55]
In oktober 2016 wordt er gecommuniceerd over het ophalen, in ontvangst nemen en het afhalen van geld. Uit het gebruik van het woord “stuks” kan worden afgeleid dat het om grote geldbedragen gaat.
Op 2 oktober 2016 stuurt [medeverdachte 2] :
“bijvoorbeeld als we bij kleine [naam 8] 50 stuks ophalen, als het 0,8 is, hoeveel kunnen we dan verdienen? Bereken dat eens, we kunnen er eens naartoe gaan als ze ons introduceren bij mensen”. [56]
Op 10 oktober 2016 stuurt [medeverdachte 2] :
“ Enping vrouw heeft heel weinig vandaag, slechts 12 stuks. Neem jij dat straks aan en geef het aan [naam 10] (…) morgen heeft de enpingvrouw veel meer dan vandaag (…)”. [57]
[medeverdachte 1] meldt op 29 oktober 2016 in een chat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 4] dat een Guangzhounees per maand ongeveer 40 stuks nodig heeft en elke keer 5-12 stuks wil hebben. Deze persoon wil vandaag 12 stuks afhalen en [medeverdachte 1] vraagt of het er wel of niet is. [58] Op 21 december 2016 laat [medeverdachte 1] in een chat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 4] weten dat er 7 stuks zijn aangekomen en dat hij ze allemaal aan [naam 5] heeft gegeven. [59] [medeverdachte 2] meldt op 24 december 2016 aan [verdachte] dat als [verdachte] de doos kleding naast de tv weghaalt er vier pakken geld liggen welk geld van Rotterdam is. [60]
WeChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [61]
Uit berichten op 16 en 17 november 2015 blijkt dat er onduidelijkheid is over de hoeveelheid, 70000 of 80000. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij het op kantoor zal checken. Het blijkt om 7 stuks te gaan. [medeverdachte 2] bevestigt dat dit klopt. De volgende ochtend stuurt [medeverdachte 2] de volgende berekening: 7*095=450238. Deze berekening komt overeen met het omrekenen van € 70.000,- naar ¥ na aftrek van commissie. Vervolgens geeft [medeverdachte 2] Chinese bankrekeningen door. [62] Een chat op 18 november 2015 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaat over een contant bedrag van € 44.400,- dat door [verdachte] is opgehaald. De volgende dag vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] “die 40k+ , is er nog geld, geef het eerst terug aan die Enping Man”. [medeverdachte 1] laat weten dat er overgemaakt kan worden. [63]
In de periode 4 tot en met 7 december 2015 stemmen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar af hoeveel geld voor wie kan worden overgemaakt.
[medeverdachte 1] : “een paar ton overmaken is geen probleem maar 2,9 miljoen niet, wat doen we?”
[medeverdachte 2] : “maak eerst een beetje over, een paar ton en dan verder zien.”
[medeverdachte 1] : “begrepen.”
(…)
[medeverdachte 2] : “heb je tijd om wat over te maken naar de Enping -man. Maak eerst die 10k+ over naar [naam 12] .”
(…)
[medeverdachte 1] : “Nu ga ik 1 miljoen overmaken naar [naam 13] , is dat een probleem?”
[medeverdachte 2] : “Geen probleem, maak maar over.”
Verder zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] : “de vracht van Lava (fon) voor hoeveel is dat meegenomen? Als je het wist kon je die Enping -man ook die 60 stuks eergisteren laten meenemen, dat zou lekker geweest zijn
.” [medeverdachte 1] stuurt: “Nu is de valutakoers van Lava (fon) 673 en daarna is het 6 punten inhouden. Die van Lava zijn natuurlijk het hoogste. 6 punten inhouden behalve datgene van Carlo, hoeveel houden we dan over? Dat is ongeveer je meest linke prijs minus 0,35
.” Ten slotte spreken zij over “iets” dat aan de Enping -man moet worden gegeven en 60 stuks die zijn overgemaakt en 50 stuks die nog moeten worden overgemaakt. Iemand anders is ze nog 30 stuks schuldig. [64]
Op 18 december 2015 vraagt [medeverdachte 1] hoeveel [medeverdachte 2] aan de Duitser heeft gegeven. [medeverdachte 2] stuurt dat hij 20 stuks heeft gegeven. [65]
Op 4 februari 2016 vraagt [medeverdachte 1] hoeveel het in totaal van de Enping -man en -vrouw is. Volgens [medeverdachte 1] zijn er 20 stuks gehaald en daarna 10 stuks teruggegeven. [medeverdachte 2] meldt aan [medeverdachte 1] dat de Enping -man 1.348.000 is en stuurt rekeningnummers waar het geld naar moet worden overgeboekt. [medeverdachte 1] laat weten dat hij het geld gaat overmaken. [66] In een chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 1] op 24 maart 2016 dat Long waarschijnlijk nog meer heeft en [naam 9] 20 stuks wil. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij straks gaat halen. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij [naam 14] via WeChat heeft bevraagd en geeft [medeverdachte 2] opdracht het geld op te halen. [67]
WeChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] [68]
Op 21 juni 2016 communiceren [medeverdachte 1] en [verdachte] over een westerling, het ophalen van een token, ‘dingen’ mee terug nemen en het overboeken van bedragen naar rekeningen. De volgende dag moet aan [medeverdachte 2] worden gevraagd de rekeningnummers door te geven. [verdachte] zal het dan overmaken. Vervolgens worden er bankgegevens van Chinese rekeningen gestuurd. [69] Op 28 en 29 juni 2016 gaat het over ‘dingen’ die [verdachte] gaat ophalen en over het overmaken van bedragen via Chinese rekeningen. [70] Op 9 en 10 juli 2016 communiceren [medeverdachte 1] en [verdachte] over het wisselen van ‘stuks’, het overboeken van bedragen naar en van verschillende personen en het overboeken van 50 stuks door [verdachte] . [71] Op 11 en 12 juli 2016 worden er de volgende berichten gestuurd:
[verdachte] : “baas kleine [naam 15] wil geld ontvangen”
(…)
[verdachte] : “baas heb je geld”
[medeverdachte 1] : “ [alias verdachte] hoeveel wil je hebben”
[verdachte] : “kleine [naam 15] nog 60 stuks schuldig”
[verdachte] : “ik heb hier nog rond de tien dat ik kan overmaken”
[verdachte] : “ik kan 20 stuks overmaken”
(…)
[medeverdachte 1] : “vertel het hem, dat morgen alles aan hem wordt betaald”
[verdachte] : “goed vergeet niet geld over te maken”
[medeverdachte 1] : “welke rekening??”
[verdachte] : “nu zijn we in totaal 206700 schuldig, die 18460 moet overgemaakt
worden naar e-tje (fon vert), naar de andere persoon moet
overgemaakt worden 187610” [72]
Op 18 februari 2017 stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] “baas, heeft [naam 18] een token van een tientje aan jou gegeven?”. [73] Op 30 november 2015 meldt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat de Duitser vandaag 25 stuks komt halen en vraagt aan [verdachte] of hij dat klaar wil leggen. [74] [medeverdachte 1] geeft [verdachte] op 2 december 2015 de volgende instructie:
“Kijk [alias verdachte] , je moet het zo doen: nadat je 20 stuks hebt gehaald, dan moet je daar
1 miljoen eruit halen, dat hoef je niet naar mij over te maken, die 1 miljoen moet je overmaken naar [naam 19] , doe net alsof ik op het moment dat ik 6 ton eruit haalde, nog een keer 1 miljoen naar buiten heb overgemaakt. Vervolgens ga je het resterende geld dat over is van de 1 miljoen terug naar mij overmaken, dan is die 2 ton van jou dan afgelost.” [75]
Op 22 december 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] “na weggaan pas geld overmaken naar die persoon?”. [medeverdachte 1] antwoordt: “Die persoon zegt in bijzijn overmaken, je kan het zeggen dat je het zo overmaakt, zorg alleen dat je de biljetten goed telt.” [76]
De rechtbank stelt vast dat in de WeChat-gesprekken veel wordt gecommuniceerd over het in ontvangst nemen van grote geldbedragen en het overhandigen daarvan aan derden. Het gaat over tienduizenden tot honderdduizenden euro’s waarbij veelal wordt gesproken over ‘stuks’. Er wordt eveneens gecommuniceerd over ‘iets’ en ‘dingen’ en over tokens. Uit de gesprekken komt verder naar voren dat er miljoenen euro’s naar Chinese bankrekeningen worden overgeboekt. Verder wordt er niet gecommuniceerd over enige legale tegenprestatie of verplichting.
Het overdragen van grote contante geldbedragen is op zichzelf al een indicatie dat geld uit misdrijf afkomstig is. Daar komen de volgende kenmerken bij die duiden op criminele geldstromen:
  • er wordt gecommuniceerd door middel van versluierd taalgebruik. De bedragen worden niet gespecificeerd maar uitgedrukt in ‘stuks’, ‘iets’ of ‘dingen’;
  • identiteiten worden niet bekend gemaakt. Personen worden aangeduid met namen als ‘de Duitser’, ‘de Westerling’ of ‘de Enping-man’;
  • er is niet gebleken van een administratieve verantwoording en evenmin is gebleken dat sprake was van een redelijk bedrijfseconomisch doel;
  • het is ongebruikelijk dat zakelijke betalingen worden overgeboekt via Chinese privérekeningen.
Gelet op voornoemde omstandigheden is er sprake van een vermoeden van witwassen, zodat van verdachte verwacht mag worden dat hij een min of meer verifieerbare, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de legale herkomst van het geld geeft. [verdachte] heeft geen verklaring afgelegd. Anders dan de raadsman heeft gesteld is niet gebleken van een werkwijze die onderdeel is van een normale bedrijfsvoering.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders zijn dan dat de overgeboekte bedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat [verdachte] hier (op zijn minst genomen) voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
Conclusies
Uit de WeChat-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het overboeken van de gelden en dat [verdachte] daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Er is sprake van medeplegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan [verdachte] echter alleen verantwoordelijk worden gehouden voor het voorhanden hebben, overboeken en omzetten van dat deel van het geldbedrag waarbij hij direct betrokken was, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 11.538.432,-.
4.3.2.2.
Witwasmethode 2: € 1.240.000,- (geldroute Polen)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 1.240.000,- in de periode 5 mei 2018 tot en met 27 juni 2018. Contante geldbedragen zijn naar Polen gebracht, giraal gemaakt en overgeboekt naar Chinese bankrekeningen. Het volgende is hiervoor van belang.
De geldroute via [naam 20]
Uit de WeChat-gesprekken die op de iPad van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op 4 en 5 april 2018 communiceren over een verkenning in Polen. [77] Uit de chats blijkt dat [verdachte] op 5 april 2018 in Polen is en van [medeverdachte 1] instructies meekrijgt. [verdachte] moet in Polen praten over aantal punten, bedragen, valutakoers, hoeveel er van tevoren overgeboekt wordt, hoe er moet worden overgedragen en hoe dat veilig gedaan kan worden. Verder gaat het over een sleutel van de loods en tijdstippen van aankomst en overboekingen. [verdachte] moet van [medeverdachte 1] de wegen verkennen en de loods bekijken. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of er iets is waar hij op moet letten of nadrukkelijk moet zeggen. [medeverdachte 1] geeft aan dat er eerder 0,55 is afgesproken, 0,3% voor de persoon en 0,25% voor de uitgaven. Vervolgens vat [verdachte] de instructies samen: “oké, dus ze maken rechtstreeks eerst geld over naar ons? Dan komen we daar aan, laten we die dingen achter voor hen, en ze dragen het over een die persoon”. [medeverdachte 1] meldt dat [verdachte] dat eerst met ze moet bespreken en dat het normaal wel zo gaat. [78] Later meldt [verdachte] dat hij de loods heeft gezien en stuurt een foto van een loods met een slagboom ervoor. [verdachte] geeft aan dat alles goed is. Als [medeverdachte 1] vraagt waarom er een slagboom is en zoveel moeilijke dingen antwoordt [verdachte] : “is prima, gaat allemaal automatisch open. De loods kan hij zelf gebruiken, kan hij vracht in kwijt, ik zei dat is prima, wel een beetje ruimte overhouden zodat de auto erin kan en vracht kan uitladen (…)”. [medeverdachte 1] laat weten dat als de omgeving oké is dat het dan akkoord is. [79]
In de periode 21 maart 2018 tot en met 7 april 2018 vindt er een WeChat-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en de gebruiker van account ´ [accountnaam 12] ´. [medeverdachte 1] spreekt hem aan met [naam 20] (hierna: [naam 20] ). Op 21 maart 2018 stuurt [medeverdachte 1] een bericht dat hij in Nederland veel cash heeft liggen en vraagt of [naam 20] mensen kent die geld kunnen innemen. [naam 20] antwoordt bevestigend. Op 7 april 2018 stuurt [naam 20] dat er elke dag geen limiet aan het volume zit en dat als 10-50-100 stuks doet het geen probleem is. [naam 20] vraagt verder of het privé-privé betreft, of publiek-publiek en geeft aan dat het eerste het makkelijkst is. [naam 20] geeft aan dat hij het met ze heeft besproken en schrijft “ze zijn akkoord dat ze eerst overmaken naar ons, na het overmaken ga ik met hun de overdracht doen”. [80]
Uit WeChat-gesprekken in juni 2018 blijkt dat twee keer gebruik werd gemaakt van deze geldroute via [naam 20] . De eerste transactie vond plaats op 22 en 23 juni 2018 en de tweede transactie op 23 en 24 juni 2018. [81]
Eerste transactie van € 300.000,- via [naam 20] op 22 en 23 juni 2018
Op 22 juni 2018 stuurt [medeverdachte 1] aan [naam 20] een overzicht met rekeningnummers met de mededeling dat alles overgemaakt moet worden naar de rekening van [naam 21] . Hij stuurt het overzicht ook naar [verdachte] eveneens onder vermelding dat alles moet worden overgemaakt naar de laatste rekening op de foto. Het laatste rekeningnummer op het verstuurde overzicht is [rekeningnummer] (hierna: # [rekeningnummer] ). [82] Uit de chat blijkt dat [verdachte] op 23 juni 2018 onderweg is naar [naam 20] in Polen. [medeverdachte 1] vraagt aan [naam 20] waarom hij geen gps locatie naar [verdachte] heeft gestuurd. [naam 20] geeft aan dat hij zijn locatie aan [verdachte] zal sturen en [medeverdachte 1] vraagt later aan [verdachte] of hij al in Polen is gearriveerd. Om 06.35 uur laat [verdachte] weten “nog 110 km”. [83] [medeverdachte 1] stuurt vervolgens aan [medeverdachte 2] “ [medeverdachte 2] , stuur de rekensom door naar mij, [alias verdachte] arriveert bijna, ik moet de som uitrekenen voor hem, en daarna hoeveel ingenomen/ontvangen”. [verdachte] laat weten dat eerst de vracht van 30 verrekend kan worden. Vervolgens stuurt [naam 20] omstreeks 10.47 uur achtereenvolgens vijf berichten met daarin vijf bedragen in rmb die zijn overgemaakt naar rekeningnummer # [rekeningnummer] . Daarna stuurt hij “in totaal 2268000”. Op verzoek van [medeverdachte 1] stuurt [naam 20] daarna screenshots van de bank waarop rekeningnummer # [rekeningnummer] is te zien. Vervolgens stuurt [naam 20] aan [medeverdachte 1] een handgeschreven briefje met berekeningen, waaronder: “30 x 7,56 = 2268000”. [84]
De rechtbank is concludeert dat uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] op 23 juni 2018 in Polen is en € 300.000,- aan contant geld naar [naam 20] heeft gebracht en dat door (mensen van) [naam 20] dit bedrag, omgerekend 2268000 renminbi, in vijf delen is overgemaakt op een door [medeverdachte 1] aangegeven Chinese rekening van een privé persoon.
Tweede transactie van € 300.000,- via [naam 20] op 23 en 24 juni 2018
Op 23 juni 2018 stuurt [medeverdachte 2] een afbeelding van een handgeschreven notitie naar [medeverdachte 1] met daarop de volgende berekening: 30 x 7.56 x 0.9650 = 2188620. Daarna stuurt [medeverdachte 2] een overzicht met rekeningnummers naar [medeverdachte 1] en zegt dat de derde tot en met de zevende plek moeten worden overgemaakt. [medeverdachte 1] stuurt het overzicht door naar [naam 20] en vraagt hem het bedrag van 2,18 miljoen over te maken op rekeningen drie tot en met zeven en het restant over te maken naar de [bank 2] .
Op 24 juni 2018 stuurt [naam 20] naar [medeverdachte 1] zes overboekings-bewijzen met tussenstanden per ontvanger. De eerste vijf overboekingsbewijzen van rekeningen van vijf personen met achternaam [naam 22] stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] . Het zesde overboekingsbewijs van 75526 van een rekening van [vrouw medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 1] niet door. [medeverdachte 1] stuurt wel een overboekingsbewijs van 8.620 renminbi van de rekening van [vrouw medeverdachte 1] naar een rekening op naam van Jiewen [naam 22] . [85] De rechtbank stelt vast dat het totaal van de overboekingen naar de vijf personen met achternaam [naam 22] 2.180.000 is. Dit bedrag opgeteld bij de overboeking van 8620 komt uit op 2.188.620, gelijk aan het totaal op de handgeschreven notitie van [medeverdachte 2] .
De rechtbank komt tot de conclusie dat uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] € 300.000,- aan contant geld naar [naam 20] in Polen heeft gebracht en dat door (mensen van) [naam 20] dit bedrag, omgerekend 2.188.620 renminbi, in delen is overgemaakt naar verschillende Chinese rekeningen van privé personen. Dat [verdachte] € 300.000,- naar Polen heeft gebracht volgt uit het getal ‘30’ in de berekening op de handgeschreven notitie. Dat [verdachte] contant geld naar Polen heeft gebracht wordt ondersteund door een chat op 23 juni 2018. [naam 20] stuurt een foto van een kapot vijftig euro biljet waarop [medeverdachte 1] laat weten “als er kapotte zijn die vergoedden we”. Kort daarna stuurt [naam 20] aan [medeverdachte 1] weer een foto van kapot vijftig eurobiljet en stuurt “(…) ik hoop dat als jullie het daar ontvangen het even controleren (…)”. [86] De rechtbank houdt het ervoor dat de kapotte biljetten als tokens - betalingsbewijzen – dienen, zoals [medeverdachte 1] dat ook heeft uitgelegd aan de undercoveragenten (zie 4.3.1.1).
De geldroute via [naam 23]
Op de iPad van [medeverdachte 1] zijn WeChat-gesprekken aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en een gebruiker van een niet geïdentificeerd WeChat account met de naam [naam 23] . [87] Uit deze gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] in mei en juni 2018 drie keer gebruik maakt van een geldroute via [naam 23] in Polen.
Eerste transactie - € 240.000,- door [medeverdachte 1] gebracht op 6 mei 2018
Op 5 mei 2018 omstreeks 10.24 uur stuurt [medeverdachte 1] een overzicht met Chinese rekeningnummers naar [naam 23] en meldt dat er vandaag 24 stuks komen. Hij vraagt [naam 23] om eerst een gedeelte van het geld te laten overmaken. [naam 23] vraagt op welke rekening hoeveel geld moet komen. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij maar moet regelen wat hij wil. Om 19.28 uur vraagt [medeverdachte 1] om een adres en laat weten dat hij al in Polen is en over ongeveer twee uurtjes zal arriveren. [88] De volgende dag stuurt [naam 23] overboekingsbewijzen met diverse bedragen. [89] Op 7 mei 2018 laat [medeverdachte 1] weten dat alles is aangekomen. [90]
De rechtbank concludeert dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 1] € 240.000,- naar (de mensen van) [naam 23] in Polen heeft gebracht. [naam 23] heeft dit geld vervolgens overgemaakt of over laten maken naar door [medeverdachte 1] opgegeven Chinese rekeningnummers. Uit de overboekingsbewijzen blijkt dat er meer geld is overgemaakt dan € 240.000,-.
Tweede transactie - € 200.000,- onbekend door wie gebracht op 9 mei 2018
Op 9 mei 2018 meldt [medeverdachte 1] aan [naam 23] dat “het spul dan vandaag komt”. [medeverdachte 1] stuurt dat 140 stuks naar een paar banken moet en dat de rekeningen niet veranderen. Het restbedrag moet nog steeds naar de [bank 2] gestuurd worden. [91] [naam 23] stuurt de volgende dag een foto van een handgeschreven notitie met daarop de twee berekeningen; “200000 x 0,0055 = 1100,-“ en “198900 x 7.525 = 1496722”. Hij laat weten dat hij nu aan het overmaken is. Vervolgens stuurt hij overboekingsbewijzen van totaal 1.496.720. [92]
De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 1] door een onbekend gebleven persoon € 200.000,- naar (mensen van) [naam 23] in Polen heeft laten brengen. Uit de berekeningen op de handgeschreven notitie blijkt dat er van € 200.000,- een percentage is ingehouden. Het restant is omgerekend met een valutakoers van 7,525 naar renminbi 1496722.
Derde transactie - € 200.000,- door buitenlander gebracht op 27 juni 2018
Op 27 juni 2018 vraagt [medeverdachte 1] aan [naam 23] of er morgen spul naar hem toe kan gaan en dat het waarschijnlijk vanavond rond twaalf uur aankomt. [naam 23] laat weten dat het geen probleem is. [medeverdachte 1] meldt dat het om 20 stuks gaat en de chauffeur een buitenlander is die meteen weggaat als hij de 20 stuks heeft afgegeven. [medeverdachte 1] geeft [naam 23] opdracht om het na ontvangst te tellen en als het klopt de chauffeur te laten gaan. [medeverdachte 1] stuurt dat [naam 23] het morgen naar hem moet overmaken. [93] Op 28 juni 2018 stuurt [medeverdachte 1] twee Chinese rekeningnummers en vraagt het geld, de 1,47 miljoen, op deze twee rekeningen over te maken. [naam 23] stuurt even later twee overboekingsbewijzen met daarop de twee Chinese rekeningnummer en de bedragen 754.950 en 714.950. Het totaal van deze bedragen is 1.469.900, afgerond 1,47 miljoen. Daarna stuurt [naam 23] een afbeelding van een handgeschreven notitie met daarop twee berekeningen; “198900 x 7,619 = 1515419” en “1515419 – 1470000 = 45419”. [94]
De rechtbank komt tot de conclusie dat [medeverdachte 1] door een buitenlander € 200.000,- naar (mensen van) [naam 23] in Polen heeft laten brengen. [medeverdachte 1] laat weten dat er 20 stuks onderweg zijn, ofwel € 200.000,-. Dit wordt ondersteund door de berekeningen op de handgeschreven notitie. Op de notitie staat het bedrag van 198900 omgerekend met een valutakoers van 7,619 naar renminbi, te weten 1515419. Na aftrek van het bedrag van 45419 resteert een afgerond bedrag van 1,47 miljoen. Uit de notitie van [naam 23] van 9 mei 2018 blijkt dat het bedrag van 198900 het restant is van 200000 na inhouding van een percentage van 0,0055. Het bedrag van 45.519 is naar de rekening van [vrouw medeverdachte 1] , de vrouw van [medeverdachte 1] , overgemaakt.
Witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de (contante) geldbedragen afkomstig zijn van een specifiek misdrijf. Voor de vraag of de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, moet de rechtbank de verschillende stappen van het stappenplan (4.3.2.1.) langslopen.
De rechtbank is van oordeel dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat het bedrag van € 1.240.000,- van misdrijf afkomstig is.
Het vervoeren van grote contante geldbedragen levert op zichzelf al een indicatie voor witwassen op. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen contant geld veiligheidsrisico’s met zich brengt en dat het hoogst ongebruikelijk is in het geval het geld op legale wijze is verkregen. Daar komen de volgende feiten en omstandigheden bij die wijzen op een criminele herkomst van het geld:
  • [verdachte] is door [medeverdachte 1] naar Polen gestuurd op voorverkenning;
  • de naar Polen vervoerde grote contante bedragen zijn vervolgens giraal gemaakt en overgeboekt naar Chinese bankrekeningen van privépersonen;
  • [medeverdachte 2] waarschuwt [medeverdachte 1] op 23 juni 2018 dat er niet meer dan vijftig per keer moet worden overgemaakt en geen hele bedragen. [medeverdachte 1] stuurt deze waarschuwing vervolgens door naar [verdachte] en [naam 20] .
“onthou: dit geld heb je meegenomen in opdracht van [naam 24] om wat te doen? Varkensvlees, containers, varkenspoten enz te kopen, je hoeft het niemand uit te leggen, als je problemen ondervind: dit is geld van de zaak, en andere zaken wacht maar tot de advocaat komt, onthou dit (…)onthou: Als er wat is, outhou dit: niks uitleggen. Als er wat is, laat het over aan mij. Ik geef je rugdekking, ok? Als er wat is, wacht op de advocaat, ik leg het uit, geld is van de zaak. Dat is het.”.
[verdachte] heeft geen verklaring afgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders zijn dan dat het geld, totaal € 1.240.000,- (€ 300,000- + € 300.000,- via [naam 20] en € 240.000,- + € 200.000,- + € 200.000,- via [naam 23] ) van misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] hier (op zijn minst genomen) voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
Conclusies
De rechtbank oordeelt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich gezamenlijk als medeplegers schuldig hebben gemaakt aan witwassen. Verdachte, en zijn medeplegers, hebben in totaal een bedrag van € 1.240.000,- voorhanden gehad, overgedragen en omgezet.
Transacties via [naam 20]
Uit de hiervoor besproken WeChat-berichten blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het witwassen via [naam 20] .
Transacties via [naam 23]
Voor het witwassen via [naam 23] geldt dat de nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] blijkt uit onder meer een WeChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op
23 juni 2018. In dit gesprek wordt bevestigd dat de percentages van de route via [naam 20] hetzelfde zijn als bij [naam 23] : [97]
[verdachte] aan [medeverdachte 1]
met welke cijfers rekenen we? Hoeveel wordt er vanaf getrokken?
[medeverdachte 1] aan [verdachte]
zelfde als met [naam 23] 0,3%
[verdachte] aan [medeverdachte 1]
0,3% en nog 0,25 erbij [naam 20] totaal is het 0,5%
[medeverdachte 1] aan [verdachte]
alles is identiek aan [naam 23] , ja reken met 0,5%
[verdachte] aan [medeverdachte 1]
goed, je kan het nu berekenen, zaterdag beweegt er niks.
[medeverdachte 1] aan [verdachte]
[naam 18] heeft mij nog geen bedragen gegeven snap je
[medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2]
, stuur de rekensom door naar mij, [alias verdachte] arriveert bijna, ik moet de som uitrekenen voor hem, en daarna hoeveel ingenomen/ontvangen
Verder had [medeverdachte 1] direct contact met [naam 23] over het witwassen van de contante geldbedragen. Afgezien van de percentages blijkt uit de hiervoor aangehaalde WeChat-gesprekken dat de werkwijze van de route via [naam 23] hetzelfde is als via [naam 20] . Tot slot is van belang dat [naam 23] op 24 juni 2018 aan [medeverdachte 1] bericht dat [naam 23] “de broeder” van [medeverdachte 1] “dit weekend” is tegengekomen. [98] Zoals de rechtbank al heeft vastgesteld bij de geldroute via [naam 20] , was [verdachte] op 23 juni 2018 in Polen. Met “broeder” wordt [verdachte] bedoeld.
4.3.2.3.
Witwasmethode 3: € 16.610.820,- (geldroute Hongarije)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag in de periode 4 december 2021 tot en met
14 april 2023. Door verdachten werden grote contante geldbedragen in ontvangst genomen, geteld en naar Hongarije vervoerd. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de chauffeur van de geldtransporten naar Hongarije hebben hierover een verklaring afgelegd.
4.3.2.3.1.
Verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de chauffeur
Verklaring [medeverdachte 2] op 22 oktober 2024
[medeverdachte 2] heeft op 22 oktober 2024 onder meer verklaard dat er geld van Nederland naar Hongarije moest en dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] contant geld in euro’s moest ophalen en tellen. Soms gebeurde het eens in de twee weken en soms ook wel eens twee maanden niet. De werkwijze was als volgt. [medeverdachte 2] kreeg van [medeverdachte 3] een Whatsapp bericht met daarin een token en een adres waar [medeverdachte 2] het geld moest ophalen. Met het token, een vijf euro biljet, reed [medeverdachte 2] in zijn auto naar het adres. Na het laten zien van het token kreeg [medeverdachte 2] het geld overhandigd. Het geld zat meestal in een plastic tas. Na ontvangst werd het geld door [medeverdachte 2] in zijn kantoor met een telmachine geteld, waarna hij het bedrag aan [medeverdachte 3] doorgaf. [medeverdachte 3] gaf vervolgens aan op welk tijdstip het geld zou worden opgehaald. [naam chauffeur] (de rechtbank begrijpt: [naam chauffeur] , hierna [naam chauffeur] ) [naam chauffeur] de chauffeur van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] moest vaak geld aan hem overhandigen en dan vervoerde [naam chauffeur] het geld naar Hongarije. [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] hebben wel eens in het kantoor van [medeverdachte 2] in zijn bijzijn geholpen met tellen van het geld. Zodra het geld was geteld legde [medeverdachte 2] het geld in een machinekamer naast de keuken. Volgens [medeverdachte 2] zou het ook kunnen dat hij het geld even in zijn auto bewaarde als het geld kort na het tellen zou worden opgehaald. Soms kwam er iemand om geld op te halen of moest [medeverdachte 2] het geld ergens heen brengen. In 99,9 % van de gevallen werd het geld opgehaald. Dat gebeurde door [naam chauffeur] en soms door andere chauffeurs.
Over de aan hem getoonde foto van de bus met kenteken [kenteken 1] heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het geld met zo een soort bus door de chauffeurs van [medeverdachte 3] werd opgehaald. Ook werd een afbeelding van de bus met opschrift [naam bedrijf 2] aan hem getoond. Deze bus is volgens [medeverdachte 2] ook gebruikt bij het ophalen van geld. [99] De bus met opschrift [naam bedrijf 2] is de bus met Tsjechisch kenteken [kenteken 2] . [100]
Verklaring [medeverdachte 3] op 8 oktober 2024
[medeverdachte 3] heeft op 8 oktober 2024 onder meer verklaard dat [medeverdachte 2] op adressen in Nederland geld moest ophalen en dat het geld naar Hongarije werd vervoerd. De chauffeur was [naam chauffeur] . [medeverdachte 3] stuurde [medeverdachte 2] via Whatapp het adres en het bedrag dat opgehaald moest worden. Voor het ophalen van het geld stuurde [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] een token, te weten een afbeelding van een vijf euro biljet. Als [medeverdachte 2] het geld had opgehaald, bevestigde hij dit aan [medeverdachte 3] . [101]
Verklaring getuige [naam chauffeur]
Getuige [naam chauffeur] (hierna: [naam chauffeur] ) heeft verklaard dat hij [naam chauffeur] wordt genoemd. Hij is meermalen bij [naam b.v. 1] geweest. Elke keer haalde hij van het parkeerterrein van [naam bedrijf 3] in Hongarije een bus op. Het waren twee verschillende bussen waarvan de kentekens eindigen op [kenteken 2] en [kenteken 1] . Na het ophalen van de bus reed hij naar [naam b.v. 1] in Nederland. Vervolgens reed hij weer terug naar Hongarije en parkeerde de bus weer op het parkeerterrein. [102]
De verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] over de werkwijze van de geldroute via Hongarije komen overeen met bevindingen van camerabeelden, afgeluisterde gesprekken en bakengegevens van de auto van [medeverdachte 2] en de Tsjechische bussen. Twee bussen met Tsjechische kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] zijn in een aantal perioden in 2022 en 2023 voorzien van een baken en opgenomen in het Automatic Number Plate Recognition (ANPR) register. Een aantal bevindingen wordt hieronder besproken. [103]
4.3.2.3.2.
Bevindingen van camerabeelden, gesprekken en bakengegevens
Gebeurtenissen op 3 oktober 2022
Op camerabeelden is het volgende te zien.
Om 13.51 uur rijdt een rode BMW met kenteken [kenteken 3] het parkeerdek van van [naam b.v. 1] op. Enkele minuten later komt [medeverdachte 2] aan lopen. De bestuurder van de BMW haalt een groene tas en een tas met Lidl logo van de achterbank van zijn auto en geeft deze aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] gaat met beide tassen het kantoor van [naam b.v. 1] in en loopt met de tassen de telruimte in. Hij doet de deur van binnenuit op slot en haalt stapels geld uit de tassen. Met behulp van de telmachine telt hij het geld.
Om 14.04 uur lijkt [medeverdachte 2] een foto te maken van het geld bij de telmachine. Uit een ovc-gesprek in de telruimte blijkt dat [medeverdachte 2] belt met een man en zegt “(…) hij/zij zei tegen mij dat het 358300 was. Maar ik heb geteld, ik heb jou een foto gestuurd, je kunt het zien, het is niet eens 300.(…)”.
Om 15.07 uur is [medeverdachte 2] klaar met tellen van het geld. Hij stopt het geld samen met de tas met Lidl logo in de groene tas en gaat naar de keuken beneden.
Om 16.35 uur loopt [medeverdachte 2] met twee tassen waaronder een groene tas met dezelfde kleur als de tas die hij eerder die dag ontving naar buiten en zet de tassen in de achterbak van zijn auto. Vervolgens loopt hij het kantoorpand weer in.
Om 17.01 uur komt [medeverdachte 2] naar buiten komt en blijft rondhangen bovenaan de oprit van het parkeerdek. Kort daarna komt een man in beeld. [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij het tonen van de afbeeldingen van de camerabeelden verklaard dat dit [naam 13] is. Hij had [naam 13] gevraagd het geld in de auto te stoppen. [104] [naam 13] stapt in een Tsjechische bus met kenteken [kenteken 2] . [naam 13] rijdt de bus naar een ander deel van het parkeerdek en parkeert in de buurt van de auto van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] haalt de twee tassen uit de achterbak van zijn auto en loopt ermee naar de bus. De tassen worden aan de passagierskant in de bus gezet. Het lijkt er dan op dat [naam 13] de inhoud uit de tassen haalt en boven de passagiersstoel weg stopt. Als [naam 13] klaar is doet hij de bus dicht. [medeverdachte 2] loopt daarna weg met een tas die vermoedelijk leeg is.
Om 17.30 uur komt een andere onbekende man in beeld. Hij stapt in de bus en rijdt kort daarna weg.
Uit ANPR-gegevens blijkt dat de Tsjechische bus om 20.56 uur de grens bij Oldenzaal richting Duitsland passeert. [105]
Op grond van deze feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 3 oktober 2022 contant geld in ontvangst heeft genomen dat nadat hij het had geteld ongeveer € 300.000,- bleek te zijn. [medeverdachte 2] heeft dit gemeld aan aan [medeverdachte 3] en heeft [medeverdachte 3] een foto gestuurd van het geld. [medeverdachte 2] heeft het geld tijdelijk bewaard in zijn auto en vervolgens is het geld in de bus met Tsjechisch kenteken [kenteken 2] geladen en naar Hongarije vervoerd.
Gebeurtenissen op 7 oktober 2022
Op camerabeelden is het volgende te zien.
Om 10.31 uur komt dezelfde BMW als op 3 oktober 2022 het parkeerdek op rijden. De auto parkeert bij de hoofdingang van het kantoorpand van [naam b.v. 1] waar [medeverdachte 2] staat te wachten. [medeverdachte 2] opent de achterportier van de auto en haalt er een blauwe plastic Albert Heijn tas uit, waarna de auto wegrijdt. Enkele minuten later komt [medeverdachte 2] met de tas de telruimte binnen en doet de deur op slot. Hij haalt stapels bankbiljetten uit de tas en legt deze op de grond bij de geldtelmachine.
In een OVC-gesprek in de telruimte is te horen dat [medeverdachte 2] om 10.33 uur zegt “hij/zij zegt dat het 40 is.(…) dit, deze, deze 40 stuks, zijn niet slecht, het is best goed.”
Om 11.00 uur is [medeverdachte 2] klaar met tellen stopt hij het geld terug in de Albert Heijn tas en loopt ermee de telruimte uit. Vervolgens komt [medeverdachte 2] weer terug de telruimte in en zegt hij “die 40 van de buitenlander, dat bedrag klopt.” [106] Uit een OVC-opname in de auto van [medeverdachte 2] blijkt dat hij om 12.15 uur een bericht inspreekt waarin hij vraagt hoe laat [naam chauffeur] vandaag ongeveer aan komt. [107]
Op camerabeelden om 16.44 uur komt om 16.44 uur een blauwe Mazda met kenteken [kenteken 4] op naam van [naam 25] het parkeerdek op rijden. [naam 25] stapt uit en pakt iets uit de achterbak en lijkt dat voorin aan de bijrijders kant te leggen. Kort daarop komt [medeverdachte 2] het parkeerdek op rijden, stapt uit en loopt naar binnen naar de keuken. Een minuut later komt hij via de zijdeur bij de ruimte van de keuken weer naar buiten met een kartonnen doos in zijn handen. Hij geeft de doos aan [naam 25] die de doos in zijn auto zet. Beiden gaan naar binnen en even later rijdt [medeverdachte 2] in zijn auto weg.
Omstreeks 18.00 uur voert [medeverdachte 2] in zijn auto een gesprek met een vrouw. De vrouw vraagt wat [medeverdachte 2] komt doen als zijn dingen nog niet af zijn. [medeverdachte 2] antwoordt dat de vrouw het belangrijkst is en dat hij broer [naam 25] heeft gevraagd hem te helpen. Om 18.26 uur speelt [medeverdachte 2] het volgende bericht af “broer, [naam chauffeur] is er”, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij gaat bellen. Daarna zegt [medeverdachte 2] tegen de vrouw dat hij even naar broer [naam 25] gaat bellen en kort daarop is te horen dat [medeverdachte 2] met een man belt en zegt “hij/zij is er”. [108]
Op camerabeelden om 18.42 uur komt een Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] het parkeerdek op rijden, de bus wordt naast de blauwe Mazda met kenteken [kenteken 4] geparkeerd. De bestuurder van de bus is [naam 25] . Hij haalt de doos uit de Mazda en zet deze aan de passagierskant in de Tsjechische bus.
Vanaf 18.45 uur is in de weerspiegeling van het kantoorpand te zien dat hij achter de passagiersstoel van de bus bezig is.
Om 18.56 uur loopt hij met een doos het parkeerterrein af. Een uur later loopt een andere man naar de Tsjechische bus en rijdt ermee weg.
Op basis van ANPR gegevens blijkt dat de Tsjechische bus om 21.02 uur bij Oldenzaal de grens met Duitsland is gepasseerd. [109]
Op grond van deze feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 7 oktober 2022 contant geld in ontvangst heeft genomen dat nadat hij het had geteld € 400.000,- bleek te zijn (40 stuks is 400.000, zie 4.3.1.3). In de middag geeft [medeverdachte 2] een doos met geld aan [naam 25] die de doos in zijn auto bewaart totdat [naam chauffeur] er is. Later als [naam chauffeur] is gearriveerd laadt [naam 25] het geld uit de doos in de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] . Vervolgens vertrekt [naam chauffeur] (alias [naam chauffeur] ) met de Tsjechische bus naar Hongarije.
Gebeurtenissen op 27 en 28 oktober 2022
Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] op 27 oktober 2022 rond 14.24 uur met zijn auto het parkeerdek van [naam b.v. 1] verlaat. Uit bakengegevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 2] omstreeks 14:48 uur stil stond op adressen in Amsterdam. Rond 14.48 uur komt een camper met Hongaars kenteken [kenteken 5] op naam van [naam bedrijf 4] het parkeerdek op rijden. [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] stappen uit. [110] [naam chauffeur] heeft over deze dag verklaard dat hij de bus op het parkeerterrein in Hongarije heeft opgehaald en dat [medeverdachte 3] daar instapte. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2022 bij [naam b.v. 1] aanwezig was bij het tellen van geld. [111]
[medeverdachte 3] en [naam chauffeur] gaan het bedrijfspand van [naam b.v. 1] in en lopen rond 14.54 uur samen met [verdachte] de telruimte in. Omstreeks 15.11 uur parkeert [medeverdachte 2] zijn auto op het parkeerdek, haalt een witte tas uit de achterbak en loopt hiermee het kantoorpand in en gaat de telruimte in. [medeverdachte 2] haalt uit de witte tas een doos die vol zit met bundels bankbiljetten en begint rond 15.16 uur met het geld tellen. [verdachte] en [medeverdachte 3] lopen afwisselend de telruimte in en uit. Uit een OVC-gesprek in de telruimte blijkt dat [medeverdachte 2] constateert dat dat er twee keer 50 euro te weinig is, in totaal 100. [medeverdachte 2] vraagt waar hij 'dit' moet laten. [medeverdachte 3] zegt dat hij morgen komt om de wolhandkrab te halen en zegt het dan tegelijkertijd te doen. [medeverdachte 2] en [naam chauffeur] wisselen elkaar af bij het tellen van het geld. Om 15.41 uur zegt [medeverdachte 2] dat deze partij 100 tekort komt. [medeverdachte 2] bevestigt de vraag van [medeverdachte 3] of het 235000 minus 100 is. Het geld wordt weer in de doos gedaan. Er volgt een gesprek over het verrekenen van geldbedragen. Even daarna haalt [medeverdachte 2] geld uit de doos en stopt het in een rode papieren tas. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 3] dat het snel weg moet omdat hij zich anders zorgen maakt en dat hij snel oude [naam 32] (fonetisch) moet zeggen dit weg te halen van hier. [medeverdachte 2] praat over een keer dat het alarm is afgegaan. Om 16.28 uur stopt [medeverdachte 2] de rode tas met geld in een blauwe boodschappentas en loopt met de blauwe tas de telruimte uit. [112]
De volgende dag om 09.30 uur komt dezelfde camper met [naam chauffeur] en [medeverdachte 3] het parkeerdek op rijden. Zij gaan het kantoorpand binnen. Kort daarna komt [naam chauffeur] met een volle boodschappentas het kantoorpand uit, gevolgd door [medeverdachte 2] die ook een tas bij zich heeft. Beiden lopen naar de camper en te zien is dat de zijdeur open gaat. [medeverdachte 3] komt ook naar buiten en loopt richting de camper. De zijdeur gaat open en dicht. Rond 10.00 uur lopen ze met zijn drieën het kantoorpand weer in. Kort daarna komen ze weer naar buiten waarna de camper weg rijdt. [medeverdachte 2] lijkt op de passagiersstoel te zitten en [naam chauffeur] achter het stuur. Een kwartier later lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de oprit op en het kantoorpand binnen. Een minuut later lopen ze samen met [medeverdachte 1] de telruimte binnen. [113] Er wordt een gesprek gevoerd over [naam 26] [naam 17] . [naam 17] is in augustus 2022 met drie ton aangehouden in Heeze (zie onder 4.3.2.5). [medeverdachte 1] zegt iets over voorzichtig zijn aan de telefoon, zoveel mogelijk alleen praten bij ontmoetingen, er wordt afgeluisterd.
Op grond van deze feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 27 oktober 2022 bundels geldbiljetten heeft opgehaald. Het geld is vervolgens in de telruimte door [medeverdachte 2] in aanwezigheid van onder meer [verdachte] en [medeverdachte 3] geteld. De volgende dag is geld in de Hongaarse camper geladen waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig zijn. [naam chauffeur] is vervolgens met de camper naar [naam bedrijf 3] in Hongarije gereden.
Gebeurtenissen op 13 en 14 november 2022
Uit een tapgesprek komt naar voren dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2022 rond 09.26 uur met elkaar bellen. [medeverdachte 2] zegt dat het huis van die persoon nummer [huisnummer] is, de man van de vrouw heeft dikke [naam 33] , [alias verdachte] moet zeggen dat [medeverdachte 2] dingen komt halen. Om 10.12 uur arriveert [verdachte] bij [naam b.v. 1] en gaat het kantoorpand binnen. Kort daarna komt hij weer naar buiten en pakt een blauwe plastic Albert Heijn bigshopper uit de kofferbak van zijn auto. Met de tas loopt hij weer naar binnen en is een minuut later met de tas in de telkamer. Hij gaat achter het bureau zitten en haalt meerdere stapels biljetten uit de tas. Om 10.20 begint hij met het tellen van het geld. In een OVC-gesprek in de telruimte is te horen dat [verdachte] zegt dat er eentje te kort is waarop [medeverdachte 2] reageert. Als [verdachte] om 10.39 uur klaar is met tellen stopt hij het geld weer in de blauwe Albert Heijn tas. [114] Op camerabeelden is te zien dat om 12.02 uur een auto met kenteken [kenteken 8] het parkeerdek op komt rijden. Om 12.04 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat die persoon is aangekomen. [verdachte] antwoordt dat hij het nu aan die persoon geeft. Vervolgens komt [verdachte] de telruimte binnen, pakte de blauwe Albert Heijn tas met geld en loopt ermee naar buiten naar de auto met kenteken [kenteken 8] . De bestuurder stapt uit en [verdachte] overhandigt de tas aan de bestuurder. De bestuurder zet de tas op de achterbank van zijn auto en rijdt weg.
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte] door [medeverdachte 2] op pad is gestuurd om geld op te halen. Daarna telt [verdachte] het geld in de telruimte en geeft hij aan [medeverdachte 2] door dat het geld niet compleet is. Het geld wordt even later door een onbekend persoon opgehaald. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] gebeld om te melden dat die persoon bij [naam b.v. 1] is gearriveerd.
Uit bakengegevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 2] op 13 november 2022 rond 09.40 uur de omgeving van de woning van [medeverdachte 2] verlaat. Verder blijkt dat gedurende de dag de auto op diverse adressen in Rotterdam is gestopt. In een OVC-gesprek opgenomen in de auto is een gesprek van omstreeks 09.54 uur te horen tussen [medeverdachte 2] en een man waarin onder meer wordt gesproken over tickets, een token en 425:
[medeverdachte 2] :
Which one?
man:
No! ..... And this one?
[medeverdachte 2] :
Yeah, you give me one, just take one.
man:
Huh?
[medeverdachte 2] :
Take one, that one… there two.. two tickets…….take one is ok.
(…)
[medeverdachte 2] :
How Much?
man:
Eh.. 425.
[medeverdachte 2] :
425. Ok.
(…)
man:
But why you sent me two token?
[medeverdachte 2] :
I don't know which one you want.
man:
It's not important.
[medeverdachte 2] :
Take one, is ok.
(..)
[medeverdachte 2] :
Yah, ok.
man:
Oke, bye”
Verder blijkt uit een OVC-gesprek in de auto van [medeverdachte 2] dat hij rond 10.05 uur belt met [medeverdachte 3] . Ze praten over een bedrag van 42,5 en [medeverdachte 2] zegt dat hij de eerste bon of nota heeft gebruikt, die van 0705. Verder wordt er gesproken over drie verschillende partijen en [medeverdachte 2] zegt dat hij geen tijd heeft om die 42,5 van nu te tellen. [medeverdachte 3] zegt dat hij [naam chauffeur] zal sturen.
Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] rond 16.53 uur arriveert bij [naam b.v. 1] . Hij pakt een blauwe bigshopper uit de achterbak van zijn auto, gaat naar binnen en loopt met de blauwe bigshopper de telruimte in. Hij doet de deur op slot en pakt uit de bigshopper een kleine plastic Albert Heijn tas en nog een kleine blauwe plastic tas. Vervolgens begint hij bundels geld uit de tassen tellen. Tijdens het tellen belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] en meldt dat er een bundel is die wat briefjes mist. [medeverdachte 2] zegt dat hem is verteld dat het 425 is maar dat er een bundel van 20000 is waar 400 mist. Wanneer [medeverdachte 2] klaar is met tellen stopt hij het geld weer in de blauwe Albert Heijn bigshopper en loopt met de tassen de telruimte uit. [115]
Op 14 november 2022 komt [medeverdachte 2] om 10.24 uur met twee boodschappentassen het kantoorpand van [naam b.v. 1] uit lopen. Hij zet de tassen op de achterbank van zijn auto. Op camerabeelden is te zien dat ongeveer een half uur later de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] het parkeerdek op komt rijden. Kort daarna komt [medeverdachte 2] naar buiten, pakte de twee tassen uit zijn auto en brengt die naar de Tsjechische bus. Te zien is dat [medeverdachte 2] eerst bezig is bij de passagierskant en daarna de zijdeur opent en daar aan het rommelen is. De chauffeur van de bus stapt uit en loopt naar de passagierskant. [naam 13] gaat aan de gang achter de passagiersstoel. [medeverdachte 2] kijkt ondertussen mee. Het lijkt erop dat [naam 13] een onderdeel achter de passagiersstoel los maakt en weghaalt. Vervolgens gaat hij door met rommelen achter de stoel. Daarna plaatst hij rond 11.21 uur het losse auto-onderdeel weer terug achter de passagiersstoel. [medeverdachte 2] loopt daarna weg met de, vermoedelijk lege, boodschappentassen. De chauffeur loopt om 11.33 uur het kantoorpand uit naar de Tsjechische bus, waarna enkele minuten later de bus wegrijdt. Uit een OVC-gesprek in de telruimte blijkt dat [medeverdachte 2] om 11.34 uur belt met een man en zegt “48, bijna 49 stuks”. Uit ANPR gegevens blijkt dat de Tsjechische bus om 14.37 uur de grens bij Oldenzaal richting Duitsland passeert. [116]
Op grond van deze feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 13 november 2022 in Rotterdam contant geld heeft opgehaald. Hij heeft daarover contact met [medeverdachte 3] die [naam chauffeur] (alias [naam chauffeur] ) zal sturen om geld uit Nederland naar Hongarije te vervoeren. Vervolgens telt hij het geld in de telruimte bij [naam b.v. 1] en heeft over de hoogte van het geldbedrag contact met [medeverdachte 3] omdat er geld mist. De volgende dag wordt er bij [naam b.v. 1] een bedrag van bijna € 490.000 (49 stuks is 490.000, zie 4.3.1.3) in de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] geladen. [medeverdachte 2] is daarbij aanwezig.
Gebeurtenissen op 24 november 2022
Uit bakengevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 2] op 24 november 2022 rond 14.50 uur op verschillende adressen in Schiedam stil staat. Om 14.48 uur is op een OVC-opname in de auto een stem van een man te horen die zegt dat die persoon om drie uur op tijd is. Om 15.03 uur voert [medeverdachte 2] met een man in of bij zijn auto het volgende gesprek:
[medeverdachte 2]
: “How many?”
man:
“One million”
[medeverdachte 2]
: “One million? Ok”
man
: “Ok. Byebye”
Daarna is te horen dat een autodeur dicht slaat. Vervolgens belt [medeverdachte 2] met een ander persoon en zegt dat het in handen is en dat het om 100 stuks gaat en “mogelijk is het allemaal van 500
”.Rond 15.40 uur is te zien dat [medeverdachte 2] arriveert bij het kantoorpand van [naam b.v. 1] . Hij haalt een grijze sporttas uit zijn auto, loopt naar binnen en loopt enkel minuten later met de tas de telruimte in. Hij doet de deur op slot en gaat met de tas achter het bureau zitten. Uit de grijze sporttas haalt hij een rode plastic tas met opschrift Dirk. Uit de rode tas haalt hij in groen plastic verpakte geldbiljetten. Na het tellen van het geld stopt hij de geldbundels weer in de rode plastic tas en schrijft iets op een briefje. [117] Diezelfde ochtend om 11.14 uur is [medeverdachte 2] door een man gebeld en laat [medeverdachte 2] weten dat twee of drie uur kan. [medeverdachte 2] vraagt wanneer de persoon komt om die 30 stuks te halen. Vervolgens zegt [medeverdachte 2] dat het belangrijkste is dat hij wil weten wanneer [naam 27] komt. [118]
Op camerabeelden is te zien dat om 16.15 uur een Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] het parkeerdek oprijdt. De chauffeur stapt uit en loopt het kantoorpand binnen. Eveneens om 16.15 uur is uit een OVC-opname in de telruimte te horen dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] belt. Er wordt over bedragen gesproken en [medeverdachte 2] zegt dat [naam 27] is aangekomen. Een paar minuten later om 16.19 uur verlaat [medeverdachte 2] de telruimte met een bontgekleurde en rode plastic tas met opschrift Dirk. Om 16.24 uur loopt [medeverdachte 2] het kantoorpand uit met een gele plastic tas in zijn hand en loopt richting de Tsjechische bus. Er is dan geen zicht op wat hij doet. Uiteindelijk verschijnt hij zonder tas weer in beeld en gaat het kantoorpand in. Om 16.32 uur rijdt de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] weg. [medeverdachte 2] belt om 17.35 in de telruimte met [medeverdachte 3] en zegt dat er zojuist 505000 is weggegaan. Uit ANPR gegevens blijkt dat de Tsjechische bus om 19.27 uur de grens bij Oldenzaal richting Duitsland passeert. [119]
Op grond van deze feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [naam chauffeur] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 24 november 2022 in Schiedam € 1.000.000,- aan contanten heeft opgehaald (100 stuks is € 1.000.000,-, zie 4.3.1.3.). In de middag wordt € 505.000,- contant opgehaald door [naam chauffeur] (alias [naam chauffeur] ) met de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] die het geld naar Hongarije brengt.
Totalen periode 20 februari 2022 tot en met 20 april 2023
Op grond van het afluisteren van gesprekken (tap- en OVC-gesprekken), observaties, camerabeelden en bakengegevens is vastgesteld dat in de periode van 20 februari 2022 tot en met 20 april 2023 totaal 90 keer contant geld in ontvangst is genomen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] of [medeverdachte 3] . Het geld werd door derden naar het bedrijfspand aan de [adres 1] gebracht of de geldoverdracht vond plaats op straat waarna het contante geld naar het bedrijfspand van [naam b.v. 1] werd bracht. Van 59 overdrachten is het bedrag vastgesteld waarvan het totaal € 10.999.990,- bedraagt. Bij het overdragen van geld is [medeverdachte 1] 8, [verdachte] 14, [medeverdachte 2] 82 en [medeverdachte 3] 20 keer betrokken geweest. [120] Uit camerabeelden van de telruimte in de periode 30 september 2022 tot en met 26 januari 2023 blijkt dat [medeverdachte 2] 92 keer geld heeft geteld met behulp van de telmachine. [medeverdachte 1] heeft 5 keer geld geteld, [verdachte] 19 keer en [medeverdachte 3] 1 keer. [121]
4.3.2.3.3.
Vervoer van het geld naar Hongarije
De twee Tsjechische bussen en de Hongaarse camper
Op basis van de bakengegevens en de ANPR gegevens blijkt dat de twee bussen met Tsjechische kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] vanuit Nederland telkens direct naar het bedrijfsadres van [naam bedrijf 4] in Hongarije rijden, onder andere via Duitsland. [122] [medeverdachte 3] was van 2 maart 2021 tot 24 november 2021 eigenaar van [naam bedrijf 4] . Het correspondentieadres is tevens het woonadres van [medeverdachte 3] . [123] De camper met Hongaars kenteken [kenteken 5] die op 28 oktober 2022 bij [naam b.v. 1] in Nieuw-Vennep is geladen met contant geld in aanwezigheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is op 21 april 2023 aangetroffen bij [naam bedrijf 4] in Boedapest en in beslaggenomen. [124] Het kenteken van de camper stond ten tijde van de in beslagneming YYYYYY-8 op naam van [medeverdachte 3] . Het betreft echter dezelfde camper. Door de Hongaarse politie is de camper geïnspecteerd. Bij de doorzoeking van het voertuig werd een brief aangetroffen van [naam 34] . Op deze brief stond de naam en het adres van [medeverdachte 3] en kenteken [kenteken 6] . [125]
De beide Tsjechische bussen zijn in de periode van 25 februari 2022 tot en met
14 april 2023 in totaal 30 keer vanaf [naam b.v. 1] in Nieuw-Vennep de grens richting Duitsland gepasseerd. [126]
Op een aantal dagen heeft de Hongaarse politie observaties verricht bij onder meer het bedrijfsadres van [naam bedrijf 4] in Boedapest. [127] Op 18 maart 2022 om 11.31 uur is gezien dat de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 2] bij [naam bedrijf 4] in Boedapest arriveert. De chauffeur loopt het pand van [naam bedrijf 4] binnen en vervolgens komt [medeverdachte 3] in beeld. [medeverdachte 3] loopt met een lege doos naar de bus en haalt een pakket uit de cabine van de bus en stopt het in de lege doos. Uit een observatie in Nederland blijkt dat de Tsjechische bus de vorige dag om 13.00 uur op het parkeerdek van het bedrijfspand van [naam b.v. 1] aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep arriveert en om 14.04 uur weer vertrekt. [128]
Op 23 maart 2022 arriveert de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] bij [naam bedrijf 4] in Boedapest. De bus is de vorige dag vertrokken bij [naam b.v. 1] in Nieuw Vennep. [129] De Tsjechische bus met kenteken [kenteken 2] arriveert op 24 maart 2022 om 10.56 uur bij [naam bedrijf 4] . De vorige dag is deze bus bij [naam b.v. 1] in Nieuw-Vennep vertrokken. [130] Verder is de bus met kenteken [kenteken 1] op 12 april 2022 bij [naam bedrijf 4] gezien en de bus met kenteken [kenteken 2] op 3 mei 2022. [131]
Verborgen ruimten in de Tsjechische bussen
Op 21 april 2023 zijn bij [naam bedrijf 4] in Boedapest naast de Hongaarse camper ook de twee Tsjechische bussen aangetroffen en inbeslaggenomen. In de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] is een verborgen ruimte aangetroffen. [132]
Dat sprake is van een verborgen ruimte en dat daarvan ook gebruik is gemaakt blijkt uit de camerabeelden van het parkeerdek van [naam b.v. 1] van 7 oktober 2022 en 14 november 2022. Op 7 oktober 2022 is in de weerspiegeling van het kantoorpand te zien dat [naam 13] een doos aan de passagierskant van de bus met kenteken [kenteken 1] zet. Vervolgens is hij van 18.45 uur tot 18.56 uur bezig achter de passagiersstoel. [133] Op 14 november 2022 is te zien dat [medeverdachte 2] twee tassen naar de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] brengt waarna de chauffeur aan de gang gaat achter de passagiersstoel. Hij lijkt een onderdeel achter de passagiersstoel los te maken en weg te halen. Nadat hij achter de stoel aan het rommelen is geweest plaats bij het losse onderdeel weer terug achter de passagiersstoel. [134]
De bus met kenteken [kenteken 2] met opdruk [naam bedrijf 2] is vanwege het ontbreken van een sleutel niet volledig geïnspecteerd. [135] Op camerabeelden van het parkeerdek van [naam b.v. 1] van 3 oktober 2022 is te zien dat door [medeverdachte 2] en [naam 13] tassen aan de passagierskant van deze bus worden neergezet. Het lijkt erop dat [naam 13] de inhoud uit de tassen haalt en boven de passagiersstoel wegstopt. [136] Aan [medeverdachte 2] zijn tijdens zijn verhoor afbeeldingen getoond van de camerabeelden op het parkeerdek van [naam b.v. 1] op 3 oktober 2022 opgenomen in AMB-15 op pagina 12 tot en met 19. Over de drie afbeeldingen van de Tsjechische bus met opschrift [naam bedrijf 2] heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het de auto is die door [medeverdachte 3] wordt gebruikt en dat het geld daarin moest. Hij heeft [naam 13] gevraagd om het geld in de auto te stoppen. Hij moest het geld goed verstoppen. Soms moest dit onder de stoel en soms moest er eerst iets met een schroevendraaier worden los gemaakt. [137] De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat ook de bus met kenteken [kenteken 2] over eenzelfde soort verborgen ruimte beschikte als die met kenteken [kenteken 1] en dat daarvan ook gebruik werd gemaakt bij het vervoeren van contant geld naar Hongarije. [138]
Aantreffen contant bedrag € 1.010.820 in voertuig bij Duitse grens
Op 4 december 2021 is aan de grens van Nederland met Duitsland het voertuig met Hongaars kenteken [kenteken 7] gecontroleerd. In het voertuig is € 1.010.820,- contant geld aangetroffen. De chauffeur [naam 28] overhandigde een CMR (hierna: vrachtbrief) waarop stond dat hij 140 dozen bij [naam b.v. 2] in Nieuw-Vennep had geladen. [verdachte] is enig bestuurder van [naam b.v. 2] sinds de oprichting op 18 april 2017. [139] De ontvanger van de goederen was volgens de vrachtbrief het Hongaarse bedrijf [naam bedrijf 5] (hierna: [naam bedrijf 5] ) met het adres [adres Hongarije] , Hongarije. [140] [naam bedrijf 5] is gevestigd in Boedapest in dezelfde straat als [naam bedrijf 4] . [141] Naast de directeur van [naam bedrijf 5] , [naam 29] , is ook [medeverdachte 3] gemachtigde op de bankrekeningen van [naam bedrijf 5] . [142] [naam bedrijf 5] is tevens huurder van de loods aan de [adres 2] in Nieuw-Vennep waar MDMA en grote hoeveelheden (pre)precursoren zijn aangetroffen.
In het voertuig stonden blauw/zwarte dozen met Chinese karakters en daarin verpakkingen met papieren zakdoeken. Tussen de dozen zakdoeken werd een grote bruine doos aangetroffen. In de doos zaten drie tassen waarin het totaalbedrag van € 1.010.820,- contant geld werd aangetroffen. Er werden 396 dozen met papieren zakdoeken aangetroffen terwijl op de vrachtbrief 410 dozen stond. De geldbedragen waren gebundeld met kleine elastieken, waarbij de bundels weer bij elkaar waren gebundeld. [143]
[naam 28] heeft verklaard dat hij op 3 december 2021 vanuit Boedapest naar Nederland reed en de volgende dag tegen 18.00 uur bij de loods aankwam waar hij al ongeveer tien keer eerder is geweest. [144] [naam 28] heeft aan verbalisanten op zijn mobiele telefoon met Google Maps laten zien waar het laden had plaatsgevonden. Dat bleek het pand van [naam b.v. 2] en [naam b.v. 1] aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep te zijn. [145] Bij aankomst moest hij de loods in rijden. Hem werd gezegd dat hij in de cabine moest gaan rusten. Ondertussen werd de laadruimte geladen met dozen. Na het inladen kreeg hij een vrachtbrief en is hij vertrokken. Na zijn vorige ritten is hij vooral naar het adres [adres hongarije] , Hongarije gereden. [146]
4.3.2.3.4.
Witgewassen bedrag en periode
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat via de Hongaarse geldroute totaal € 16.610.820,- contant geld is witgewassen. De uitgangspunten daarbij zijn dat
30 keer is waargenomen dat de Tsjechische voertuigen vanaf het bedrijfspand aan de [adres 1] naar [naam bedrijf 4] in Hongarije zijn gereden en dat minimaal € 400.000
per rit naar Hongarije werd vervoerd (30 x € 400.000 = €12.000.000). [medeverdachte 1] heeft
tegen de undercoveragenten gezegd dat er minimaal € 400.000,- wordt vervoerd en dit wordt bevestigd in OVC-gesprekken op 14 november 2022 en 24 november 2022. Daarnaast is in de berekening meegenomen dat op 4 december 2021 een bedrag van € 1.010.820 in het voertuig met Hongaars kenteken [kenteken 7] is aangetroffen en in beslag is genomen en dat de chauffeur [naam 28] heeft verklaard dat hij ongeveer 10 keer op het adres [adres 1] in Nieuw‐Vennep was geweest, waarbij voor de 9 overige ritten wordt verondersteld dat steeds minimaal € 400.000 is vervoerd (€ 1.010.820 + 9 x€ 400.000 = € 4.610.820).
De rechtbank overweegt dat op grond van de grote hoeveelheden contant geld die in de telruimte zijn geteld en het op 4 december 2021 onderschepte bedrag van € 1.010.820, dat het om grote geldbedragen ging. Voorts stelt de rechtbank vast dat er meerdere geldtransporten van Nederland naar Hongarije hebben plaatsgevonden. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er geregeld minimaal € 400.000,- werd vervoerd is de verklaring van [medeverdachte 1] tegen de undercoveragenten onvoldoende bewijs om vast te stellen dat daadwerkelijk met elke rit (minimaal) € 400.000,- werd vervoerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat met de verklaring van [naam 28] dat hij al tien keer bij [naam b.v. 1] aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep is geweest niet is bewezen dat hij dan ook telkens contant geld naar Hongarije heeft vervoerd. Voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is bewezen dat het om een totaalbedrag van € 16.610.820,- gaat. De rechtbank vindt wel bewezen dat sprake is van een groot geldbedrag.
Voorts stelt de rechtbank vast dat het vervoeren van het geld heeft plaatsgevonden in Nederland en in Hongarije in de periode van 4 december 2021 tot en met 14 april 2023. De begindatum 4 december 2021 is de datum waarop het geld in het Hongaarse voertuig werd aangetroffen. De einddatum van 14 april 2023 is de laatste datum waarop peilbakengegevens zijn verkregen van de Tsjechische bus met kenteken [kenteken 1] . [147]
4.3.2.3.5.
Witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de (contante) geldbedragen afkomstig zijn van een specifiek misdrijf. Voor de vraag of de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, moet de rechtbank de verschillende stappen van het stappenplan (4.3.2.1.) langslopen. De rechtbank is van oordeel dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat het grote contante geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Zij overweegt hierover het volgende.
Zoals reeds bij witwasmethode 1 en 2 overwogen levert het overdragen en vervoeren van grote contante geldbedragen elk voor zich al een indicatie voor witwassen op. Daar komt bij dat geldbedragen die zijn gebundeld met kleine elastieken, waarbij deze bundels ook weer bij elkaar worden gebundeld een typisch kenmerk is van crimineel geld. Nog een indicatie is dat bij het vervoeren van het geld gebruik werd gemaakt van verborgen ruimten in de voertuigen. Daar komen nog de volgende feiten en omstandigheden bij die duiden op criminele geldstromen:
- de overdracht van de contante gelden vond onder meer op openbare plekken plaats;
- er werd gebruik gemaakt van tokens. Tokens worden in de wereld van ondergronds bankieren gebruikt om je als partij te kunnen identificeren [148] ;
- van een aantal kentekens van voertuigen die bij [naam b.v. 1] zijn gezien, zijn de kentekenhouders of aan hen gerelateerde personen geïdentificeerd en is gebleken dat zij antecedenten hadden. Dit geldt eveneens voor een aantal personen die betrokken waren bij overdrachten van tassen [149] en
- er werd gecommuniceerd door middel van versluierd taalgebruik zoals ‘stuks’.
[verdachte] heeft geen verklaring afgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het grote geldbedrag van misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] hier (op zijn minst genomen) voorwaardelijke opzet op heeft gehad.
Conclusies
Verdachte, en zijn medeplegers, hebben een groot geldbedrag verworven, voorhanden gehad en overgedragen in de periode van 4 december 2021 tot en met 14 april 2023.De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het transporteren en overboeken van gelden via Hongarije, waardoor sprake is van medeplegen.
Vast is komen te staan dat [medeverdachte 3] een coördinerende rol had bij de geldtransporten. Hij stuurde [medeverdachte 2] aan bij het innen van grote contante geldbedragen en het klaar maken van het geld voor vervoer naar Hongarije. [medeverdachte 3] stuurde eveneens de chauffeur(s) van de Tsjechische bussen aan, die het geld bij [naam b.v. 1] ophaalden en naar Hongarije vervoerden.
Het tellen van het geld werd voornamelijk door [medeverdachte 2] gedaan. Verder hield [medeverdachte 2] ook toezicht bij het laden van het geld in de bussen.
[medeverdachte 1] en [verdachte] hielden zich bezig met zowel geldoverdrachten als met het tellen van geld. De betrokkenheid van [medeverdachte 1] blijkt eveneens uit zijn mededelingen aan de undercoveragenten. Samengevat houden die in dat contant geld van Nederland in een dag naar Hongarije wordt gereden. [medeverdachte 1] heeft een contactpersoon in Hongarije die hij al jaren kent en die kent een corrupte bankmedewerker bij een Chinese bank. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat [medeverdachte 1] met zijn contactpersoon in Hongarije [medeverdachte 3] bedoelde. Nadat contant geld van Nederland naar Hongarije is vervoerd duurt het een dag om het geld op een Chinese bankrekening te krijgen, waarna het kan worden doorgeboekt naar andere rekeningen. [150]
4.3.2.4.
Witwasmethode 4: € 2.156.290,- (ophalen contant geld door derden aan [adres 1] Nieuw-Vennep)
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 500.000,- op 26 november 2022.
Overdracht van € 500.000 op 26 november 2022
In een OVC-gesprek opgenomen in de auto van [medeverdachte 2] op 26 november 2022 omstreeks 09.00 uur is te horen dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] vraagt om dingen voor hem te halen en zegt dat om
12 uur mensen dingen komen halen. [medeverdachte 2] zegt dat vandaag 500000 aan die persoon moet worden gegeven, die komt om 12 uur om dingen op te halen. Om 11.01 uur is te horen dat [medeverdachte 2] zegt dat hij het aan [naam 30] gaat vragen en [verdachte] zegt dat die persoon nog niet is aangekomen. Tegelijkertijd is op camerabeelden te zien dat er een voertuig met Duits kenteken bij [naam b.v. 1] staat. De bestuurder blijft in de auto zitten. Na 20 minuten gaat [verdachte] naar beneden met een doos. Hij laat die in de gang staan, loopt naar het Duitse voertuig. [verdachte] loopt terug naar de ingang en pakt de doos. Hij loopt ermee naar het Duitse voertuig en zet de doos op de achterbank waarna het voertuig wegrijdt. [151]
In een Excelbestand dat op de computer van [medeverdachte 3] is aangetroffen staat de datum van
26 november 2022 met vermelding van 500.000. [152] Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat op 26 november 2022 [verdachte] bij het bedrijfspand in Nieuw-Vennep € 500.000, - heeft overgedragen aan de man in het Duitse voertuig. [medeverdachte 2] heeft dit eerder die ochtend aan [verdachte] doorgeven.
Witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de (contante) geldbedragen afkomstig zijn van een specifiek misdrijf. Voor de vraag of de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn, moet de rechtbank de verschillende stappen van het stappenplan (4.3.2.1.) langslopen. De rechtbank is van oordeel dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat het contante geld van misdrijf afkomstig is en verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen bij de voorgaande witwasmethoden.
[verdachte] heeft geen verklaring afgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders zijn dan dat het contante geldbedrag van € 500.000,- van misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] hier (op zijn minst genomen) voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
Conclusies
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het overdragen van het contante geldbedrag aan derden, waardoor sprake is van medeplegen.
Hoewel [medeverdachte 1] niet specifiek bij de geldoverdracht op 26 november 2022 in beeld is gekomen, is hij wel medepleger, omdat hij in het infiltratietraject uitvoerig heeft verteld over de vier witwasmethoden die zijn organisatie hanteert en uit de overdracht van contant geld aan derden blijkt dat daar ook uitvoering aan is gegeven.
4.3.2.5.
Witwasmethode 5:vrijspraak € 299.665,-(onder [naam 17] in beslag genomen op 19 augustus 2022)
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het bedrag van € 299.665,- dat op 19 augustus 2022 onder [naam 17] in Heeze in beslag is genomen. Hiervoor is onvoldoende bewijs aanwezig. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
4.3.2.6.
Witwasmethode 7: vrijspraak € 418.880,- -21 april 2023 aangetroffen in bedrijfspand [naam b.v. 1]
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het bedrag van € 418.880,- dat op 21 april 2023 bij [naam b.v. 1] aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep is aangetroffen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.3.2.7.
Witwasmethode 8: € 35.700,- in woning [verdachte]
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 35.700,- op 21 april 2023 in Den Haag.
Op 21 april 2023 is in de woning van [verdachte] in totaal € 35.700,- aan contant geld gevonden en in beslaggenomen. [153] Aangezien [verdachte] zich jarenlang heeft schuldig gemaakt aan het grootschalig medeplegen van witwassen van contant geld, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het in beslag genomen geld deel uitmaakt van het geld dat binnen de organisatie van [medeverdachte 1] circuleerde. Het is ook ongebruikelijk om zo een groot bedrag aan contant geld in huis te hebben. Voor het gerechtvaardigd witwasvermoeden van die gelden verwijst de rechtbank naar de andere witwasmethoden waarbij dit vermoeden is onderbouwd. [verdachte] heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld in zijn woning. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het contante geldbedrag dat [verdachte] voorhanden heeft gehad van misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] hier (op zijn minst genomen) voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
4.3.2.8.
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode en de frequentie van het witwassen en de omvang van de witgewassen geldbedragen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen van gewoontewitwassen.
4.3.3.
Medeplegen valsheid in geschrift (zaak A, feit 3 primair)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opmaken van valse facturen in de periode 21 november 2022 tot en met 21 april 2023 in Nederland (zaak A, feit 3 primair). Het volgende is hiervoor van belang.
Een onderdeel van het infiltratietraject was om een groot bedrag aan contant geld (in twee transacties) via het netwerk van [medeverdachte 1] giraal te laten maken en over te laten boeken naar een door de undercoveragenten doorgegeven Canadese bankrekening van het fictieve bedrijf [naam bedrijf 6] . [154] Op 18 november 2022 gaf [medeverdachte 1] aan de undercoveragent een papiertje met daarop het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit nummer moest voor de communicatie worden gebruikt. Daarnaast gaf [medeverdachte 1] aan dat de codenaam voor [naam b.v. 1] “ [naam bedrijf 1] ” is. Via dit telefoonnummer (hierna: [naam bedrijf 1] -nummer) heeft contact via WhatsApp plaatsgevonden. [155] De Oppo telefoon met dit telefoonnummer is op 21 april 2023 in de woning van [verdachte] aangetroffen en in beslag genomen (E.02.01.003). Deze telefoon was in gebruik bij [verdachte] (zie 4.3.1.2). [156]
[medeverdachte 1] stelde voor om gebruik te maken van het Nederlandse [naam b.v. 3] (hierna: [naam b.v. 3] ) om het geld naar Canada over te maken. Volgens [medeverdachte 1] was dit bedrijf “
clean” en had het een goede staat van dienst. [157] Er diende wel een factuur te worden opgemaakt zodat de transactie ook “
clean” zou lijken. Hiervan zei [medeverdachte 1] tegen de undercoveragenten dat het mogelijk veel werk leek, maar de transactie daardoor legitiemer zou overkomen. [medeverdachte 1] gaf aan dat de undercoveragenten een dergelijke factuur konden opstellen, maar dat [medeverdachte 1] dat ook voor hen kon doen. [158]
Op 21 november 2022 werd het geld voor de eerste transactie door de undercoveragent aan [medeverdachte 1] overhandigd. Afgesproken werd dat [medeverdachte 1] een factuur zou opmaken en naar het e‐mailadres van het Canadese bedrijf zou sturen. Bij het passeren van een kantoorruimte in het pand van [naam b.v. 1] merkte [medeverdachte 1] op dat wanneer [medeverdachte 1] niet aanwezig zou zijn zaken konden worden gedaan met [verdachte] . [verdachte] bevestigde dat door met zijn hoofd te knikken. [verdachte] noemde zichzelf [alias verdachte] en werd door een van de undercoveragenten herkend. [159]
Uit WeChat‐berichten op de hiervoor genoemde Oppo telefoon blijkt dat [verdachte] opdracht kreeg om een factuur op naam van [naam b.v. 3] op te maken. [verdachte] ontving van een ander telefoonnummer, waarvan de gebruiker onbekend is gebleven, factuurgegevens van [naam b.v. 3] met e-mail: [e-mail adres] . [verdachte] stuurde dezelfde dag “kan dit zo/is het oke zo”. De onbekend gebleven gebruiker stuurde vervolgens “factuur kan/factuur is oke! Stuur het ajb naar [e-mail adres] ”. [160]
Ook zijn op de Oppo telefoon twee valse facturen van [naam b.v. 3] gericht aan het bedrijf [naam bedrijf 6] aangetroffen met daarbij het rekeningnummer zoals doorgegeven door de undercoveragenten, te weten;
- een factuur gedateerd 17 november 2022 van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] ter hoogte van $24.100 [161]
- een factuur gedateerd 21 november 2022 van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] ter hoogte van $25.780 [162]
Beide facturen zien op “
Fulfillment & Storage”.
Op 23 november 2022 zijn deze facturen vanaf het [naam bedrijf 1] ‐nummer naar undercoveragent [naam undercoveragent] verstuurd met de mededeling dat dit de facturen zijn en dat het geld is overgemaakt. De betaling van $24.100 is op 28 november 2022 ontvangen en de betaling van $25.780 is op 30 november 2022 ontvangen. [163] Dat de bedragen ontvangen zijn blijkt ook uit de bankafschriften van [naam bedrijf 6] . [164]
Op 8 december 2022 vond wederom een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 1] en de undercoveragenten. [medeverdachte 1] heeft toen uitgelegd dat de eerste transactie bewust niet werd uitgesplitst in gelijke transacties van € 25.000,- omdat dat soort bedragen verdacht zouden kunnen lijken. [medeverdachte 1] waarschuwde dat de boekhouding goed op orde moest zijn. [medeverdachte 1] gaf desgevraagd ook aan dat de facturen niet per e‐mail aan het opgegeven Canadese bedrijf
waren gestuurd omdat het bedrijf eigenlijk zelf haar eigen facturen had moeten opmaken. De facturen werden verzorgd door [medeverdachte 1] en [verdachte] . [165]
Op diezelfde dag heeft de undercoveragent wederom een contant geldbedrag aan [medeverdachte 1] gegeven voor de tweede transactie. [166] Ook voor deze transactie zijn verschillende facturen opgesteld door [medeverdachte 1] en [verdachte] . Op 19 december 2022 worden door het [naam bedrijf 1] -nummer twee facturen aan undercoveragent [naam undercoveragent] gestuurd. Het betreft de volgende facturen:
- een factuur gedateerd 5 december 2022 van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] ter hoogte van $22.731,55 [167]
- een factuur gedateerd 9 december 2022 van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] ter hoogte van $24.666,28.150 [168]
Beide betalingen zijn ontvangen op 16 december 2022. De factuur van 5 december 2022 zag op “
Fulfillment and last mile delivery” en de factuur van 9 december 2022 op “
Fulfillment and Storage”.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opzet niet is bewezen. Gelet op het feit dat de rechtbank bewezen heeft verklaard dat [verdachte] zich samen met onder andere [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, maakt dat [verdachte] op de hoogte was van hoe gelden werden witgewassen. Een van de methodes was “business to business”, waarbij gebruik werd gemaakt van facturen, zonder dat sprake was van legale transacties tussen de bedrijven. Hierover heeft [medeverdachte 1] verteld in het undercovertraject. Ook zijn instemmende knik toen [medeverdachte 1] tegen de undercoveragenten zei dat ze bij afwezigheid van [medeverdachte 1] zaken konden doen met [verdachte] geeft aan dat [verdachte] geen nadere uitleg nodig had, en dat bij hem zowel sprake is van opzet op het valselijk (laten) opmaken van de facturen als van doelbewustheid bij het gebruik of doen gebruiken van de valse facturen door [naam bedrijf 6] en [naam b.v. 3] . De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen met in ieder geval een ander de vier hiervoor genoemde facturen hebben opgemaakt ten behoeve van de twee illegale geldtransacties. Het betreffen vier valse facturen bestemd om deze illegale geldstromen te kunnen onderbouwen in de boekhouding. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben hierbij nauw en bewust samengewerkt. Daardoor is sprake van medeplegen.
4.3.4.
Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de periode 2 mei 2022 tot en met 21 april 2023 (zaak B)
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 21 april 2023 in Nieuw-Vennep (zaak B). Van het medeplegen zal hij worden vrijgesproken, omdat daarvoor in het dossier te weinig aanknopingspunten aanwezig zijn dat er een ander bij betrokken was.
Op 21 april 2023 is bij doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep bovenop een systeemplafond een vuurwapen (pistool) aangetroffen. In de directe nabijheid werd een bijbehorend patroonmagazijn aangetroffen gevuld met negen stuks scherpe munitie. Tevens lag er een los plastic zakje met daarin zes stuks scherpe patronen. [169]
Uit onderzoek blijkt dat het hier gaat om een vuurwapen van het merk Glock, model 17, 4e generatie, kaliber 9mmx19 is. Dit voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie. Aan het vuurwapen is SIN-nummer AAQL5240NL toegekend. [170]
De negen kogelpatronen in het patroonmagazijn en de zes kogelpatronen die in het zakje zijn aangetroffen, zijn volmantel patronen kaliber 9mmx19 en bestemd en geschikt om met het aangetroffen pistool te worden verschoten. De aangetroffen patronen betreft munitie in de zin van artikel 1 lid 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Aan de patronen in het tasje werd SIN-nummer AAQL5242NL toegekend. [171]
In het bedrijfspand aan de [adres 1] in Nieuw-Vennep is het [naam b.v. 2] gevestigd, waarvan [verdachte] enig bestuurder en aandeelhouder is. [172] Uit de overige bewezen verklaarde feiten volgt dat hij regelmatig in het bedrijfspand aanwezig was.
Het pistool is bemonsterd op de buitenzijde (AAPC5174NL), de binnenzijde slede en de vrijgekomen delen (SIN-nummer AAPC5175NL). [173] De patronen uit het zakje zijn ook bemonsterd (SIN-nummer AAPC5179NL). [174]
Uit een deskundigenrapport komt naar voren dat op de binnenzijde van de slede en vrijgekomen delen van het pistool een hoofdprofiel van een man is afgeleid en dat de frequentie van het DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. [verdachte] is een mogelijke donor van het celmateriaal.
Verder is op de buitenzijde van het vuurwapen en op de zes patronen uit het zakje een DNA‐mengprofiel, afkomstig van celmateriaal van minimaal twee, respectievelijk drie donoren, van wie zeker één man, aangetroffen. [verdachte] is een mogelijke donor van het celmateriaal. [175]
De rechtbank uit het voorgaande af dat [verdachte] het wapen en de patronen vast heeft gehad. Daarmee had [verdachte] de beschikkingsmacht over het wapen en de munitie en was hij zich bewust van de aanwezigheid daarvan.
Dit geldt evenzeer voor de negen patronen in het patroonmagazijn. Deze lagen vlakbij het vuurwapen en de andere zes patronen en hebben hetzelfde kaliber. De negen patronen en de zes patronen kunnen allemaal met het vuurwapen worden verschoten.
4.3.5.
Deelname aan een criminele organisatie (zaak A, feit 2)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van gewoontewitwassen en de productie van en de handel in drugs, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 (zaak A, feit 2). Hieronder zal de rechtbank haar oordeel toelichten. Voor zover voor een bewijsmiddel geen voetnoot is opgenomen, verwijst de rechtbank naar eerdere overwegingen in dit vonnis.
Om aan de vereisten van artikel 140 Wetboek van Strafrecht te voldoen moet worden vastgesteld dat i) sprake is van een organisatie, dat ii) die organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven en dat iii) verdachte aan die organisatie (opzettelijk) heeft deelgenomen.
De organisatie; structuur en duurzaamheid
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een organisatie die bestaat uit [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Gedurende een lange periode, vanaf begin 2015 tot in 2023 hield de organisatie zich bezig met gewoontewitwassen. [medeverdachte 3] is eind 2019 in beeld gekomen bij deze organisatie. Vanaf begin 2020 hield de organisatie zich eveneens bezig met voorbereidingshandelingen voor de handel in en het produceren van drugs, waaronder het voorhanden hebben van grote hoeveelheden (pre)precursoren in verschillende plaatsen en het huren van een loods.
Uit de bewijsmiddelen van de bewezen verklaarde feiten is vast komen te staan dat het samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een bepaalde structuur en duurzaamheid had. Er was een taakverdeling en zaken werden met elkaar afgestemd. Ook werden zaken voor elkaar waargenomen.
[medeverdachte 1] was de leider van de organisatie en had het voor het zeggen. Hij werd onder meer door [medeverdachte 2] en [verdachte] ‘baas’ genoemd. [176] Zoals is gebleken uit het infiltratietraject, onderhield [medeverdachte 1] ook het contact met nieuwe klanten, de undercoveragenten. Sinds 2015 onderhielden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] contact via WeChat. [medeverdachte 2] hield zich voornamelijk bezig met het ontvangen, tellen en overdragen van de contante geldbedragen. Als [medeverdachte 2] niet aanwezig was, nam [verdachte] voor hem waar. Als [medeverdachte 1] afwezig was, konden zaken met [verdachte] worden gedaan. [177] Ook voor wat betreft de pre(pre)cursoren hielden voornamelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zich bezig met het transport hiervan en het vergaren van informatie voor de productie van drugs. Als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het hebben over de verkoop van grondstoffen, prijzen, monsters, testen van puur wit en over 100 die gister aan [naam 31] is gegeven, gaat [medeverdachte 2] navraag doen bij “baas [medeverdachte 1] ”. [178]
De structuur van de samenwerking werd ook zo door anderen gezien. Getuige [getuige 2] die sinds 2014 chauffeur bij [naam b.v. 1] was heeft verklaard dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] ook wel “de top 3” werden genoemd. [medeverdachte 1] was volgens hem “altijd de grote baas”. [medeverdachte 2] was volgens hem altijd “de baas op de achtergrond”. [179]
Dat er vanaf 2015 sprake is van samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] blijkt eveneens uit een tapgesprek van 13 maart 2022. [naam 13] vertelde daarin aan een onbekend gebleven persoon dat hij al langer samenwerkt met in ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [180] [medeverdachte 1] vertelde de undercoveragenten dat hij al meer dan tien jaar samenwerkt met [verdachte] en dat [verdachte] zijn rechter- en linkerhand is. [181]
De samenwerking met [medeverdachte 3] is in december 2019 begonnen. In een WeChat-gesprek van
19 en 20 december 2019 aangetroffen op een Huawei telefoon van [medeverdachte 3] (G.01.01.007) hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het over het tellen van geld en het ophalen van geld in Polen. Ook wordt gesproken over “
14 stuks.” [182] [medeverdachte 2] heeft op 14 oktober 2022 in een OVC-gesprek in zijn auto gezegd dat hij al jarenlang samenwerkt met [medeverdachte 3] . [183] Dat het hier alleen om illegale activiteiten gaat, is evident.
Het oogmerk van de organisatie
Voorts stelt de rechtbank vast dat de organisatie het oogmerk had misdrijven te plegen, te weten gewoontewitwassen en het produceren van en het handelen in verdovende middelen. De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen van het gewoontewitwassen naar de bespreking van dit feit (zaak A feit 1, primair). Verder is ten aanzien van de overige deelnemers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het aan hun tenlastegelegde verrichten van voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen bewezenverklaard. Het betreffen voorbereidingshandeling, maar niet is vereist dat het beoogde misdrijf daadwerkelijk is gepleegd. Voor het bewijs van het oogmerk verdovende middelen te produceren en te verhandelen, is de bewezenverklaring van de voorbereidingshandeling van de overige deelnemers voldoende.
Deelname aan de criminele organisatie; de rol van de verdachten
Zoals weergegeven, hebben aan de organisatie deelgenomen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . De rechtbank vindt niet bewezen dat de rechtspersonen [naam b.v. 2] en [naam b.v. 1] aan de organisatie hebben deelgenomen; daarvoor biedt het dossier te weinig aanknopingspunten.
[medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn allen betrokken geweest bij het gewoontewitwassen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op hun beurt ook bij de voorbereidingshandelingen voor de productie van en de handel in verdovende middelen betrokken geweest. [verdachte] is niet vervolgd voor het verrichten van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (pre)precursoren die in de loodsen zijn aangetroffen. Dat betekent echter niet dat hij geen deelnemer was van een organisatie die als oogmerk had gewoontewitwassen en productie van en handel in drugs. Het gaat erom dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet van het oogmerk van de organisatie. Een deelnemer hoeft geen wetenschap te hebben van concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Dat [verdachte] wist van in ieder geval één de oogmerken van de organisatie blijkt uit de bewezenverklaring van het gewoontewitwassen. Van het andere oogmerk, het produceren van verdovende middelen en de handel, had [verdachte] in ieder geval in zijn algemeenheid wetenschap. Op enig moment was hij namelijk actief met het bestellen van (pre)precursoren. [184]
De rol van [medeverdachte 1] als deelnemer van de organisatie kenmerkt zich als leidend. Door verschillende personen wordt [medeverdachte 1] als leider bestempeld. Door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werd hij, zoals hiervoor besproken, ‘baas’ genoemd en het beleid werd door [medeverdachte 1] bepaald. Zijn leidende rol komt duidelijk naar voren in het infiltratietraject (zie onder 4.3.1.1). Hij bepaalde en zette de lijnen uit. Aan [verdachte] en [medeverdachte 2] gaf hij verschillende instructies en deelde hij opdrachten uit in het kader van de geldhandel. Diverse keren gaf [medeverdachte 1] opdracht aan [verdachte] om contante geldbedragen in ontvangst te nemen of over te dragen. Bijvoorbeeld € 15.000,- in ontvangst te nemen en daarvoor een token te sturen, ofwel “een overdacht zoals gewoonlijk”. [185] Een dag later gaf hij [verdachte] opdracht om € 20.000,- in contanten aan een persoon te geven. [186] Verder werd [medeverdachte 1] benaderd door [verdachte] (na contact met [medeverdachte 2] ) over het meenemen van “het papiertje” voor het afrekenen. [187] In de beginperiode van de organisatie liet [medeverdachte 1] zijn nichtje [naam 4] (alias) [alias persoon 4] bankrekeningen in China openen en beheren. [188] Verder werd [medeverdachte 1] geraadpleegd bij problemen zoals de opgepakte [naam 17] of de prijzen van de grondstoffen.
[verdachte] werd door [medeverdachte 1] aan de undercoveragenten gepresenteerd als zijn “rechter‐ en linkerhand”.
Bij afwezigheid van [medeverdachte 1] neemt [verdachte] voor hem waar. [verdachte] was betrokken bij de uitvoering van de transacties in het kader van het undercovertraject en maakte daarvoor samen met [medeverdachte 1] de valse facturen op. Dat [verdachte] administratieve taken had, blijkt eveneens uit het feit dat hij de overboekingen naar bankrekeningen regelde nadat contant geld in ontvangst was genomen. Daarnaast is naar voren gekomen dat [verdachte] af en toe tassen met geld in de telruimte telde en dat hij tassen meegaf aan personen die deze bij het bedrijfspand in Nieuw‐Vennep kwamen ophalen. [189] Naast instructies die [verdachte] van [medeverdachte 1] kreeg, volgde hij eveneens instructies op van [medeverdachte 2] . [190]
[medeverdachte 2] was dagelijks bezig met de contante geldstromen. Hij nam tassen in ontvangst van derden bij [naam b.v. 1] . Ook ging hij regelmatig met zijn auto op pad om tassen met geld op te halen. [medeverdachte 2] had hierbij ontmoetingen met personen op openbare plekken. Voor de geldtransporten naar Hongarije was hij aanwezig bij het laden van de bussen met geld. Hij was vrijwel dagelijks in de telruimte op het kantoor van [naam b.v. 1] . [medeverdachte 2] communiceerde over de geldhandel met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Het waren vooral [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] die [medeverdachte 2] instructies gaven. [medeverdachte 2] gaf op zijn beurt weer instructies aan [verdachte] wat hij in bepaalde gevallen moest doen. De undercoveragent werd door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] beschreven als een persoon die al een tijdje omgaat met “baas [medeverdachte 1] ”. [191]
[medeverdachte 3] is, zoals hiervoor is vermeld, eind 2019 voor het eerst in beeld gekomen. [192] [medeverdachte 3] was de man in Hongarije, het ‘contact’ van [medeverdachte 1] , de schakel in het giraal maken van het contante geld. Hij was eveneens verantwoordelijk voor het vervoer van het contante geld vanuit Nederland ( [naam b.v. 1] ) naar Hongarije ( [naam bedrijf 4] ). Verder stuurde hij [medeverdachte 2] op afstand aan als [medeverdachte 2] op straat contant geld in ontvangst nam. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden het meeste contact met elkaar, niet alleen over de geldhandel maar eveneens over de grondstoffen voor verdovende middelen. Uit het contact blijkt dat het voornamelijk [medeverdachte 3] was die [medeverdachte 2] aanstuurde. Voor bepaalde opdrachten of vragen gaf [medeverdachte 2] aan dit aan zijn baas te zullen vragen. [193]
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een aandeel hadden in, dan
wel ondersteuning verleenden aan de gedragingen die leidden tot het verwezenlijken van het
oogmerk van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie was het plegen van
gewoontewitwassen en het opzettelijk produceren van verdovende middelen en de handel daarin. Er was hierbij sprake van een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met een bepaalde structuur en duurzaamheid, waarbij ieder zijn eigen rol had. Hieruit en uit de al bewezenverklaarde feiten blijkt ook dat verdachten wisten van het oogmerk van de organisatie. Voor [medeverdachte 3] geldt dat is bewezen dat hij deelnemer aan de criminele organisatie is geweest van november 2019 tot en met 21 april 2023. Voor [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geldt dat is bewezen dat zij deelnemer waren vanaf 1 januari 2015 tot hun aanhouding op 21 april 2023.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten bewezen dat verdachte
Zaak A
Feit 1, primair
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 in Nederland en/of China en/of Hongkong en/of Hongarije en/of Polen, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten (contante) geldbedragen van:
  • in totaal € 11.538.432,- en
  • € 1.240.000,- en
  • een groot geldbedrag en
  • € 500.000,- en
  • € 35.700,-,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende was en/of wie deze voorwerpen voorhanden had,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023, in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder anderen)
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- ( gewoonte)witwassen, als bedoeld in artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht en
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of opzettelijk vervaardigen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, als bedoeld in artikel 10a eerste lid Opiumwet;
Feit 3, primair
in de periode van 21 november 2022 tot en met 21 april 2023, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een factuur van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] met factuurbedrag $ 24.100,00 en
- een factuur van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] met factuurbedrag $ 25.780,00 en
- een factuur van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] met factuurbedrag $ 24.666,28 en
- een factuur van [naam bedrijf 6] aan [naam b.v. 3] met factuurbedrag $ 22.731,55,
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben opgemaakt, door – zakelijk weergegeven - (telkens) op die facturen - in strijd met de waarheid - te (doen) vermelden dat tussen voornoemde ondernemingen legitieme transacties hadden plaatsgevonden met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Zaak B
op 21 april 2023 te Nieuw-Vennep een wapen van categorie III, onder °1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Glock, model 17, 4e generatie, kaliber 9mmx19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 15 (kaliber 9mmx19) volmantel patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 tot en met 3 en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen per datum van de uitspraak.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft onder andere verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een nieuwe baan heeft gevonden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft ruim acht jaar deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had gewoontewitwassen en het produceren van synthetische drugs en de handel daarin.
Verdachte heeft zich gedurende die lange periode, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van witwassen van grote hoeveelheden crimineel. Dagelijks werden grote contante geldbedragen met criminele herkomst werden in ontvangst genomen, overgedragen aan derden of giraal gemaakt en overgeboekt. Het contante geld werd onder meer naar het buitenland vervoerd om het daar via corrupte bankmedewerkers giraal te laten maken en over te boeken naar bankrekeningen in onder meer China. Ook kon er contant geld worden opgehaald. Met deze werkwijze voorzag de organisatie in de behoefte van criminelen en criminele organisaties om buiten het zicht van de overheid zaken te doen, criminele transacties uit te voeren en crimineel geld weer legaal te doen lijken. Gelet op de omvang van de witgewassen bedragen kan het niet anders dan dat de klanten van de organisatie zich bij (de overdracht van) deze bedragen bezighielden met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, zoals (georganiseerde) drugshandel, wapenhandel en mensenhandel.
Door het witwassen van criminele winsten werd deze onderliggende (zware) criminaliteit in stand gehouden en gefaciliteerd. Uit misdrijf verkregen gelden kregen door verdachte een schijnbaar legale herkomst, waarna de plegers van het misdrijf vrijelijk over het geld kunnen beschikken in de legale economie. De vermenging van illegale- en legale geldstromen zorgt voor ontwrichting van het economische en financiële verkeer. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat dit ondermijnende systeem in stand werd gehouden. Daarnaast worden witgewassen gelden weer gebruikt ter financiering van andere misdrijven.
Dat de wereld van de georganiseerde misdaad doorgaans gepaard gaat met geweld blijkt ook uit het feit dat verdachte beschikte over een vuurwapen met munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij. Vuurwapens worden immers gebruikt om te dreigen, af te persen, te verwonden en mensen te doden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 24 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte voor een Opiumwet feit is veroordeeld op 27 september 2022.
Dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee, nu hij na deze datum is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf gekeken naar de verschillende rollen van de verdachten binnen de criminele organisatie, zoals hiervoor weergegeven.
[verdachte] was de secondant binnen de organisatie. Bij afwezigheid van [medeverdachte 1] nam [verdachte] voor hem waar. [verdachte] was in de organisatie betrokken bij de administratie; hij regelde de overboekingen naar bankrekeningen nadat contant geld in ontvangst was genomen. Ook telde hij af en toe tassen met geld en gaf deze weer mee aan personen die deze bij het bedrijfspand in Nieuw‐Vennep kwamen ophalen.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Daarmee heeft hij evenmin inzicht getoond in het laakbare van zijn gedrag of daar afstand van genomen.
De rechtbank weegt al het voorgaande zwaarder dan de officier van justitie en zal daarom een hogere gevangenisstraf dan gevorderd opleggen. Hierbij heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van zeven jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank ziet aanleiding om, op vordering van de officier van justitie, de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte te bevelen. Een veroordelend vonnis rechtvaardigt niet noodzakelijkerwijs de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De vraag naar de opportuniteit van die beslissing laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De rechtbank heeft op 22 maart 2024 de voorlopige hechtenis van verdachte per 25 maart 2024 geschorst, mede in verband met toen bestaande onzekerheid over het tijds- en procesverloop. Die onzekerheid bestaat, waar het deze gedingfase betreft, nu niet meer. Gelet hierop en gezien de bewezenverklaring waartoe de rechtbank komt en de aan verdachte op te leggen straf, is zij van oordeel dat nu het maatschappelijk belang dat wordt gediend door de voorlopige hechtenis van verdachte zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verdachte bij het in vrijheid kunnen afwachten van een (eind)beslissing in zijn strafzaak die voor tenuitvoerlegging vatbaar is.

9.Beslag

9.1.
Voorwerpen en contante gelden
Onder verdachte zijn een geldtelmachine, contant geld, twee telefoons en een computer in beslag genomen.
9.2.
Standpunt openbaar ministerie en verdediging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat alle onder [verdachte] in beslag genomen voorwerpen en gelden worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Alle onder verdachte in beslag genomen en hiervoor genoemde voorwerpen/gelden worden verbeurd verklaard, omdat:
i) sprake is van een veroordeling wegens enig strafbaar feit
en
ii) deze voorwerpen/gelden aan [verdachte] toebehoren of die [verdachte] geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen
of
iii) de feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan en/of voorbereid.
De rechtbank neemt voor de duidelijkheid de nummering uit de op de zitting overgelegde beslaglijsten hieronder over.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 47, 57, 63, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair en zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A, feit 1, primair
medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Zaak A, feit 2
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Zaak A, feit 3, primair
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Zaak B
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd:
5) 1 STK gereedschap (omschrijving: OI3325-6069925_220631; geldtelmachine, sagescan)
6) 4.000 EUR ibgn 22-4-2023 (omschrijving: OI3325-6069925_220621)
7) 270 EUR ibgn 22-4-2023 (omschrijving: OI3325-6069925_220622)
8) 380 EUR ibgn 22-4-2023 (omschrijving: OI3325-6069925_220647)
9) 21.050 EUR ibgn 22-4-2023 (omschrijving: OI3325-6069925_220653)
10) 10.000 EUR ibgn 22-4-2023 (omschrijving: OI3325-6069925_220702)
11) 1 STK telefoontoestel (omschrijving: OI3325-6069925_220617 Apple, telefoon met hoes Apple)
12) 1 STK computer (omschrijving: OI3325-6069925_220615; Apple, tablet met hoes, zwart, merk: Apple)
13) 1 STK telefoontoestel (omschrijving: OI3325-6069925_220619; Oppo telefoontoestel met hoesje, zwart, merk; Oppo)
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en Ch.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier met nummer 69925 (onderzoek Highland), volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Eveneens is het digitale paginanummer vermeld. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.INF-I-011 (p. 5812-5815), p. 5813, dp. 5829.
3.INF-I-011 (p. 5812-5815), p. 5814, dp. 5830.
4.INF-I-012 (p. 5820-5823), p. 5821, dp. 5837.
5.INF-B-013 (p. 5826-5827), p. 5827, dp. 5843.
6.INF-I-014 (p. 5832-5834), p. 5833, dp. 5849.
7.INF-I-015 (p. 5839-5843), p. 5840, dp. 5856.
8.INF-I-015 (p. 5839-5843), p. 5841 e.v., dp. 5857 en 5858.
9.INF-I-016 (p. 5848-5850), p. 5849, dp. 5865.
10.INF-I-019 (p. 5869-5871), p. 5871, dp. 5887.
11.INF-I-026 (p. 5909-5911), p. 5910, dp. 5926.
12.INF-I-028 (p. 5922-5924), p. 5922, dp. 5938.
13.INF-I-030 (p. 5937-5940), p. 5938, dp. 5954.
14.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1847 e.v., dp. 1855; AMB-035 (p. 2287-2290), p. 2287, dp. 2295.
15.IBN-017-01 (van DOC 211, nazending 104 pgs) (p. 13147-13194), p. 13152, dp. 49.
16.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2590, dp. 2598.
17.AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2451 e.v., dp. 2459.
18.DOC-266 (p. 13089-13093), p. 13090, dp. 13108.
19.AMB-001 (p. 1551-1577), p. 1557, dp. 1565.
20.AMB-001 (p. 1551-1577), p. 1557, dp. 1565.
21.IBN-002-04 (p. 4783-4805), p. 4789/dp.4801; AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2454, dp. 2462.
22.IBN-004-03 (p.4888-4910), p. 4903, dp. 4916; AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2452, dp. 2460.
23.AMB-001 (p. 1551-1577), p. 1563, dp. 1571.
24.AMB-001 (p. 1551-1577), p. 1563, dp. 1571; DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9483, dp. 9501.
25.INF-I-014 (p. 5832-5834), p.5833 e.v, dp. 5849 ev.
26.G-06-01 (p. 1507-1524), p. 1508, dp. 1515.
27.IBN-003-04 (p. 4834-48680), p. 4842, dp. 4854.
28.AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2455, dp. 2463.
29.IBN-003-04 (p. 4834-48680), p. 4843, dp. 4855.
30.IBN-003-04 (p. 4834-48680), p. 4843, dp. 4855; AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2455 e.v., dp. 2463.
31.IBN-006-03a (p. 4980-4993), p.4986 en 4990, dp. 4999 en dp. 5003; AMB-040 (p. 2296-2297), p. 2296, dp. 2304 e.v.
32.V-06-03 (nazending, p. 1-9), p. 5.
33.AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2456 e.v., dp. 2464.
34.AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2457 e.v., dp. 2465.
35.V-06-03 (nazending, p. 1-9), p. 6.
36.IBN-006-04a (p. 5004-5012), p. 5011, dp. 5024, postnummer 19; AMB-040 (p. 2296-2297), p. 2296, dp. 2304; AMB-060 (p. 2451-2460), p. 2456 e.v., dp. 2464.
37.AMB-019 (p. 1994-1997), p. 1994, dp. 2002.
38.AMB-019 (p. 1994-1997), p. 1995, dp. 2003.
39.AMB-019 (p. 1994-1997), p. 1995 e.v., dp. 2003.
40.AMB-019 (p. 1994-1997), p. 1997, dp. 2005.
41.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2590 e.v., dp. 2598; DOC-228 (p. 7868-8203) dp.7886.
42.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2603 e.v., dp. 2611; DOC-229 (p. 8204-8296), dp. 8222.
43.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2615 e.v., dp. 2623; DOC-230 (p. 8207-9280), dp. 8315.
44.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2653 e.v., dp. 2661; DOC-231 (p. 9281-9653), dp. 9299.
45.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2590, dp. 2598.
46.AMB-014 (p. 1826-1837), p. 1833, dp. 1841.
47.AMB-014 (p. 1826-1837), dp. 1834; DOC-019 (p. 6166-6168), dp. 6184; DOC-020 (p. 6169-6176), dp. 6197; DOC-021 (p. 6177-6182), dp. 6195; DOC-022 (p. 6183-6188), dp. 6201.
48.AMB-014 (p. 1826-1837), p. 1827, dp. 1835; DOC-019 (p. 6166-6168), dp. 6184.
49.AMB-014 (p. 1826-1837), p. 1828, dp. 1836; DOC-020 (p. 6169-6176), dp. 6187.
50.AMB-014 (p. 1826-1837), p. 1829, dp. 1837; DOC-021 (p. 6177-6182), dp. 6195.
51.AMB-014 (p. 1826-1837), p. 1830, dp. 1838; DOC-022 (p. 6183-6188), dp 6201.
52.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2590 e.v., dp. 2598; DOC-228 (p. 7868-8203) dp.7886.
53.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7877 e.v., dp. 7895.
54.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7887 e.v., dp. 7905.
55.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7890 e.v., dp. 7908.
56.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7931, dp.7949.
57.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7935, dp.7953 e.v.
58.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7944, dp.7962.
59.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7957, dp.7975.
60.DOC-228 (p. 7868-8203), p. 7958, dp.7976.
61.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2615 e.v., dp. 2623; DOC-230 (p. 8207-9280), dp. 8315.
62.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8325 e.v., dp. 8343.
63.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8339, dp. 8347.
64.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8361 e.v., dp. 8379.
65.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8382, dp. 8400.
66.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8461 e.v., dp. 8479.
67.DOC-230 (p. 8207-9280), p. 8536, dp. 8554.
68.AMB-072 (p. 2588-2709), p. 2653 e.v., dp. 2661; DOC-231 (p. 9281-9653), dp. 9299.
69.DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9428, dp. 9446 e.v..
70.DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9434, dp. 9452.
71.DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9441 e.v., dp. 9459.
72.DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9444 e.v., dp. 9462.
73.DOC-231 (p. 9281-9653), p. 9495, dp. 9513.
74.DOC-231 (p. 9281-9635), p. 9299, dp. 9317.
75.DOC-231 (p. 9281-9635), p. 9306, dp. 9324.
76.DOC-231 (p. 9281-9635), p. 9627, dp. 9645.
77.AMB-016 (p. 1969-1979), p. 1969, dp. 1977 e.v.; DOC-067 (p. 6336-6342), dp 6354.
78.DOC-067 (p. 6336-6341), p. 6336 en 6337, dp. 6354 en 6355.
79.DOC-067 (p. 6336-6341), p. 6340 en 6341, dp. 6358 en 6359.
80.AMB-016 (p. 1969-1979), p. 1970, dp. 1978; DOC-068 (p. 6342-6343), dp. 6360.
81.AMB-016 (p. 1969-1979), p. 1970 e.v., dp. 1978 e.v.; DOC-069 (p. 6344-6377), dp. 6362.
82.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6345-6346, dp. 6363.
83.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6346-6349, dp. 6364.
84.DOC-069 (p. 6344-6377),p. 6350-6359, dp. 6368.
85.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6362, dp. 6380 e.v..
86.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6360 en 6361, dp. 6378 en 6379.
87.AMB-016 (p. 1969-1979), p. 1974 e.v., dp. 1982 e.v.; DOC-070 (p. 6378-6409).
88.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6378, 6380, dp. 6398.
89.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6388 e.v., dp. 6406 e.v.
90.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6397, dp. 6415.
91.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6398, dp. 6416.
92.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6399-6402, dp. 6417.
93.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6403-6405, dp.6421.
94.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6403-6405, dp.6421.
95.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6348, dp. 6366.
96.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6344, dp. 6362.
97.DOC-069 (p. 6344-6377), p. 6348-6350, dp. 6366.
98.DOC-070 (p. 6378-6409), p. 6402, dp. 6420.
99.V‐03‐04 (nazending, p.1-11), p. 6 en 7; AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1856, dp. 1864.
100.AMB-056 (p. 2377-2411), p. 2387, dp. 2395.
101.V-06-03 (nazending, p. 1-9), p. 5-6.
102.V-11-02 (p. 1442-1451), p. 1448 e.v., dp. 1455.
103.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2481, dp. 2489.
104.V‐03‐04 (nazending, p.1-11), p. 7 laatste alinea; AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1856, dp. 1864.
105.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1849-1857, dp. 1857.
106.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1857-1859, dp. 1865.
107.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1862-1863, dp. 1870.
108.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1863-1865, dp. 1871.
109.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1865-1868, dp. 1873.
110.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1887, dp. 1895.
111.V-06-02 (a) (p. 1388-1403), p. 1394 een na laatste alinea, dp. 1400.
112.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1887-1897, dp. 1895.
113.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1899-1902, dp. 1907.
114.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1905-1910, dp. 1913.
115.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1910-1915, dp. 1919.
116.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1916-1921, dp. 1924.
117.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1935-1937, dp. 1943.
118.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1939, dp. 1947.
119.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1939-1942, dp. 1947.
120.AMB-011 (p. 1613-1764), bijlage 1, p. 1759 e.v., dp. 1767.
121.AMB-015 (p. 1838-1968), bijlage I, p. 1963-1968, dp. 1971.
122.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2481-2482, dp. 2489-2490.
123.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2480, dp. 2488.
124.AMB-056 (p. 2377-2411), p. 2401, dp. 2454.
125.AMB-059 (p. 2440-2450), p. 2446-2447, dp. 2454.
126.AMB-024 (p. 2048-2065), p. 2061, dp. 2069.
127.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2483, dp. 2491; OBS-050 (p. 4610-4656), dp. 4620; OBS-050a (p. 4657-4666), dp. 4667.
128.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2483-2485, dp. 2491.
129.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2487, dp. 2495.
130.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2492, dp. 2500.
131.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2493, dp. 2501; OBS-050a (p. 4657-4666), p. 4659, dp. 4669.
132.AMB-059 (p. 2440-2450), p. 2441-2443, dp. 2449-2451; DOC-013, p. 6079, dp. 6079.
133.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1865-1867, dp. 1873.
134.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1917-1920, dp. 1925.
135.AMB-059 (p. 2440-2450), p. 2444-2446, dp. 2452; DOC-013, p. 6079, dp. 5079.
136.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1856, dp. 1864.
137.V‐03‐04 (nazending, p.1-11), p. 6 en 7; AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1856, dp. 1864.
138.AMB-015 (p. 1838-1968), p. 1856, dp. 1864.
139.DOC-002 (p. 6005-6007), p. 6005, dp. 6023.
140.AMB-064 (p. 2544-2563), p. 2545, dp. 2553.
141.AMB-061 (p. 2461-2498), p. 2477 dp. 2485; DOC-208, p. 7440, dp. 7458.
142.RHV-005-05 (p. 5372-5373), p. 5372, dp. 5386.
143.AMB-064 (p. 2544-2563), p. 2546 en 2560, dp. 2554.
144.RHV-006-03 (p. 5420-5430), p. 5426, dp. 5443.
145.AMB-064 (p. 2544-2563), p. 2548, dp. 2556.
146.RHV-006-03 (p. 5420-5430), p. 5426, dp. 5443.
147.ZD-001 (p. 941-1023), p. 985-986, dp. 989.
148.DOC-023 (p. 6189-6200), p. 6193, dp. 6211.
149.AMB-035 (p. 2287-2290), p. 2287, dp. 2295
150.INF-I-015 (p. 5839-5843), p. 5840, dp. 5856; INF-I-030 (p. 5937-5940), p. 5938, dp. 5954.
151.ZD-001 (p. 941-1023), p. 997, dp. 1001.
152.ZD-001 (p. 941-1023), p. 997 e.v., dp. 1001; DOC-251a (tabblad [naam 35] ), p. 12959, dp. 12977.
153.IBN-003-04 (p. 4834-4868); ZD-001-02 (ongenummerde nazending 31 pgs incl. bijlagen), KVI-004-04, dp. 21.
154.INF-I-011 (p. 5812-5815), p. 5813 e.v., dp. 5829.
155.INF-I-013 (p. 5828-5829), p. 5829, dp. 5845; INF-B-013 (p. 5826-5827), p. 5827, dp. 5843; INF-B-032 (p. 5959-5993) inclusief bijlagen, p. 5987, dp. 6003.
156.IBN-003-04 (p. 4834-4868), p. 4843, dp. 4855.
157.INF-I-012 (p. 5820-5823), p. 5823, dp. 5839.
158.INF-I-012 (p. 5820-5823), p. 5823, dp. 5839.
159.INF-I-014 (p. 5832-5834), p. 5833 e.v, dp. 5849.
160.ZD-003 (p. [bankrekeningnummer 2] -1145), p. 1134 e.v., dp. 1138; DOC-157a (p. 6688-6722), p. 6688 e.v., dp. 6706.
161.ZD-003 (p. [bankrekeningnummer 2] -1145), p. 1135 e.v, dp. 1135.; DOC-167 (p. 6778-6780), p. 6780, dp. 6798; DOC-232 (p. 9654-9692), p. 9659, dp. 9677; DOC-078, p. 6417, dp. 6435.
162.ZD-003 (p. [bankrekeningnummer 2] -1145), p. 1135 e.v, dp. 1135; DOC-167 (p. 6778-6780), p. 6779, dp. 6797; DOC-232 (p. 9654-9692), p. 9661, dp. 9679; DOC-079, p. 6418, dp. 6436.
163.INF-B-032 (p. 5959-5993) inclusief bijlagen, p. 5970, dp. 5986.
164.DOC‐071, p. 6410, dp. 6428; DOC‐072, p. 6411, dp. 6429.
165.INF-I-015 (p. 5839-5843), p. 5840 en 5842, dp. 5856.
166.INF-I-015 (p. 5839-5843), p. 5843, dp. 5859.
167.ZD-003 (p. [bankrekeningnummer 2] -1145), p. 1137 e.v., dp. 1141; DOC-232 (p. 9654-9692), p. 9683, dp. 9701; DOC-081, p. 6420, dp. 6438.
168.ZD-003 (p. [bankrekeningnummer 2] -1145), p. 1137 e.v., dp. 1141; DOC-232 (p. 9654-9692), p. 9681, dp. 9699; DOC-080, p. 6419, dp. 6437.
169.IBN-004-03 (p.4888-4910), p. 4891, dp. 4903; IBN-004-06 (p. 4920-4922), p. 4920, dp. 4933; IBN-004-07 (p.4923-4929), p. 4924, dp. 4937.
170.IBN-004-06 (p. 4920-4922), p. 4920, dp. 4933.
171.IBN-004-06 (p. 4920-4922), p. 4920, dp. 4933; IBN-004-07 (p.4923-4929), p. 4924, dp. 4937.
172.DOC-002 (p. 6005-6007), p. 6005, dp. 6023.
173.IBN-004-009 (p. 4935-4937), p. 4935 e.v., dp. 4948.
174.IBN-004-009 (p. 4935-4937), p. 4936, dp. 4949.
175.DOC-188 (p. 7160-7164), p. 7162, dp. 7180.
176.AMB-028 (p. 2239-2243), dp. 2247.
177.INF-I-026 (p. 5909-5911) , p. 5910, dp. 5926.
178.ZD-005 (p. 1146-1216), p.1199 e.v., dp. 1203; DOC-175 (p. 6929-6996), p. 6932, dp. 6950.
179.G‐04‐01 (p. 1502-1506), p. 1503, dp. 1510.
180.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1059, dp. 1063; AMB-027 (p. 2211-2238), p. 2218, dp. 2226.
181.INF-I-028 (p. 5922-5924), p. 5922, dp. 5938.
182.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1067, dp. 1071; DOC-222 (p. 7534-7536), dp. 7552 e.v.
183.AMB-027 (p. 2211-2238), p. 2231, dp. 2239.
184.AMB-077 (nazending van 120 pgs), p. 13215 e.v., dp. 9.
185.ZD-002 (p. 1024-1124), p.1057, dp. 1061; DOC‐172, p. 6845.
186.ZD-002 (p. 1024-1124), p.1057, dp. 1061; DOC‐172, p. 6844.
187.ZD-002 (p. 1024-1124), p.1044, dp 1048.
188.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1049, dp. 1053; DOC-229 (p. 8204-8296), dp. 8222
189.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1035 e.v., dp. 1039; AMB-015 (p. 1838-1968) met bijlage, p. 1963 e.v., dp. 1971.
190.AMB-027 (p. 2211-2238), p. 2227 e.v., dp. 2235.
191.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1076 e.v. , dp. 1080; INF‐B‐027 (p. 5914-5916), dp. 5930; DOC-221 (p. 7482-7533), dp. 7500.
192.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1067, dp. 1071 e.v.
193.ZD-002 (p. 1024-1124), p. 1090 e.v., dp. 1094; DOC‐191 (p. 7182-7227), dp. 7200.