ECLI:NL:RBAMS:2025:1242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13/016625-24 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die op 1 maart 2023 in Amsterdam betrokken was bij een ernstig verkeersincident. De man werd beschuldigd van poging tot doodslag op een motorrijder, [slachtoffer], en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. Tijdens de zittingen op 24 augustus 2023 en 4 februari 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn auto opzettelijk op de motorrijder is ingereden, wat leidde tot een aanrijding waarbij de motorrijder ten val kwam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de motorrijder zou komen te overlijden, hoewel er geen bewijs was van vol opzet op de dood. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, wat ook als strafbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 363 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de rijbevoegdheid van de verdachte voor 15 maanden ontzegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische toestand en eerdere veroordelingen, en besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zijn leven te beteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.067145.23 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/067145-23
Datum uitspraak: 18 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2023 en 4 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 1 maart 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1.
primair: poging tot doodslag op [slachtoffer] ;
subsidiair: zware mishandeling van [slachtoffer] ;
meer subsidiair: poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] ;
2.
het verlaten van de plaats van een verkeersongeval waarbij naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer] , letsel of schade was toegebracht.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde geldt dat de handelingen van verdachte en de snelheid waarmee hij reed niet anders gezien kunnen worden dan een bewuste actie om aangever te raken. Er is geen sprake van slechts een gevaarlijke verkeersmanoeuvre, maar van een doelbewuste en tegen aangever gerichte geweldshandeling. Hij heeft daarbij zijn auto gebruikt als wapen. Het is algemeen bekend dat een motorrijder een kwetsbare verkeersdeelnemer is en dat een val op enige snelheid na een aanrijding, inclusief een mogelijk ongelukkige landing, grote lichamelijke gevolgen kan hebben, waaronder het overlijden. Van vol opzet op de dood van aangever is niet gebleken, maar wel kan op basis van de uiterlijke verschijningsvorm worden gesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het aangever willens en wetens heeft aanvaard.
Nu verdachte vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten, heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Niet kan worden bewezen dat verdachte vol opzet had om aangever van het leven te beroven. Ook van voorwaardelijk opzet is volgens de raadsman geen sprake, aangezien de kans dat de dood van aangever zou intreden door het handelen van verdachte, niet aanmerkelijk te noemen is. Zo is onduidelijk gebleven met welke snelheid verdachte reed en is gebleken dat aangever ten tijde van het incident een helm op had. Een letselinterpretatierapport waarin wordt stil gestaan bij de kracht dan wel de intensiteit van de aanrijding ontbreekt. Daarnaast is van belang dat verdachte niet de voorkant, maar de achterkant van aangevers motor heeft geraakt.
Ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangever letsel van dien aard en dusdanige ernst heeft opgelopen dat daarmee van zwaar lichamelijk letsel kan worden gesproken. Het letsel is beperkt gebleven tot een gebroken enkel.
Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte, als bestuurder van een auto, is ingereden op aangever, die op dat moment op een motorscooter reed.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om aangever om het leven te brengen. Wel kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals deze uit het dossier blijken. Verdachte was op weg naar zijn vader die op dat moment in het ziekenhuis lag. Hij had meerdere medicijnen geslikt waardoor hij niet meer in de auto had moeten stappen. Hij reed met flinke snelheid en werd aangesproken door aangever op zijn rijgedrag. Toen beiden bij een stoplicht stilstonden zei verdachte tegen de aangever: “Als je dood wil moet je hier blijven, rij weg voordat ik je doodmaak. Daarna is verdachte achter aangever aan gaan rijden. Aangever reed tussen auto’s door om uit de buurt van verdachte te blijven en verdachte reed onder meer over het fietspad om in de buurt van aangever te blijven. Op enig moment sloeg aangever links af richting de Overtoom. Verdachte reed met forse snelheid achter hem aan en week op enig moment sterk af van zijn rijbaan en reed aangever vanachter aan. Daardoor is aangever op het kruispunt op de grond gevallen en is over het wegdek gegleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kans op de dood van een motorscooterrijder bij een aanrijding door een auto aanmerkelijk, gelet op de kwetsbaarheid van een motorrijder en alle mogelijke manieren waarop deze weggebruiker door de aanrijding ten val kan komen. In onderhavige zaak speelt ook een rol dat het incident zich op een druk kruispunt heeft afgespeeld met andere verkeersdeelnemers. De snelheid waarmee verdachte op aangever is ingereden is niet exact vastgesteld, maar wel blijkt uit het dossier dat dit een aanzienlijke snelheid is geweest. Doordat ook de motorscooter van aangever ten tijde van de aanrijding nog reed, is aangever doorgeschoven over het wegdek.
Verdachte is bewust van richting veranderd door naar links te sturen in de richting van aangever, die voor verdachte probeerde te vluchten en is zonder af te remmen tegen de motorrijder aangereden. Verdachte heeft vlak voor de gebeurtenis nog naar aangever geroepen dat aangever weg moest rijden voordat verdachte hem dood zou maken. Verdachte leek ten tijde van het ten laste gelegde ook tot alles in staat. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever te zijn gericht, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Door vervolgens, direct nadat verdachte een aanrijding met aangever met letsel en schade had veroorzaakt, met hoge snelheid weg te rijden, heeft verdachte zich tevens aan het onder 2 ten laste gelegde schuldig gemaakt. Ook dat feit acht de rechtbank dus bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 1 maart 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met snelheid tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2:
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam op de Overtoom, op 1 maart 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander te weten [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 30 maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring geen gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, omdat hij dan terug bij af zal zijn en dit geen enkel belang dient. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een forse voorwaardelijke straf met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest op te leggen, dan wel een forse taakstraf waarbij de mogelijkheid bestaat dat verdachte die in het weekend kan verrichten.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met zijn auto op aangever in te rijden, terwijl aangever op een motorscooter reed. Vervolgens is verdachte weggereden en op de vlucht geslagen. Dit had fataal kunnen aflopen. Aangever mag van geluk spreken dat hij nog in leven is en dat hij niet nog ernstiger letsel heeft opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit, waarmee hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Doordat dit geweld plaatsvond op de openbare weg heeft verdachte ook een ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, ook voor feiten met een geweldcomponent. Ook blijkt uit zijn strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 14 maart 2024, opgemaakt door GZ-psycholoog S.J.D. Dijkstra. De psycholoog heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met (overwegend) antisociale trekken en narcistische trekken. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde de gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte heeft onder stresserende omstandigheden als gevolg van zijn persoonlijkheidspathologie weinig grip op zijn emoties en agressieve impulsen. De cocktail van medicatie kan mogelijk zijn oordeelsvermogen en zijn vermogen om zijn impulsen te controleren in negatieve zin hebben beïnvloed, waarbij opgemerkt wordt dat verdachte zich bewust was van het ongewenste effect dat de medicatie op hem had voordat hij in de auto stapte.
Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in enigszins verminderde mate toe te rekenen, waarbij de psycholoog benoemt dat verdachte over een grote mate van keuzevrijheid beschikte, ondanks zijn persoonlijkheidspathologie. Onder druk en bij krenking kan de emotie- en agressieregulatie onder druk komen te staan, en stijgt het risico op impulsief en agressief gedrag. De psycholoog adviseert om de behandeling die verdachte volgde bij De Waag in het kader van schorsende voorwaarden, te continueren in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, met daarbij in het bijzonder aandacht voor de emotie-en agressieregulatieproblematiek en de persoonlijkheidspathologie.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid over. De verdachte is dus verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 21 maart 2024, opgesteld door J. Huijbers. Daarin heeft de reclassering geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Op 21 januari 2025 heeft H. Kamans van Reclassering Nederland aanvullend gerapporteerd en te kennen gegeven dat verdachte goed heeft meegewerkt aan het toezicht in het schorsingskader en de behandeling bij De Waag en dat er geen aanknopingspunten (meer) zijn om interventies te adviseren in een voorwaardelijk kader. De behandeling bij de Waag is positief afgesloten en volgens De Waag zijn er geen aanwijzingen voor risicofactoren die met behulp van een behandeling verminderd zouden kunnen worden.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat voor een dusdanig ernstig feit als poging doodslag in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is.
De rechtbank acht het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak niet passend. Verdachte is onder invloed van medicatie in de auto gestapt en heeft de motorrijder aangereden. Ter zitting heeft hij inzicht getoond in de ernst daarvan en heeft hij openheid van zaken gegeven. Verdachte is door de rechter commissaris na twee dagen geschorst uit de voorlopige hechtenis. De afgelopen twee jaar is verdachte in het kader van zijn schorsingstoezicht door de reclassering en De Waag behandeld en heeft hij geleerd hoe hij zijn agressie en emoties moet reguleren om te voorkomen dat hij in dit soort situaties terechtkomt. Volgens de reclassering is die behandeling positief afgesloten en zal verdachte bij de oplegging van een gevangenisstraf mogelijk zijn werk en woning verliezen. Dat acht de rechtbank onwenselijk.
Hoewel er geen enkele verontschuldiging is voor het handelen van verdachte, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan reeds ondergaan, omdat verdachte de afgelopen jaren de nodige hulp heeft gehad en de rechtbank het van groot belang acht dat verdachte op het juiste pad blijft. Tegelijkertijd wil de rechtbank de ernst van de feiten niet uit het oog verliezen. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van korte duur en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur opleggen met daarbij een taakstraf van de maximale duur en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor een aanzienlijke periode opleggen, waarvan een voldoende vergeldend effect voor verdachte uitgaat. Gelet op het aanvullende reclasseringsrapport en het feit dat verdachte zijn behandeling positief heeft afgerond, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te koppelen.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 363 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 240 uren met aftrek van het voorarrest en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijftien maanden, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL-1300-2023052553-6320419).
Het genoemde voorwerp behoort aan verdachte toe. Aangezien dit goed niet voor onttrekking aan het verkeer vatbaar is en niet voor verbeurdverklaring in aanmerking komt, is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit voorwerp aan verdachte dient te worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 365 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een deel van deze straf te weten 363 dagen
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor
15 (vijftien) maanden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Telefoontoestel (goednummer: PL-1300-2023052553-6320419)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.M. van Hall en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari