ECLI:NL:RBAMS:2025:1389

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
754566
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verklaring voor recht inzake onrechtmatig handelen en misbruik van bevoegdheid in faillissementsaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ESP Consultancy B.V. en een aantal gedaagden. ESP vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door niet mee te werken aan de overdracht van een vordering op een derde partij, die in faillissement verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in de periode 2012-2019 geldleningen hebben verstrekt aan de failliete partij, maar dat de faillissementsaanvraag door de gedaagden niet onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid, omdat de faillissementsaanvraag was gebaseerd op feiten die niet onjuist waren. ESP's vorderingen werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde ESP in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 2.094,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van faillissementsaanvragen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden betwist.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/754566 / HA ZA 24-853
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
ESP CONSULTANCY B.V.,
gevestigd in Hank,
eisende partij,
hierna te noemen: ESP,
advocaat: mr. T. Vink,
tegen
1. de besloten vennootschap
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de vennootschap,
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de heer [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende in te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. N.S. van Tussenbroek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juli 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord van 25 september 2024, met producties,
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van ESP,
- de akte overlegging producties van [gedaagden] .
1.2.
Op 10 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt die zich in het dossier bevinden. Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In de periode 2012-2019 heeft [gedaagden] € 107.096,33 aan mevrouw [naam] geleend. De geldleningen volgen uit een kredietfaciliteit van maximaal
€ 400.000,00 die [gedaagden] aan [naam] heeft verstrekt. Voor de kredietfaciliteit heeft [gedaagden] een tweede recht van hypotheek gevestigd op de woning van [naam] voor € 400.000,00. De geldleningen zouden uiterlijk 1 maart 2021 aan [gedaagden] terugbetaald moeten worden. Dat is niet gebeurd.
2.2.
Op 11 april 2023 hebben de vennootschap en de heer [gedaagde 1] het faillissement van [naam] aangevraagd. Vervolgens zijn [naam] en [gedaagden] in overleg gegaan over een contractsovername door ESP. Dit is niet gelukt omdat partijen het niet eens konden worden over de voorwaarden.
2.3.
Op 4 juli 2023 heeft de rechtbank Midden-Nederland het faillissement van [naam] uitgesproken.
2.4.
Op 12 juli 2023 heeft [naam] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 juli 2023.
2.5.
Op 21 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het faillissementsvonnis van [naam] bekrachtigd. [naam] heeft tegen het arrest van het Hof geen cassatieberoep ingesteld.
2.6.
[naam] heeft akten overgelegd waarin vorderingsrechten van [naam] op [gedaagden] worden overgedragen aan stichting Broekel en vervolgens aan ESP.

3.Het geschil

3.1.
ESP vordert:
primair
i. een verklaring voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld door niet mee te werken aan overdracht van de vordering op [naam] /ESP of mee te werken aan de cessie tegen integrale betaling van de vordering en dat [gedaagden] ten opzichte van [naam] verplicht is de schade te vergoeden aan ESP die [naam] heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
subsdiair:
ii. voor recht te verklaren dat [gedaagden] door te weigeren mee te werken aan de koop dan wel cessie van de vordering op [naam] in samenhang moet worden beoordeeld met het aanvragen van het faillissement van [naam] en daardoor in verzuim is geraakt als schuldeiser, dan wel misbruik heeft gemaakt van het recht tot het aanvragen van het faillissement van [naam] en verplicht is de door [naam] geleden schade aan ESP te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
subsidiair:
iii. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk, dan wel ieder voor zich, ten opzichte van [naam] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en in verzuim is, waardoor [gedaagden] verplicht is de door [naam] geleden schade te vergoeden aan ESP, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
meer subsidiair:
iv. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, met rente.
3.2.
ESP brengt voor haar vorderingen het volgende naar voren. De faillissementsaanvraag van [naam] door [gedaagden] heeft misbruik van recht opgeleverd. [gedaagden] had namelijk het faillissement van [naam] niet hoeven aanvragen omdat de vordering van [gedaagden] kon worden voldaan i) uit de verkoop van de woning of ii) door overname van de vordering door ESP. Door niet mee te werken aan de overname van de vordering, is [gedaagden] in schuldeisersverzuim.
3.3.
[gedaagden] is het niet eens met de vorderingen en wil dat ESP niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat haar vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van ESP in de werkelijke kosten van deze procedure. [gedaagden] vindt dat de cessie aan ESP van de vorderingen van [naam] op [gedaagden] ongeldig is. Daarnaast betwist [gedaagden] dat de vordering kon worden voldaan uit de verkoop van de woning of door overname daarvan door ESP. Er is daarom geen sprake van misbruik van bevoegdheid door [gedaagden] of tekortschieten en schuldeisersverzuim. Bovendien heeft het Hof hierover al geoordeeld en aan dat arrest komt gezag van gewijsde toe, aldus [gedaagden] .

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank begrijpt de primaire en twee subsidiaire vorderingen van ESP zo dat zij meent dat [gedaagden] door het aanvragen van het faillissement van [naam] misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt en om die reden onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van misbruik van bevoegdheid en daarom niet van onrechtmatig handelen. Ook van schuldeisersverzuim is geen sprake. Dat wordt hierna uitgelegd.
4.2.
Van misbruik van bevoegdheid kan sprake zijn als i) de faillissementsaanvraag is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan [gedaagden] de onjuistheid kende of had behoren te kennen of ii) wanneer de vordering is gebaseerd op stellingen waarvan [gedaagden] op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. ESP heeft tijdens de zitting verklaard dat na het arrest van het Hof niet is gebleken van andere feiten en gezegd dat zij deze procedure aanhangig heeft gemaakt omdat het faillissement van [naam] ten onrechte is uitgesproken. ESP heeft in haar dagvaarding en in de processtukken ook niet naar voren gebracht dat de faillissementsaanvraag is gebaseerd op onjuiste feiten en omstandigheden.
4.3.
De rechtbank volgt ESP niet voor zover zij bedoelt dat dergelijke omstandigheden zijn dat i) ESP en [gedaagden] na het arrest van het Hof nog overleg hebben gehad over een mogelijke cessie van de vordering, ii) [gedaagden] in 2024 doende is zijn tweede hypotheekrecht te executeren of iii) de vordering van de belastingdienst niet als steunvordering had kunnen gelden. Voor i) verwijst de rechtbank naar r.o. 3.8. van het arrest van het Hof, waarin wordt overwogen dat [gedaagden] recht heeft op onvoorwaardelijke betaling (artikel 6:111 BW) en van hem niet kan worden verlangd dat hij daarvoor door contractoverneming een contractuele relatie met een derde (ESP) aangaat. Met betrekking tot ii) geldt wat het Hof in r.o. 3.8. van het arrest heeft overwogen over het belang van [gedaagden] bij een curator ter verdeling van de baten volgens de geldende rangorde. Voor iii) geldt dat de rechtbank niet kan vaststellen of de steunvordering van de belastingdienst destijds niet bestond en of [gedaagden] dit wist. Verder is het zo dat het faillissementsverzoek van [gedaagden] in eerste instantie is toegewezen en het faillissement van [naam] vervolgens door het Hof is bekrachtigd, zodat niet kan worden gezegd dat de faillissementsaanvraag van [gedaagden] is gebaseerd op stellingen die geen kans van slagen hadden.
4.4.
De conclusie is dus dat van misbruik van bevoegdheid door [gedaagden] geen sprake is. Daarmee kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld of tekortgeschoten is. Verder heeft ESP niet uitgelegd wat zij bedoelt met het gestelde schuldeisersverzuim. De vorderingen van ESP moeten daarom worden afgewezen. Of sprake is van een geldige cessie en of [gedaagden] zich kan beroepen op het gezag van gewijsde van de uitspraak van het Hof, behoeft daarom geen verdere behandeling.
Geen veroordeling van ESP in de werkelijke proceskosten
4.5.
[gedaagden] heeft verzocht om ESP te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten. Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van bevoegdheid of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit kan zo zijn als ESP haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanhangig maken van een procedure past terughoudendheid. De rechtbank is van oordeel dat in deze procedure geen aanleiding is om [gedaagden] te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat er niet vanuit kan worden gegaan dat de door ESP ingestelde vorderingen geen enkele kans van slagen hadden.
ESP moet de gefixeerde proceskosten betalen
4.6.
ESP is in het ongelijk gesteld en moet daarom de gefixeerde proceskosten inclusief nakosten betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
2.094,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van ESP af,
5.2.
veroordeelt ESP in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als ESP niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. N. Noordmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.