In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ESP Consultancy B.V. en een aantal gedaagden. ESP vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door niet mee te werken aan de overdracht van een vordering op een derde partij, die in faillissement verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in de periode 2012-2019 geldleningen hebben verstrekt aan de failliete partij, maar dat de faillissementsaanvraag door de gedaagden niet onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid, omdat de faillissementsaanvraag was gebaseerd op feiten die niet onjuist waren. ESP's vorderingen werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde ESP in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 2.094,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van faillissementsaanvragen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden betwist.