ECLI:NL:RBAMS:2025:1442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/13/758368 / HA ZA 24-1160
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging in incident bij verzet leidt niet tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een incident van verzet tegen een eerder verstekvonnis. De opposanten in verzet, wonende in Zwitserland, hebben verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlandse recht van toepassing is. De opposanten in verzet hebben aangevoerd dat zij niet op de hoogte waren van de oorspronkelijke dagvaarding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij tijdig op de hoogte zijn gesteld. De rechtbank heeft de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van de opposanten in verzet niet opweegt tegen het belang van de eiseres, Swissned B.V., bij de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis. De rechtbank heeft de vorderingen van de opposanten in verzet afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Tevens is een mondelinge behandeling bepaald voor de hoofdzaak, waarin de ontvankelijkheid aan de orde zal komen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758368 / HA ZA 24-1160
Vonnis in incident van 5 maart 2025
in de zaak van

1.[opposant in verzet 1] ,

wonende te [woonplaats] (Zwitserland),
de vennootschap naar buitenlands recht,
2.
[opposant in verzet 2] GMBH,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
oppossanten in het verzet, gedaagden in de hoofdzaak (hierna:
[opposant in verzet 1]en
[opposant in verzet 2]),
advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
SWISSNED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposseerden in het verzet, eiseres in de hoofdzaak (hierna:
Swissned),
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 18 december 2023 met producties,
- het verstekvonnis van 24 april 2024 met zaak-/rolnummer C/13/748088 / HA ZA 24-268,
- de verzetdagvaarding van 11 oktober 2024 met een incidentele vordering en producties,
- het antwoord in incident van Swissned met een “incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid”,
- het antwoord van [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] inzake de ontvankelijkheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In het verstekvonnis is ambtshalve getoetst dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft en dat de rechtsbetrekking tussen partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht. Dat geldt ook in het incident.
2.2.
De stellingen en verweren inzake de ontvankelijkheid in verzet zijn onderdeel van de hoofdzaak en zullen daar worden behandeld. De rechtbank ziet geen aanleiding daar op vooruit te lopen.
2.3.
In dit incident is slechts de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis aan de orde. Het verstekvonnis is namelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het verzet de tenuitvoerlegging van het vonnis niet automatisch schorst als bedoeld in artikel 145 Rv.
2.4.
[opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] vorderen – na eiswijziging in incident – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis schorst,
subsidiair aan de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis de voorwaarde verbindt dat Swissned ter zake zekerheid stelt en
in alle gevallen Swissned veroordeelt in de proceskosten in het incident met rente vanaf vijftien dagen na de dag van dit vonnis.
2.5.
[opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] hebben ter onderbouwing aangevoerd dat onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging onwenselijk is, omdat de vorderingen van Swissned in de hoofdzaak alsnog moeten worden afgewezen op gronden die niet zijn betrokken bij de beoordeling als onderdeel van het verstekvonnis.
2.6.
Swissned voert verweer. Haar belang bij het kunnen voortzetten van de in Zwitserland gestarte executiemaatregelen weegt zwaarder, omdat het uitblijven van betaling Swissned in financiële problemen brengt, aldus Swissned.
2.7.
Het incident tot schorsing van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is geregeld in artikel 351 Rv. Dat artikel is echter niet van toepassing op de verzetprocedure. De primair gevorderde schorsing is in het kader van een lopende bodemprocedure voor de duur van die procedure en zal daarom worden beschouwd als een vordering op grond van artikel 223 Rv. De subsidiair gevorderde voorwaarde tot zekerheidstelling vindt haar grondslag in artikel 235 Rv. De juridische maatstaf is als volgt.
2.8.
In zijn algemeenheid kan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer worden gelegd, nog voordat is beslist op een daartoe ingesteld rechtsmiddel. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als het belang van de veroordeelde bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling verkreeg bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. [1] Bij die belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van een rechtsmiddel buiten beschouwing worden gelaten, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag. Deze maatstaf geldt zowel voor de gevraagde schorsing als voor de gevraagde voorwaarde tot zekerheidstelling.
2.9.
In dit geval is het rechtsmiddel van verzet ingesteld tegen een verstekvonnis. Aan de in het verstekvonnis neergelegde beslissing liggen geen partijdebat en mede daarop gebaseerde vaststellingen en oordelen ten grondslag. Die omstandigheid kan van belang zijn bij de hierboven bedoelde belangenafweging, waarbij het op de weg ligt van [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat zij in redelijkheid niet in de gelegenheid zijn geweest om te verschijnen en verweer te voeren tegen de vorderingen waarover is beslist in het verstekvonnis.
2.10.
[opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] stellen dat zij niet bekend waren met de oorspronkelijke dagvaarding van 18 december 2023. Swissned heeft in reactie daarop bewijzen overgelegd van de aangetekende bezorging van deze dagvaarding op 3 januari 2024 bij [opposant in verzet 1] en op 5 januari 2024 bij [opposant in verzet 2] . Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder ook de officiële betekeningsroute gevolgd uit de artikelen 3 tot en met 6 van het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965. [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] zijn daarmee tijdig op de hoogte gebracht van de oorspronkelijke dagvaarding en hadden daarmee de gelegenheid om tijdig bij advocaat te verschijnen en verweer te voeren. Dat [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] hier kennelijk niet voor hebben gekozen, valt in hun eigen risicosfeer. De niet nader onderbouwde, herhaalde stelling van [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] dat zij niet op de hoogte waren van de dagvaarding wordt gepasseerd. Daarmee geeft het verstekelement in dit geval binnen de onder 2.8 genoemde belangenafweging op zichzelf onvoldoende grond voor een schorsing of zekerheidstelling.
2.11.
Voor het overige leidt een belangenafweging evenmin tot het oordeel dat afgeweken moet worden van het uitgangspunt, te weten uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.12.
Voor zover [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] daarnaast betogen dat het verstekvonnis berust op een kennelijke misslag, wordt dat standpunt niet gevolgd. Het enkele feit dat hun verweer, dat pas is verwoord in de verzetdagvaarding, niet is meegenomen in de beslissing in het verstekvonnis, vormt geen kennelijke misslag. Hierin is dus geen grond gelegen voor een uitzondering op de regel dat de kans van slagen van het verzet buiten beschouwing moet worden gelaten.
2.13.
De slotsom luidt dat de onvoorwaardelijke uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het verstekvonnis in stand blijft. Dat betekent dat zowel de primaire als de subsidiaire vordering wordt afgewezen. [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] worden veroordeeld in de proceskosten in het incident, aan de zijde van Swissned tot op heden begroot op € 614 (1 punt x tarief II).
Hoe nu verder?
2.14.
Met de verzetdagvaarding heeft Swissned geantwoord op de oorspronkelijke dagvaarding, waarna [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] nog afzonderlijk op het ontvankelijkheidsvraagstuk zijn ingegaan. De rechtbank zal een mondelinge behandeling bepalen waarin de hoofdzaak (inclusief ontvankelijkheidsvraagstuk) aan de orde zal komen. Uit proceseconomische overwegingen gebeurt dit nu. De mondelinge behandeling heeft tot doel om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.15.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
2.16.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de advocaten van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
2.17.
Tijdens of na de mondelinge behandeling kan de rechtbank direct mondeling uitspraak doen.
2.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 614, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [opposant in verzet 1] en [opposant in verzet 2] niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en dit vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in hoofdzaak
3.4.
bepaalt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen op een nader te bepalen datum, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
3.5.
verwijst de zaak naar de roldatum van
12 maart 2025voor opgave verhinderdata over een periode van vijf maanden met maximaal 20 dagdelen als verhindering, waarna de zaak zal worden verwezen naar een nog te bepalen datum en tijdstip voor mondelinge behandeling,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.