ECLI:NL:RBAMS:2025:1443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/13/762778 / KG ZA 25-34
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over concurrentie- en relatiebeding tussen ACT Commodities B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ACT Commodities B.V. (hierna: ACT) en een gedaagde, die in dienst was bij ACT en een concurrentie- en relatiebeding had ondertekend. ACT vorderde onverkorte nakoming van het relatiebeding en betaling van verbeurde boetes, terwijl de gedaagde verzocht om schorsing van het concurrentiebeding en afwijzing van de boetes. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde het relatiebeding had geschonden door contact te hebben met een klant van ACT, en dat ACT een spoedeisend belang had bij handhaving van het relatiebeding. De gedaagde werd veroordeeld tot nakoming van het relatiebeding en betaling van een boete van € 17.745,00. Echter, de rechtbank oordeelde dat niet voldoende duidelijk was of de gedaagde het concurrentiebeding had geschonden, waardoor zij voorlopig bij haar nieuwe werkgever mocht blijven werken. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/762778 / KG ZA 25-34 MdV/JT
Vonnis in kort geding van 4 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACT COMMODITIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 20 januari 2025,
verweerster in reconventie,
advocaten: mr. F.C.A. van de Bult en mr. S. Schermerhorn te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten: mr. B.M.W. Hunnekens en mr. M. van Dort te Eindhoven.
Partijen zullen hierna ACT en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2025 heeft ACT de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en heeft tegenvorderingen (eis in reconventie) ingediend. ACT heeft de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat is de procedure pro forma aangehouden voor overleg tussen partijen over een mogelijke regeling.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren, voor zover van belang, aanwezig:
- aan de kant van ACT : [naam 1] (managing director) en [naam 2] (jurist) met mr. Van de Bult en mr. Schermerhorn, alsmede A.J.B. Burrough (tolk Engels);
- [gedaagde] met mr. Hunnekens en mr. Van Dort, alsmede M. Iest en C. Shaparro (tolken Engels).
1.3. Bij bericht van 14 februari 2025 heeft mr. Van de Bult meegedeeld dat het partijen niet is gelukt om tot een minnelijke regeling te komen en heeft hij namens beide partijen verzocht om vonnis te wijzen.
1.4.
Vervolgens is op 18 februari 2025 aan partijen bericht dat het vonnis op
28 februari 2025 wordt gewezen. Op 28 februari 2025 is aan partijen bericht dat het vonnis op 4 maart 2025 zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 15 november 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van ACT in de functie van Sales Trader.
2.2.
ACT biedt haar klanten
‘market based environmental solutions’aan, waaronder diensten met betrekking tot emissies, hernieuwbare energiebronnen, en energie-efficiëntiemarkten. Met kantoren in Europa, de VS, Azië en Midden-Amerika, helpt ACT ongeveer 9.000 klanten wereldwijd om hun klimaatdoelen te halen. In totaal heeft zij 518 werknemers in dienst, waarvan 326 in Nederland.
2.3.
Bij schriftelijke arbeidsovereenkomst van 14 juni 2023 (hierna: de Arbeidsovereenkomst) is bepaald dat de overeenkomst van [gedaagde] per 15 juli 2023 wordt omgezet in een aanstelling voor onbepaalde tijd, uitgaande van – kort gezegd – een positie als Sales Trader met een 40-urige werkweek, een bruto maandsalaris van € 3.549,00, 8% vakantiegeld, een bonusregeling en 25 verlofdagen.
2.4.
In de Arbeidsovereenkomst staat voor zover hier van belang het volgende:
16. Non-Compete, Business Relations (…)Non-Compete
16.1.
Both during the contract term and for a period of 12 months following its termination by either the Employee or the Employer, the Employee undertakes to refrain from any involvement, including but not limited to being employed by, engaged in, involved in, perform services for or work for, in any manner, directly or indirectly, either for the employee's own account or for the account of third
parties, either against or without consideration and/or act as intermediary for, in whatsoever manner, any business, carrying out or intending to carry out activities similar to or otherwise competing or intending to compete with any activities of the Employer and/or Affiliated Companies, without the prior written consent from the Employer which consent the Employer may withhold at its sole discretion.Business relations
16.2.
Both during the contract term and for up to 12 months after the termination thereof by either the Employee or the Employer, the Employee will not, in any manner approach and/or entice away from the Employer and/or Affiliated Companies, or be engaged in, involved in, perform activities for, any of its customers or business relations.16.3. Business relationships means all natural and legal persons who have been a client or prospective client of the Employer and/or Affiliated Companies, including (legal) persons with whom the Employer and/or Affiliated Companies is conducting negotiations (or has done so) in order to provide services, for a period of twelve months prior to the termination of the employment contract.(…)17. Penalty
17.1.
In the case of an infringement of the provisions of Articles 11,12,13 and 16 above, the Employer is competent - if and insofar as this is necessary in deviation from Article 7:650, paragraphs 3, 4 and 5 of the Civil Code and articles 6:92 and 6:93 of the Dutch Civil Code - to impose a penalty on the Employee which is payable immediately, without any notification of default or legal intervention
amounting to EUR 17.745,- (viz.: seventeen thousand seven hundred forty five euros) for each
infringement, with the addition of EUR 10.000,- (viz.: ten thousand euros) for every day that the
infringement continues, without prejudice to the Employer's right to claim the complete damages the
Employer has suffered through such infringement instead of the penalty.”
2.5.
Op 23 september 2024 heeft [gedaagde] haar arbeidsovereenkomst opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
2.6.
Bij e-mail van 26 september 2024 heeft [gedaagde] het volgende aan ACT geschreven:
“As discussed, I was trying to reach you to organise a meeting regarding ACT 's Non-Compete
terms and the expectations around the clause. (…) I would like to discuss the following:
I have two offers from companies that would like to hire me
Company 1: I would be employed in a physical power and gas trading role and origination, with the potential to cover ETS and Biomethane offerings in specific markets
Company 2: I would be employed in a PPA service provision (facing as principal counterparty rather than broking) and Sustainability Consultancy role, with the potential for the consultancy services to adopt EACs and Biomethane offerings in specific markets
(...) being a junior professional in the field, restrictive clauses should not impair my ability to develop my professional skills and earn a livelihood. Given the time I have enjoyed at ACT and my respect for the team and colleagues, I would like to be transparent and ensure I leave on positive terms especially since ACT may be my client or vice versa down the line!
I look forward to your response, should I not hear anything back in the coming days I will assume all is okay from ACT 's side.”
2.7.
Bij brief van 30 september 2024 (welke door [gedaagde] voor akkoord is ondertekend) heeft ACT voor zover hier van belang het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“With this letter ACT (…) would like to acknowledge receipt of your written resignation on23 September 2024. We confirm that your employment contract will end on 31 October 2024 (“the End Date”). As mutually agreed, your last working day will be 1 October 2024. (…)
(…) Please note that by signing your employment contract, you have agreed to post-contractual obligations, such as the confidentiality clause (Article 12) and the non-compete, business relations and personnel clause (Article 16). The clauses remain in full force and effect for a period of one year after your last day of employment, and end on 31 October 2025. The confidentiality clause is an indefinite obligation.”
2.8.
Bij e-mail van 7 oktober 2024 heeft ACT voor zover hier van belang het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Based on the information provided, we have to inform you that we cannot provide you with a waiver of your non-compete. Since you did not share any names with us, which we respect, we have to base our assessment on the role description that you have provided us with. We have to conclude that the
nature of the work and the products that you will be focusing on are similar to those at ACT . This will
result in a violation of your non-compete clause. Given the competition-sensitive nature of our industry and the specialized knowledge that you have acquired during your employment, there is a risk of severe business disadvantage if you would join a company that trades or consults on the same
products. Therefore it is not possible to start employment at one of these companies.
(…)Should you have any other job opportunities that you are unsure about whether it would violate your
non-compete, please let us know. We are more than willing to review these opportunities and assist you in any way we can.”
2.9.
Bij e-mail van 8 oktober 2024 heeft [gedaagde] – kort gezegd – aan ACT geschreven dat volgens haar: (i) de duur van 12 maanden van het concurrentiebeding niet marktconform is en dat er geen geografische reikwijdte is afgesproken, (ii) het werk dat zij voornemens is te gaan doen niet nauw genoeg aansluit bij de producten en diensten van ACT om ernstige bedrijfsschade te veroorzaken, en (iii) het concurrentiebeding een aanmerkelijke negatieve impact heeft op de ontwikkeling van haar carrière. [gedaagde] heeft verzocht om genuanceerder naar het concurrentiebeding te kijken en heeft meegedeeld dat zij bij gebreke van een tijdig antwoord ervan uitgaat dat ACT [gedaagde] volledig uit haar non-concurrentieverplichtingen zal ontslaan.
2.10.
Bij e-mail van 10 oktober 2024 heeft ACT voor zover hier van belang het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“As mentioned in our previous communication, you signed the non-compete clause in your employment contract. When you resigned from your permanent employment at ACT you where aware of the applicability of this non-compete clause.Since you have not disclosed any company names to us, we are unable, and remain unable, to waive (a part of) your non-compete clause. We have based our assessment on your description, and ACT
maintains its position that these descriptions would result in you competing with ACT ’s business or that you can cause business damage to ACT , regardless of whether you would entice away clients from ACT . The latter would also be considered a violation of your business relations clause, so we expect that you will adhere to this clause.
We would like to emphasize that it is not our intention to keep you from finding a new job. However, we do need to protect our business, which is why we conclude non-competition clauses in our employment contracts. I have checked with the business, and they will be keeping an eye open for any job opportunities that may suit you. In the past, we have successfully helped other employees who left on good terms find a new job that fit their needs and ambitions.”
2.11.
[gedaagde] is op 11 november 2025 in dienst getreden bij [bedrijf 1] als Senior Account Executive Europe.
2.12.
Op 27 november 2024 is ACT bekend geraakt met een e-mail geadresseerd aan (onder meer) het ACT e-mailadres van [gedaagde] . Het betreft een e-mail van
25 november 2024, verzonden door een medewerker van de onderneming [bedrijf 1] en gericht aan medewerkers van de onderneming [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), alsmede aan [gedaagde] . In die e-mail van 25 november 2024 staat voor zover hier van belang het volgende:
“Thanks again for your time last week; it was a pleasure meeting with you and [naam 3] , and we are very excited about future collaborations. It's great to hear you have connected with [naam 4][vzr. [gedaagde] ]
, and she has run through Supplier REach. We can set up future demos if anyone on your team wants to see them. We can schedule a call about the partnership agreement to talk about some of the terms we briefly mentioned during our meeting last week.”
2.13.
Bij brief van 5 december 2024 heeft de advocaat van ACT [gedaagde] er op gewezen dat zij door in dienst te treden bij [bedrijf 1] en door in contact te treden met [bedrijf 2] , zowel het concurrentie- als het relatiebeding heeft overtreden. Daarbij heeft ACT [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk voor 9 december 2024 te 13:00 uur: (i) de als gevolg van de overtreding van zowel het concurrentie- als het relatiebeding verbeurde boete (van op dat moment € 35.490,00) te betalen; (ii) ACT te informeren ten aanzien van verdere overtredingen van het relatiebeding; en (iii) ACT te laten weten dat [gedaagde] zich zal onthouden van enige verdere overtreding van de bedingen, waaronder dat [gedaagde] zal terugtreden uit haar rol bij [bedrijf 1] .
2.14.
In de periode van medio december 2024 tot begin januari 2025 hebben (de advocaten van) partijen met elkaar gecorrespondeerd, hetgeen niet tot een oplossing maar uiteindelijk tot dit kort geding heeft geleid.

3.Het geschil in conventie

3.1.
ACT vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis [gedaagde] te veroordelen tot:
I. onverkorte nakoming van het concurrentiebeding alsmede het daaronder vallende relatiebeding, inhoudende het per direct uit dienst treden bij [bedrijf 1] voor de resterende periode dat de bedingen van toepassing zijn (tot 31 oktober 2025);
II. betaling aan ACT , al dan niet bij wijze van voorschot, van de reeds verbeurde boetes, inhoudende een bedrag van € 995.490,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. het overhandigen aan ACT van een schriftelijk overzicht van de cliënten van ACT die [gedaagde] heeft benaderd ten tijde van haar werkzaamheden voor [bedrijf 1] , en het versturen van een rectificatie e-mailbericht, opgesteld door ACT , aan desbetreffende cliënten;
IV. het schriftelijk bevestigen aan ACT dat zij alle beperkingen zal naleven en aan alle vereisten zal voldoen die de postcontractuele verplichtingen opgenomen in de artikelen 12 en 16 van de Arbeidsovereenkomst met zich brengen;
V. betaling aan ACT van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.752,00 te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
ACT stelt daartoe – kort gezegd – het volgende. ACT is met [gedaagde] een rechtsgeldig concurrentie- en relatiebeding overeengekomen, ter bescherming van haar bedrijfsdebiet. Hoewel [gedaagde] daarom in oktober 2024 heeft verzocht is van een ontheffing ten aanzien van die bedingen geen sprake. Na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ACT eind november 2024 ontdekt dat [gedaagde] , in strijd met haar concurrentiebeding, bij een nieuwe werkgever en concurrent van ACT , te weten [bedrijf 1] , in dienst is getreden en in strijd met haar relatiebeding namens haar nieuwe werkgever in contact is getreden met een klant van ACT , te weten [bedrijf 2] . ACT wordt hierdoor in haar bedrijfsdebiet geschaad. [gedaagde] heeft daardoor tot en met
7 februari 2025 in totaal voor € 995.490,00 aan boetes verbeurd. Anders dan [gedaagde] meent zijn de bedingen wel geldig en heeft ACT wel degelijk een legitiem belang bij de handhaving daarvan. De door [gedaagde] gestelde omstandigheden leiden er niet toe dat ACT geen rechten zou kunnen ontlenen aan de bedingen, aldus ACT .
3.3.
[gedaagde] voert daartegen – kort gezegd – het volgende verweer. ACT heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen. ACT was er op 26 september 2024, toen [gedaagde] dit met haar manager besprak, al mee bekend dat [gedaagde] bij [bedrijf 1] in dienst wilde treden. Nu ACT twee maanden heeft stilgezeten en [gedaagde] pas op 5 december 2024 heeft gewezen op de vermeende schending, valt niet in te zien waarom zij een bodemprocedure niet zou kunnen afwachten.
Daarnaast heeft [gedaagde] het concurrentiebeding niet geschonden. [bedrijf 1] is geen directe concurrent van ACT . Beide bedrijven verlenen deels andere diensten en hebben een andere focus. Dat geldt ook voor de specifieke posities die [gedaagde] bekleed(de). Het relatiebeding heeft zij evenmin geschonden. [bedrijf 2] was al een klant van [bedrijf 1] voordat [gedaagde] bij [bedrijf 1] in dienst trad. [gedaagde] heeft geen contact opgenomen met [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft het contact met [gedaagde] geïnitieerd. [bedrijf 2] was bovendien al geen (potentiële) klant meer van ACT . ACT kan verder (ex artikel 7:653 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW)) geen rechten ontlenen aan de bedingen nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen door ACT . Ten slotte wordt [gedaagde] in verhouding tot het door ACT te beschermen belang onbillijk benadeeld, zodat het aannemelijk is dat de bedingen in een bodemprocedure (ex artikel 7:653 lid 3 sub b BW) geheel of gedeeltelijk zullen worden vernietigd. In geval van een toewijzend vonnis dienen de boetes gezien de omstandigheden te worden gematigd, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, in lijn met haar standpunt in conventie, om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
I. het overeengekomen concurrentiebeding te schorsen met ingang van
1 november 2024, in die zin dat het [gedaagde] is toegestaan om haar werkzaamheden voor [bedrijf 1] voort te zetten;
II. het overeengekomen relatiebeding te schorsen met ingang van 1 november 2024;
III. de door ACT gevorderde boetes af te wijzen, althans deze te matigen tot nihil, dan wel tot een bedrag van maximaal € 500,00 per overtreding, te vermeerderen met
€ 50,00 per dag dat de overtreding voortduurt, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair
IV. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
zowel primair als subsidiair
V. de door ACT gevorderde schriftelijke bevestiging van [gedaagde] dat zij haar postcontractuele bedingen zal naleven af te wijzen;
VI. de door ACT gevorderde opgave van cliënten die [gedaagde] zou hebben benaderd en het versturen van een rectificatiebericht af te wijzen;
VII. de door ACT gevorderde buitengerechtelijke kosten af te wijzen;
VIII. ACT te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
ACT voert verweer in lijn met haar standpunt in conventie.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De vorderingen van ACT zijn toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen eveneens zal toewijzen en indien van ACT niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Relatiebeding5.2. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij het relatiebeding niet heeft geschonden, omdat zij geen contact heeft opgenomen met [bedrijf 2] , het contact op initiatief van [bedrijf 2] is gelegd en ACT daardoor geen schade heeft geleden omdat [bedrijf 2] geen (potentiële) klant (meer) was van ACT . Dit primair gevoerde verweer kan [gedaagde] echter niet baten. Op grond van artikel 16.2 van de Arbeidsovereenkomst is het [gedaagde] immers – naast het zelf geen contact mogen zoeken – ook niet toegestaan om zich bezig te houden met of betrokken te zijn bij zakelijke relaties van ACT , waaronder (op grond van artikel 16.3 van de Arbeidsovereenkomst) ook bedoeld zijn rechtspersonen met wie zaken is gedaan in een periode van 12 maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
5.3.
Uit de tekst van de e-mail van 25 november 2025 (zie 2.12) blijkt dat [gedaagde] , sinds zij bij haar nieuwe werkgever [bedrijf 1] werkt, contact heeft gehad met [bedrijf 2] en dat zij met [bedrijf 2] heeft gesproken over het product ‘Supplier Reach’ van [bedrijf 1] . Daarmee is gelet op de tekst van het relatiebeding, anders van [gedaagde] meent, dus wel degelijk sprake van schending van het relatiebeding. Zij had zich moeten onthouden van het zich bezig houden met [bedrijf 2] , waarvan door ACT voldoende aannemelijk is gemaakt dat dit een zakelijke relatie van ACT is, althans – in de 12 maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] – een zakelijke relatie van ACT was.
5.4.
Dat ACT op de voet van artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten zou kunnen ontlenen aan het relatiebeding, omdat, zoals [gedaagde] subsidiair aanvoert, de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen door ACT , is onvoldoende aannemelijk geworden. Volgens [gedaagde] was sprake van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag alsmede een vrouwonvriendelijke en onveilige cultuur binnen de onderneming van ACT , hetgeen ACT betwist. Nu de standpunten van partijen dienaangaande lijnrecht tegenover elkaar staan en aanstonds niet duidelijk is weer hier het gelijk aan haar zijde heeft, is nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk, waarvoor dit kort geding zich niet leent.
5.5.
Dat [gedaagde] , zoals zij meer subsidiair aanvoert, (met betrekking tot het relatiebeding) in verhouding tot het door ACT te beschermen belang onbillijk wordt benadeeld, zodat het aannemelijk is dat het relatiebeding in een bodemprocedure (ex artikel 7:653 lid 3 sub b BW) geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd, is door [gedaagde] eveneens onvoldoende aannemelijk gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] haar werkzaamheden bij [bedrijf 1] niet zou kunnen verrichten indien zij geen contact mag hebben met zakelijke relaties van ACT .
5.6.
Gelet op de schending van het relatiebeding heeft ACT een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van de gevorderde veroordeling tot onverkorte nakoming van het relatiebeding voor de resterende periode dat het beding van toepassing is, zodat de vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub I. in zoverre zal worden toegewezen.
5.7.
Gezien voornoemde schending is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] de daaraan (in artikel 17 van de Arbeidsovereenkomst) verbonden boete van
€ 17.745,00 heeft verbeurd. Voor matiging van deze boete is geen aanleiding. ACT heeft een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van voornoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zodat de vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub II. in zoverre zal worden toegewezen.
Concurrentiebeding
5.8.
Gezien de in het geding gebrachte stukken en gelet op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht is in dit kort geding onvoldoende duidelijk geworden of de huidige werkgever van [gedaagde] , [bedrijf 1] , een concurrent van ACT is. Door ACT is onvoldoende over het voetlicht gebracht hoe de activiteiten van de beide ondernemingen zich tot elkaar verhouden. Volgens [gedaagde] verkoopt ACT , anders dan [bedrijf 1] , zelf geen PPA’s maar maakt zij daarvoor gebruik van een tussenpersoon en houdt ACT zich, anders dan [bedrijf 1] , niet bezig met het adviseren over fysieke stroomafnamecontracten. Dat er raakvlakken zijn tussen de beide ondernemingen is door [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling wel erkend, maar haar standpunt dat er ook grote verschillen zitten in de diensten die beide ondernemingen aanbieden is door ACT onvoldoende gemotiveerd weersproken.
5.9.
Gelet op het voorgaande is onzeker of sprake is van concurrenten en kan dus niet worden geoordeeld dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft geschonden door bij [bedrijf 1] te gaan werken. Nu daarmee onduidelijk is hoe de bodemrechter ten aanzien van het concurrentiebeding zal oordelen, zijn de vorderingen met betrekking tot het concurrentiebeding niet toewijsbaar.
5.10.
Dat maakt reeds dat de vorderingen zoals weergegeven onder 3.1 sub I. en II. voor het overige, althans voor zover deze zien op het concurrentiebeding en de daaraan verbonden boete, zullen worden afgewezen. [gedaagde] mag dus (voorlopig totdat eventueel een bodemrechter anders beslist) bij haar nieuwe werkgever [bedrijf 1] blijven werken.
Overige vorderingen
5.11.
De vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub III. zal worden afgewezen.
Voor het overhandigen aan ACT van een schriftelijk overzicht van de cliënten van ACT die [gedaagde] heeft benaderd ten tijde van haar werkzaamheden voor [bedrijf 1] , is onvoldoende aanleiding. Concrete aanwijzingen dat [gedaagde] zelf actief relaties van ACT heeft benaderd zijn door ACT niet naar voren gebracht en [gedaagde] heeft ook ontkend dat zij dat zou hebben gedaan. Voor het sturen van een rectificatiebericht is dan ook evenmin aanleiding.
5.12.
De vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub IV. zal worden afgewezen. Voor het door [gedaagde] schriftelijk bevestigen dat zij alle beperkingen zal naleven en aan alle vereisten zal voldoen die de postcontractuele verplichtingen opgenomen in de artikelen 12 en 16 van de Arbeidsovereenkomst met zich brengen, is geen aanleiding. [gedaagde] heeft dat immers al gedaan door de brief van 30 september 2024 voor akkoord te ondertekenen.
5.13.
De vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub V. zal worden afgewezen. ACT heeft voor deze vordering onvoldoende gesteld. Voor toewijzing van gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De aan de zijde van ACT gemaakte kosten lijken voorshands geen andere dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. Voor dergelijke kosten plegen de in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding in te sluiten.
5.14.
Aangezien partijen in conventie over en weer deels als de in het ongelijk gestelde partij zijn te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vordering zoals weergegeven onder 4.1 sub I. zal gelet op hetgeen in conventie is overwogen worden toegewezen. [gedaagde] heeft daarbij een voldoende spoedeisend belang, nu daarmee voor partijen duidelijk is dat zij haar werkzaamheden bij [bedrijf 1] mag voortzetten.
6.2.
De vordering zoals weergegeven onder 4.1 sub II. is gelet op hetgeen in conventie is overwogen niet toewijsbaar. Het relatiebeding is door [gedaagde] geschonden. Voor schorsing van het relatiebeding wordt geen aanleiding gezien, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
6.3.
De overige vorderingen zoals weergegeven onder 4.1 sub III., V., VI. en VII. zullen eveneens worden afgewezen. Op deze vorderingen, die in feite een deel van het verweer in conventie vormen, is reeds in conventie beslist. Bij een afzonderlijke beslissing op deze vorderingen heeft [gedaagde] geen belang.
6.4.
Voor een andere in goede justitie te treffen voorziening, zoals subsidiair gevorderd, is geen aanleiding.
6.5.
ACT zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang met de vorderingen in conventie zullen de kosten in reconventie aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot onverkorte nakoming van het relatiebeding voor de resterende periode dat het beding van toepassing is (tot 31 oktober 2025),
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ACT van een bedrag van € 17.745,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
schorst het concurrentiebeding zoals overeengekomen met ingang van
1 november 2024, doch slechts in die zin dat het [gedaagde] is toegestaan om haar werkzaamheden voor [bedrijf 1] voort te zetten,
7.7.
veroordeelt ACT in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil,
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: JT