ECLI:NL:RBAMS:2025:1521

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/13/746066 / HA ZA 24-113
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor taxatie van een bedrijfspand in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2025 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 november 2024 de heer Louwerse benoemd tot deskundige voor de taxatie van een bedrijfspand. Echter, [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot dat door de deskundige gevraagd werd. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de rechtbank besloten om de benoeming van de heer Louwerse te laten vervallen en mr. S. Heidinga te benoemen als nieuwe deskundige, met een afgesproken voorschot van € 2.500 exclusief btw. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat bij niet-naleving van deze verplichting de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. De rechtbank heeft verder bepaald dat [gedaagde] het voorschot binnen twee weken moet overmaken en dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op een door hem te bepalen tijd en plaats. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven over de rapportage van de deskundige en de verplichtingen van partijen in het kader van het onderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/746066 / HA ZA 24-113
Vonnis in de hoofdzaak van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak en het incident,
verweerder in de tegenvordering (reconventie),
advocaat: mr. M.V. Vermeij,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak en het incident,
eiseres in de tegenvordering (reconventie),
advocaat voorheen: mr. M.L. Neuteboom-van Asselt, thans mr. P.W.O. Birnie.
De rechtbank noemt partijen hierna [eiser] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
In het dossier van de rechtbank zitten:
- het tussenvonnis van 27 november 2024, met de daarin vermelde stukken,
- de akte van [gedaagde] van 8 januari 2025 met producties,
- de antwoordakte van [eiser] van 5 februari 2025,
- het bezwaar van [gedaagde] tegen het voorschot,
- het akkoord van partijen tot benoeming van mr. S. Heidinga als deskundige en zijn offerte met een voorschot van € 2.500 exclusief btw.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag het vonnis wijst.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 27 november 2024 heeft de rechtbank de heer Louwerse benoemd tot deskundige. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot. De rechtbank ziet daarin aanleiding om het onderzoek niet door de heer Louwerse te laten uitvoeren. Zijn benoeming komt hiermee te vervallen.
2.2.
De rechtbank heeft voorgesteld mr. S. Heidinga te benoemen als deskundige. Partijen zijn daarmee akkoord. Zij zijn ook akkoord met het voorschot van € 2.500 exclusief btw (€ 3.025 inclusief btw).
2.3.
In de vorige beslissing is al geoordeeld dat het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd door [gedaagde] (zie 4.23 van het tussenvonnis). Dat blijft zo.
2.4.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.5.
Als een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige stuurt, moet zij daarvan meteen afschrift aan de wederpartij verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
in de vordering (conventie) en de tegenvordering (reconventie)
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:
- Wat is de verkoopwaarde van het pand aan de [adres 1] in verhuurde staat per peildatum 3 mei 2021?
3.2.
benoemt tot deskundige:
mr. S. Heidinga,
KRK Taxaties & Advies B.V.,
adres: [adres 2] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
3.3.
bepaalt dat de benoeming van de heer Louwerse tot deskundige in het tussenvonnis van 27 november 2024 komt te vervallen,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 2.500 exclusief btw (€ 3.025 inclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] het voorschot inclusief btw dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [gedaagde] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen, alsmede:
  • NEN 2580 meetstaat;
  • Bouwtekeningen;
  • Huurcontracten en laatste factuur;
  • Allonge / Side letter;
  • Energielabel;
  • Contactgegevens t.b.v. inspectie;
  • Verbruiksgegevens gas/ water/ elektra.
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken als deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk
drie maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, zodat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol van
1 oktober 2025wordt geplaatst,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken, of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht door beide partijen op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.