ECLI:NL:RBAMS:2025:1539

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
13-235244-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2025 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB heropend en geschorst, omdat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden in Litouwen. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Litouwen, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de overlevering met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspraken vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentie-instellingen, en heeft aanvullende vragen geformuleerd aan de Litouwse autoriteiten over de specifieke omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Litouwse autoriteiten onvoldoende antwoord hebben gegeven op deze vragen, waardoor het risico op schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon niet kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering aan te houden en een redelijke termijn van dertig dagen vastgesteld voor het verkrijgen van aanvullende informatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-235244-24
Datum uitspraak: 19 februari 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 23 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2024 door
the Vilnius Regional courtin Litouwen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 19 september 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 september 2024, in
aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem, en door
een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 3 oktober 2024
Bij tussenuitspraak van 3 oktober 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende
justitiële autoriteit aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Litouwen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 12 november 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 12 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan
door zijn raadsman en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit op de eerder gestelde vragen over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Zitting van 28 november 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 28 november 2024 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
Tussenuitspraak van 12 december 2024
Bij tussenuitspraak van 12 december 2024 [4] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Litouwen.
Ook heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 31 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 31 december 2024 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak van 14 januari 2025
Bij tussenuitspraak van 14 januari 2025 [5] heeft de rechtbank vastgesteld dat de in de tussenuitspraak van 12 december 2024 geformuleerde vragen abusievelijk pas op 24 december 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn gesteld. Het onderzoek is heropend en direct geschorst voor onbepaalde tijd om de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten.
Zitting van 5 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van de partijen – voortgezet op de zitting van 5 februari 2025 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraken van 3 oktober 2024 en 12 december 2024

In de tussenuitspraak van 3 oktober 2024 heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (rubriek 3), over de toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW (rubriek 4) en over de strafbaarheid van de feiten (rubriek 5). Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Litouwen

Inleiding
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen in rubriek 6 van de tussenuitspraak van 3 oktober 2024, rubriek 4 van de tussenuitspraak van 12 december 2024 en rubriek 4 van de tussenuitspraak van 14 januari 2025. Ook deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 12 december 2024 vastgesteld dat in alle detentie-instellingen in Litouwen een
algemeenreëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het algemeen gevaar ziet met name op de informele hiërarchie onder gedetineerden (het kastenstelsel) met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in lagere kasten tot gevolg.
Om te kunnen beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Litouwen ook concreet een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor bedoeld, heeft de rechtbank in die tussenuitspraak ook vragen geformuleerd over de concrete omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Litouwen zal worden gedetineerd.
Op 3 januari 2025 heeft de rechtbank aanvullende informatie ontvangen van de
Lithuanian Prison Service.Deze informatie luidt als volgt:
1) According to the data of the Lithuanian Prison Service, [opgeëiste persoon] was issued a European Arrest Warrant in order to enforce a sentence of imprisonment. After his transfer to Lithuania [opgeëiste persoon] will be sent to Vilnius Prison or Kaunas Prison, he may spend a maximum of 10 days at one of these prisons, from where he will be directed to the particular prison where the sentence will be served. The particular prison is selected taking into account the sentence, the type of the committed crime and the personality of inmates (previous sentences, behaviour, health etc.). Thereby, the Lithuanian Prison Service is not able to specify prison where [opgeëiste persoon] will be placed to serve his imprisonment sentence. When allocating persons to living quarters, as well as when allocating them to a single or multi-bed residential cell, the risk of their criminal behaviour, the risk of negative influence on them or on other inmates, their health condition, age, ability to engage in work activities, psychological characteristics, other personal characteristics shall be taken into account, and the requirements of the legal acts regulating the separate detention of detainees and convicts shall be observed.
2) It is noted that teams of contact officers have been established in prisons, with the aim of ensuring that one contact officer works directly with no more than 30 prisoners.
3) We would like to assure that prison staff does not tolerate any forms of inappropriate treatment among inmates. The prison staff in all prisons, monitor psychological climate among inmates, identify and prevent of possible threats or criminal acts. It should be noted that to prevent crime and protect the rights and freedoms of others a decision of the director of a penitentiary institution may impose a restriction on the prisoner's contact with other prisoners at the place where the sentence is served. In case an inmate is suffering inappropriate behaviour, menace or feels unsecure, he should complain to the administration of prison. Please be informed that in all such occasions internal investigation shall be started and an inmate shall be immediately isolated (f. e. be accommodated in a single cell or accommodated in the other safe environment) during investigation of his complaint. If such inmates’ statements are confirmed, he/she shall be transferred to another sector of prison or to another prison. To reduce violence between prisoners, the use of dynamic protection is being strengthened and a team of contact officers is being established. The "Description of the Procedure for the Prevention of Violence and the Investigation of Bodily Injuries of Detainees and Prisoners, and for the Preparation, Maintenance and Record Keeping of the Documentation of Bodily Injuries in the Places of Deprivation of Liberty" has been updated, expanding the scope of the prevention of violence part, including the specialists of the Security Management, the Criminal Intelligence, and the Resocialisation of all units. The Regulation stipulates that during the initial psychological assessment of each newly-arrived detainee (prisoner), the psychologist of the place of deprivation of liberty shall assess the person's tendency to violence, level of hostility towards other persons, conflict proneness and peculiarities of communication in the cell.
De standpunten van de partijen
Volgens de raadsman kan het door de rechtbank in de tussenuitspraak van 12 december 2024 vastgestelde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten op basis van de aanvullende informatie niet ten aanzien van de opgeëiste persoon worden uitgesloten. De raadsman heeft de rechtbank dan ook gevraagd om de overlevering te weigeren (de rechtbank begrijpt: aan het EAB geen gevolg te geven en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering).
De officier van justitie heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de Litouwse autoriteiten in de aanvullende informatie onvoldoende antwoord hebben gegeven op de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen. Allereerst is geen antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld onder gedetineerden en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. Daarnaast hebben de autoriteiten geen antwoord gegeven op de vraag waar de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering de hem opgelegde gevangenisstraf zal gaan uitzitten. Weliswaar is vermeld dat de opgeëiste persoon na overlevering maximaal 10 dagen in
Vilnius of Kaunas Prisongeplaatst zal worden, maar ook is vermeld dat hij daarna naar een andere gevangenis zal worden overgebracht om daar zijn gevangenisstraf te ondergaan. Niet bekend is echter welke gevangenis dat zal zijn, zodat het niet mogelijk is om onderzoek te doen naar de concrete omstandigheden in die gevangenis. De algemene bewoordingen en het gebrek aan concrete garanties door de Litouwse autoriteiten leiden tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon in zijn individuele geval een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Litouwen onmenselijk of vernederend zal worden behandeld als de overlevering zou worden toegestaan.
Nu een individueel gevaar wordt aangenomen, dient de rechtbank de beslissing aan te houden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, tenzij evident is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging in de omstandigheden. Alhoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), vindt de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aan en stelt zij daarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vast van dertig dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland aan het einde van deze termijn (20 maart 2025) of uiterlijk tien dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland op een datum uiterlijk tien dagen na 20 maart 2025.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
zestig dagen, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met zestig dagen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Litouwse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal. griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb. Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6168.
4.Rb. Amsterdam 12 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:8240.
5.Rb. Amsterdam 14 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:223.