In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen NAIM AGENCY B.V. (hierna: NAIM) en 13922812 CANADA INC (hierna: J&C), die beiden betrokken zijn bij een agentuurovereenkomst. NAIM vordert betaling van openstaande vergoedingen en contractuele boetes, terwijl J&C zich beroept op vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling en bedrog. De procedure begon met een dagvaarding op 14 september 2023, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 18 februari 2025.
De rechtbank heeft vastgesteld dat J&C de overeenkomst op 18 april 2023 heeft opgezegd, maar deze opzegging later heeft ingetrokken. J&C heeft echter niet voldaan aan haar verplichtingen, waaronder het tijdig leveren van verkoopmateriaal, wat NAIM heeft belet om verkooporders te genereren. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst niet is vernietigd en dat J&C contractuele boetes verschuldigd is voor haar tekortkomingen. De vorderingen van NAIM worden grotendeels toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. J&C's vorderingen in reconventie worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure.
De rechtbank concludeert dat J&C in het ongelijk is gesteld en dat de vorderingen van NAIM, inclusief de rente en kosten, toewijsbaar zijn. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van partijen onder de agentuurovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van contractuele verplichtingen.