In deze zaak heeft de besloten vennootschap Hartman Automaten B.V. (hierna: Hartman) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam]. De vordering betreft een bedrag van € 1.181,58 aan hoofdsom, € 279,03 aan vervallen rente en € 562,07 aan buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van een exploitatieovereenkomst voor kansspel- en behendigheidsautomaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 februari 2025, waarbij Hartman werd vertegenwoordigd door haar directrice en een gemachtigde, terwijl [gedaagde] in persoon verscheen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] huurt sinds 21 juni 2017 een bedrijfsruimte van Damu-Horeca B.V. en exploiteert daar een horecabedrijf. Hartman is de enige aandeelhouder van de verhuurder. Er is een exploitatieovereenkomst gesloten, maar [gedaagde] heeft de facturen voor de afdracht van opbrengsten uit de automaten niet volledig voldaan. Hartman heeft de vordering gebaseerd op deze tekortkoming.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom, maar heeft wel gesteld dat er gebreken zijn aan het gehuurde, wat heeft geleid tot extra kosten voor haar. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de verschuldigdheid van het bedrag van € 1.181,58 niet heeft betwist en heeft dit toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vordering voor buitengerechtelijke incassokosten werd gedeeltelijk toegewezen, en de proceskosten werden begroot en toegewezen aan Hartman. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Brokkaar op 13 maart 2025.