ECLI:NL:RBAMS:2025:1601

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11307195 CV EXPL 24-11847
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en exploitatieovereenkomst in huurovereenkomst met verrekening van facturen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Hartman Automaten B.V. (hierna: Hartman) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam]. De vordering betreft een bedrag van € 1.181,58 aan hoofdsom, € 279,03 aan vervallen rente en € 562,07 aan buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van een exploitatieovereenkomst voor kansspel- en behendigheidsautomaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 februari 2025, waarbij Hartman werd vertegenwoordigd door haar directrice en een gemachtigde, terwijl [gedaagde] in persoon verscheen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] huurt sinds 21 juni 2017 een bedrijfsruimte van Damu-Horeca B.V. en exploiteert daar een horecabedrijf. Hartman is de enige aandeelhouder van de verhuurder. Er is een exploitatieovereenkomst gesloten, maar [gedaagde] heeft de facturen voor de afdracht van opbrengsten uit de automaten niet volledig voldaan. Hartman heeft de vordering gebaseerd op deze tekortkoming.

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom, maar heeft wel gesteld dat er gebreken zijn aan het gehuurde, wat heeft geleid tot extra kosten voor haar. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de verschuldigdheid van het bedrag van € 1.181,58 niet heeft betwist en heeft dit toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vordering voor buitengerechtelijke incassokosten werd gedeeltelijk toegewezen, en de proceskosten werden begroot en toegewezen aan Hartman. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Brokkaar op 13 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11307195 CV EXPL 24-11847
vonnis van: 13 maart 2025
fno.: 58865

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Hartman Automaten B.V.

gevestigd te Badhoevedorp
eiseres
nader te noemen: Hartman
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

De procedure

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
  • de dagvaarding van 2 september 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 17 oktober 2024, met bijlagen;
  • het instructievonnis van 31 oktober 2024 met dagbepaling mondelinge behandeling;
  • de akte aanvullende producties 17 t/m 23 tevens akte vermindering van eis.
Op 12 februari 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Voor Hartman is verschenen [naam] (directrice), bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] verscheen in persoon. Hartman heeft nog een actuele specificatie van de vordering in het geding gebracht. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

De feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] huurt sinds 21 juni 2017 van Damu-Horeca B.V. (hierna: de verhuurder) een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde). [gedaagde] exploiteert in het gehuurde een horecabedrijf onder de naam [handelsnaam] .
1.2.
Hartman is enig aandeelhouder van de verhuurder.
1.3.
Partijen zijn ook een exploitatieovereenkomst voor kansspel- en behendigheidsautomaten aangegaan. Die overeenkomst is vastgelegd in artikel 9.6 van de huurovereenkomst. Maandelijks worden de meterstanden van de automaten opgenomen waarna [gedaagde] van Hartman een afrekening en een factuur krijgt voor de aan Hartman af te dragen opbrengsten.
1.4.
[gedaagde] heeft de van Hartman ontvangen facturen voor de afdracht van opbrengsten uit de automaten, ondanks herhaalde aanmaning, niet volledig voldaan.

Het geschil

2. Hartman vordert, na vermindering van eis en bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.181,58 aan hoofdsom, € 279,03 aan vervallen rente en € 562,07 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van gehele betaling. Daarnaast vordert Hartman veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Hartman legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen een exploitatieovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot kansspel- en behendigheidsautomaten en dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming daarvan door de aan haar verzonden facturen, in verband met de afdracht van opbrengsten uit die automaten, niet volledig te voldoen.
4. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom, maar heeft gesteld – kort gezegd – dat het gehuurde gebreken heeft en dat de verhuurder heeft nagelaten die gebreken te verhelpen. Zij heeft daardoor kosten moeten maken om de reparaties zelf uit te (laten) voeren, welke kosten zij vervolgens heeft gefactureerd aan de verhuurder en heeft verrekend met de vordering van Hartman.
5. Op de stellingen van partijen over en weer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

6. [gedaagde] heeft verklaard dat zij inmiddels heeft ingezien dat zij de door haar gemaakte kosten vanwege de gebreken aan het gehuurde niet met de opbrengst uit de automaten maar met de huur had moeten verrekenen. Zij heeft daarom op 10 oktober 2024 € 2.213,60 aan Hartman voldaan in de veronderstelling dat dit het openstaande bedrag was. Hartman heeft de vordering met dit bedrag verminderd. Aan hoofdsom resteert dus € 1.181,58. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag niet betwist, zodat dit zal worden toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente wordt als niet betwist toegewezen.
7. Hartman heeft een vergoeding gevorderd van € 562,07 wegens buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft die vordering betwist. Op grond van de wet dient Hartman voldoende toe te lichten welke buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarbij kan niet worden volstaan met de enkele stelling dat die werkzaamheden zijn verricht. In beginsel is [gedaagde] daarom geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de uiterste betaaltermijn inmiddels is verstreken. Uit artikel 6:96 lid 4 BW vloeit daarom voort dat [gedaagde] een vergoeding van € 40,00 verschuldigd is. Dit bedrag zal worden toegewezen.
8. Hartman heeft ook vergoeding gevorderd van de proceskosten. De kantonrechter overweegt daarover als volgt. De dagvaarding is op 2 september 2024 aan [gedaagde] uitgebracht. Op 10 oktober 2024 heeft [gedaagde] , na het inwinnen van juridisch advies, in mindering op de vordering een betaling van € 2.213,60 gedaan aan Hartman. Vervolgens heeft [gedaagde] in haar antwoord van 17 oktober 2024 verklaard dat zij na betaling van voornoemd bedrag een mail heeft gestuurd aan Rappange (de beheerder van de verhuurder) om laatstgenoemde te laten weten dat zij voornoemd bedrag zal verrekenen met de huur. Kennelijk betwistte zij aldus niet langer de door Hartman aan haar verzonden facturen. Gezien deze omstandigheden is aannemelijk dat de mondelinge behandeling eenvoudig voorkomen had kunnen worden als de gemachtigde van Hartman contact had opgenomen met [gedaagde] om haar te informeren dat er nog een bedrag open stond. [gedaagde] had immers een groot deel van de vordering voldaan en betwiste het restant ook niet meer. Bij gebreke daarvan, ziet de kantonrechter aanleiding kosten voor de mondelinge behandeling te compenseren, in die zin dat voor de mondelinge behandeling geen salarispunt zal worden toegekend. [gedaagde] zal wel worden veroordeeld tot betaling van de overige proceskosten, die aan de zijde van Hartman begroot worden op € 140,83 voor explootkosten,
€ 271,00 ten aanzien van één salarispunt, € 496,00 wegens griffierecht en € 68,00 aan nakosten.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om aan Hartman te voldoen € 1.181,58 aan hoofdsom,
€ 279,03 aan vervallen wettelijke handelsrente en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over (het restant van) de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 975,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
- verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025 in tegenwoordigheid van, mr. H. El Falah, de griffier.