ECLI:NL:RBAMS:2025:1661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
AMS 24/772, AMS 24/767, AMS 24/765, AMS 24/593
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een restaurant en woning in strijd met bestemmingsplan

Op 20 december 2022 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een restaurant met daarboven een woning in Amsterdam. De aanvraag doorliep de uitgebreide voorbereidingsprocedure en leidde tot een bestreden besluit van 21 december 2023, waarin de vergunning werd verleend. Omwonenden, waaronder eiser 1, eiser 2, eiser 3 en eiser 4, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, met als argument dat de vergunning niet verleend had mogen worden vanwege te verwachten parkeerproblemen. De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2025 behandeld. De eisers stelden dat de parkeerbehoefte van het nieuwe gebouw niet adequaat werd aangepakt, aangezien er onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zouden zijn. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verdedigde de vergunningverlening door te stellen dat er geen officiële parkeerplaatsen verloren gingen en dat de parkeerbehoefte van 8,3 parkeerplaatsen voor het restaurant en de woning op een andere manier kon worden opgelost. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten de vergunning te verlenen, omdat het bouwplan voldeed aan het vigerende parkeerbeleid. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waardoor de verleende vergunning in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/593, 24/765, 24/767 en 24/772

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaken tussen

[eiser 1] , uit [plaats] , eiser 1

(gemachtigde: mr. N. Dad)

[eiser 2] e.a., uit [plaats] , eiser 2

[eiser 3] , uit [plaats] , eiser 3

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde)

[eiser 4] , uit [plaats] , eiser 4

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde)
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. van der Wal).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
Jarogo Invest B.V.uit Oostzaan, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. J.D. Poot).

Inleiding

1. Vergunninghouder heeft op 20 december 2022 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een restaurant met daarboven een woning op het toekomstige adres [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [plaats] .
1.1
Bij de behandeling van die aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Tegen het voorgenomen besluit hebben eisers een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn de tekeningen die onderdeel zijn van de aanvraag op een aantal punten aangepast.
1.2
Het college heeft met het besluit van 21 december 2023 (het bestreden besluit) aan vergunninghouder de omgevingsvergunning verleend.
1.3
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers 1, 2 en 3 en de gemachtigden van eisers. Namens het college waren zijn gemachtigde, [de persoon 1] ( [functie 1] ) en [de persoon 2] ( [functie 2] ) aanwezig. Namens vergunninghouder waren haar gemachtigde, [de persoon 3] ( [functie 3] ) en J [de persoon 4] ( [functie 4] van Jarogo Invest B.V. ) aanwezig.

De aanleiding voor deze procedure

2. Op het perceel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, stond tot 2014 [bedrijf] . Na een brand in het [bedrijf] heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van een restaurant met daarboven een woning. Het college heeft deze vergunning in 2015 verleend.
2.1
Eisers zijn bewoners van [locatie] [naam 1] en [naam 2] . Zij parkeren hun auto op de locatie waar het restaurant en de woning zijn voorzien. Tegen de verleende vergunning hebben eisers beroep ingesteld, omdat zij meenden dat er onvoldoende rekening was gehouden met de toename van de parkeerbehoefte en het gebrek aan parkeerplaatsen in de directe omgeving. Met een uitspraak van 11 januari 2018 heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. [2]
2.2
Vergunninghouder is vervolgens tot een nieuw bouwplan gekomen en heeft een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Het door vergunninghouder ingediende bouwplan betreft een kleiner gebouw dan waarvoor de eerdere vergunning is verleend. Het college heeft de vergunning met het bestreden besluit verleend.
Standpunt eisers
3. Eisers vinden dat de vergunning niet had mogen worden verleend vanwege de te verwachten parkeerproblemen. Op dit moment zijn er op het betreffende perceel 20 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein bestaat al sinds 1960 en sinds die tijd parkeren de bewoners van de [locatie] daar hun auto’s. De primaire functie van het perceel is volgens eisers dan ook altijd 'parkeren voor bewoners' geweest en de gemeente faciliteert dit met onderhoud en bebording. Wanneer het bouwplan wordt gerealiseerd, zullen door de omvang van het nieuwe gebouw negen parkeerplaatsen verdwijnen. De overige elf parkeerplaatsen blijven volgens het bouwplan behouden. Het restaurant en de woning brengen een extra parkeerbehoefte van 8,3 parkeerplaatsen met zich. Eisers vinden daarom dat er, naast de elf overblijvende parkeerplaatsen, nog 17,3 extra parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd zodat het aantal beschikbare parkeerplaatsen voor de bewoners gelijk blijft.
3.1
Eisers wijzen daarbij op het parkeerbeleid van het college, neergelegd in de Nota Parkeernormen Auto 2020. Dit parkeerbeleid stelt de eis dat ontwikkelaars bij nieuwbouw van voorzieningen in de parkeerbehoefte moeten voorzien met parkeerplaatsen op eigen terrein. Er wordt volgens eisers niet voldaan aan de voorwaarden in het parkeerbeleid om van die eis af te wijken. Parkeren op eigen terrein is namelijk niet fysiek onmogelijk. Er zou bijvoorbeeld een parkeerkelder onder het restaurant gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zijn er in de directe omgeving te weinig planologisch bestemde parkeerplaatsen waardoor de parkeervraag niet op straat kan worden opgevangen.
Standpunt college
4. Het college stelt dat het betreffende perceel braakliggend terrein is. Er is geen sprake van officiële parkeerplaatsen omdat deze niet als zodanig met een verkeersbesluit zijn aangewezen. Dat eisers hun auto op deze locatie parkeren wordt al lange tijd gedoogd, maar dat betekent niet dat eisers daar rechten aan kunnen ontlenen. Het college stelt zich op het standpunt dat er alleen in de parkeerbehoefte van 8,3 parkeerplaatsen voor het restaurant en de woning hoeft te worden voorzien omdat er geen officiële parkeerplaatsen verdwijnen.
4.1
De parkeerplaatsen kunnen niet op eigen terrein worden gerealiseerd, dat wil zeggen op de grond die vergunninghouder in erfpacht krijgt. Het parkeerbeleid biedt de mogelijkheid om af te wijken van de eis dat bij nieuwbouw parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan. Parkeren op eigen terrein is in dit geval onwenselijk omdat een parkeerkelder verkeersonveilig zou zijn. Daarnaast worden er direct naast het eigen terrein elf parkeerplaatsen gerealiseerd, waardoor er voldoende parkeerplaatsen in de nabijheid van het restaurant worden gerealiseerd om te voldoen aan de behoefte van 8,3 parkeerplaatsen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college een omgevingsvergunning voor het bouwplan van vergunninghouder heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
6. Het perceel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, ligt in een gebied waar onder andere het bestemmingsplan " [bestemmingsplan] " geldt. Het perceel heeft voor het deel waarop gebouwd gaat worden de bestemming "Horeca" en voor het deel waarop de parkeerplaatsen zijn voorzien de bestemming "Verkeer".
6.1
Artikel 20.2, onder a, van de planregels schrijft voor dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen alleen wordt verleend als bij de aanvraag is aangetoond dat in voldoende mate ruimte wordt aangebracht voor het op eigen terrein parkeren van auto's overeenkomstig het parkeerbeleid.
6.2
De definitie van eigen terrein in het bestemmingsplan luidt:
Eigen terrein: Een aaneengesloten stuk grond, niet zijnde het openbaar gebied, waarover de gebruiker kan beschikken en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.
6.3
Het gehele perceel is eigendom van de gemeente Amsterdam. Vergunninghouder krijgt (alleen) de grond waarop het restaurant en de woning worden gebouwd in erfpacht. Daarover kan zij dus beschikken. Dit deel van het perceel kan daarom worden aangemerkt als eigen terrein. De in het bouwplan voorziene elf parkeerplaatsen komen op het naastgelegen deel van het perceel. Over dat deel kan vergunninghouder niet beschikken, zodat dit niet kan worden aangemerkt als eigen terrein. Dit betekent dat er in het bouwplan geen parkeerplaatsen zijn voorzien op eigen terrein. Op dit punt is het bouwplan dus in strijd met artikel 20.2 onder a van de planregels in het bestemmingsplan.
6.4
Op grond van artikel 20.3, onder a, van de planregels kan het college met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 20.2 onder a en b, als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het vigerende parkeerbeleid. [3] Hoewel in het bestreden besluit de formulering van artikel 20.2 onder d is gebruikt (“geen onaanvaardbare aantasting van de verkeer- en parkeersituatie”) blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de inhoudelijke motivering van het besluit dat het college de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 20.3 onder a van de planregels heeft gebruikt en dat er is getoetst aan het vigerende parkeerbeleid. Het college heeft dit ter zitting nader toegelicht en hierover bestond ook geen verwarring bij partijen.
6.5
De beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het college, waarbij het beleidsvrijheid heeft. De rechtbank moet die beslissing terughoudend toetsen, dat wil zeggen dat zij zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. In dit geval dient dus beoordeeld te worden of het college heeft kunnen concluderen dat het bouwplan voldoet aan het vigerende parkeerbeleid en om die reden in redelijkheid heeft kunnen besluiten de vergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te verlenen.
Het parkeerbeleid
7. Niet in geschil is dat het restaurant en de woning een parkeerbehoefte hebben van 8,3 parkeerplaatsen. Uit het parkeerbeleid van het college volgt dat ontwikkelaars bij nieuwbouw van voorzieningen in beginsel in de parkeerbehoefte moeten voorzien met parkeerplaatsen op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is, bieden hoofdstuk 7 van het parkeerbeleid en paragraaf 6 van bijlage 1 bij dat beleid de mogelijkheid om van dit uitgangspunt af te wijken.
7.1
Uit het parkeerbeleid volgt dat het in sommige situaties fysiek onmogelijk of onwenselijk is om bij een nieuwbouwproject vast te houden aan parkeernormen. [4] Het college kan daarom bij nieuwbouw afwijken van de parkeernormering, als naar het oordeel van het college het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein bij een ontwikkeling op overwegende bezwaren stuit en naar het oordeel van het college op andere geschikte wijze in de benodigde parkeerplaatsen wordt voorzien. [5]
Overwegende bezwaren
8. Overwegende bezwaren kunnen zijn dat het redelijkerwijs fysiek onmogelijk is of dat het uit verkeersveiligheidsoogpunt niet aanvaardbaar is om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. [6] In de volgende situaties is het fysiek onmogelijk of onwenselijk om bij een nieuwbouwproject vast te houden aan parkeernormen: wanneer de enige toegang van een parkeergarage of parkeerterrein op het hoofdnet auto uitkomt waardoor dit niet verkeersveilig is, wanneer de ondergrond niet geschikt is voor een ondergrondse parkeergarage of wanneer de nieuwbouw zich volledig in een voetgangersgebied bevindt. [7]
8.1
De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het vanuit verkeersveiligheidsoogpunt niet aanvaardbaar is om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Hoewel het fysiek wellicht mogelijk is om een parkeergarage onder het restaurant te realiseren, heeft het college voldoende gemotiveerd dat, door de vorm van het perceel, een parkeergarage alleen aan de kant van de [adres] kan worden ontsloten. Deze ontsluiting is verkeersonveilig omdat de [adres] onderdeel is van het Plusnet auto en Plusnet fiets. Dit betekent dat het een doorgaande weg betreft met een hoge gebruiksintensiteit waarbij ontsluitingen zoveel mogelijk worden voorkomen. Gelet op de benodigde hellingbaan van de parkeerkelder zou het zicht onvoldoende zijn om veilig op deze weg in te voegen.
Parkeerplaatsen elders
9. Het parkeerbeleid bepaalt vervolgens dat wanneer het parkeren op eigen terrein fysiek onmogelijk of onwenselijk is, er onderzocht moet worden of het mogelijk is om de parkeerbehoefte elders op te lossen. [8] Het realiseren van parkeerplaatsen elders dan op eigen terrein dient planologisch bestemd en voldoende verzekerd te zijn. Ook de samenhang met de ontwikkeling moet voldoende zijn geborgd. De parkeerplaatsen dienen op redelijke afstand van de functie te worden gerealiseerd. [9]
9.1
Uit het bouwplan volgt dat op het perceel naast het restaurant elf parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er met deze elf parkeerplaatsen, die planologisch bestemd en voldoende zeker zijn, wordt voorzien in de parkeerbehoefte van het restaurant en de woning.
9.2
Het college heeft ook voldoende gemotiveerd dat de huidige inrichting van het perceel geen officiële parkeerplaatsen bevat waardoor de in het bouwplan voorziene plaatsen als nieuwe parkeerplaatsen kunnen worden geteld. Er is geen aanwijzingsbesluit op basis van de Wegenverkeerswet waarmee op het perceel parkeerplaatsen zijn aangewezen. Daarnaast is het perceel ook feitelijk niet ingericht als parkeerterrein. Zo is er geen verharding van de ondergrond en geen belijning of andere aanduiding van parkeervakken aangebracht.
9.3
Dat het college het parkeren met de huidige inrichting faciliteert, betekent niet dat er sprake is van officiële parkeerplaatsen. Het college heeft een onderhoudsplicht voor de openbare ruimte op basis waarvan zij is gehouden om kuilen op te vullen en andere onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Ook de plaatsing van een bord dat er sprake is van betaald parkeren maken het geen officiële parkeerplaatsen. Dit zegt alleen iets over de fiscale situatie, oftewel dat de plek in een gebied van betaald parkeren ligt.
9.4
Het voorgaande is alleen anders voor de recent gerealiseerde invalidenparkeerplaats voor één van de woonbootbewoners. Deze invalidenparkeerplaats is door het college met een besluit als zodanig aangewezen. Dit maakt dat er voor deze parkeerplaats sprake is van een officiële parkeerplaats die gecompenseerd dient te worden.
9.5
In totaal dienen er dus 9,3 parkeerplaatsen (waarvan 8,3 voor de parkeerbehoefte en 1 invalideparkeerplaats) elders te worden gerealiseerd. Nu het bouwplan voorziet in elf parkeerplaatsen naast het restaurant, worden daarmee voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen zijn voldoende zeker en, gelet op de verkeersbestemming, ook als zodanig planologisch bestemd.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat het college heeft kunnen concluderen dat het bouwplan voldoet aan het parkeerbeleid en in redelijkheid heeft kunnen besluiten de vergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te verlenen.
10.1
De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de verleende vergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Haeften, voorzitter, en mr. A.E.J.M. Gielen en mr. M.W. Speksnijder, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Mede namens 53 omwonenden.
2.Zie de uitspraak van 11 januari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:67.
3.Deze afwijkingsmogelijkheid is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4.Dit volgt uit paragraaf 7.1 van het parkeerbeleid.
5.Dit volgt uit paragraaf 6 van bijlage 1 bij het parkeerbeleid.
6.Dit volgt uit paragraaf 6 van bijlage 1 bij het parkeerbeleid.
7.Dit volgt uit paragraaf 7.1 van het parkeerbeleid.
8.Dit volgt uit paragraaf 7.6 van het parkeerbeleid.
9.Dit volgt uit paragraaf 6 van bijlage 1 bij het parkeerbeleid