ECLI:NL:RBAMS:2025:1662

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/357048-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeregeldheden rond de wedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv en openlijke geweldpleging

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij ongeregeldheden rondom de voetbalwedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv op 7 november 2024. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, waarbij hij samen met anderen een supporter van Maccabi Tel Aviv heeft achtervolgd en geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks zijn beroep op noodweer en noodweerexces, dat niet werd aangenomen. De rechtbank oordeelde dat er geen noodweersituatie was, aangezien de verdachte niet werd bedreigd door de Maccabi-supporters. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de context waarin deze plaatsvonden, evenals met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/357048-24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 december 2024 en 5 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J.J. Smilde en M. al Mansouri (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.J. Zeegers, naar voren hebben gebracht.

2.Algemene inleiding onderzoek Marsfit

Op donderdag 7 november 2024 werd in de Johan Cruijff ArenA in Amsterdam een voetbalwedstrijd gespeeld tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv FC uit Israël. Zowel voorafgaand aan als na afloop van die wedstrijd zijn er rond de ArenA en in de binnenstad van Amsterdam ongeregeldheden ontstaan. Die ongeregeldheden hebben in binnen- en buitenland veel ophef veroorzaakt.
De onrust in de binnenstad van Amsterdam begon al op 6 november 2024, de dag voor de wedstrijd, en is vervolgens steeds verder opgelopen. Deze onrust lijkt te maken hebben gehad met – helaas niet ongebruikelijk – hooligangeweld, met de aanwezigheid en het gedrag van de supporters van Maccabi Tel Aviv in Amsterdam en met het bij een deel van de Nederlandse bevolking levende ongenoegen over de huidige situatie in Israël en Palestina. Naar aanleiding van de ongeregeldheden is de politie, onder leiding van het Openbaar Ministerie, opsporingsonderzoeken gestart. In het kader van het onderzoek genaamd Marsfit zijn diverse personen aangehouden, waaronder de verdachten die op 11 en 12 december 2024 en 5 en 6 maart 2025 terecht hebben gestaan. Aan hen zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd, waaronder geweldsfeiten, hulp bij geweldpleging, groepsbelediging, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft tot taak om onpartijdig, onafhankelijk en onbevooroordeeld vast te stellen of de gedragingen van de verdachten zijn aan te merken als strafbare feiten volgens de Nederlandse wetgeving en zo ja, welke straffen daarvoor op zijn plaats zijn.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Amsterdam openlijk, te weten, op/aan het Spui en/of het Singel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , althans een ander, door:
- deze [slachtoffer] te achtervolgen en/of achter hem aan te rennen,
- hierbij een riem, althans een voorwerp, in zijn hand te hebben en/of deze aan die [slachtoffer] te tonen,
- die [slachtoffer] hiermee te slaan en/of hiermee een slaande beweging te maken naar/richting die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen tegen zijn been en/of
- dit incident te filmen en/of deze beelden vervolgens via social media te verspreiden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderdelen ‘die [slachtoffer] hiermee te slaan’, ‘die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen tegen zijn been’ en ‘dit incident te filmen en/of deze beelden vervolgens via social media te verspreiden’ niet kunnen worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet vereist is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van openlijk geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. Beoordeeld moet worden of de door de verdachte geleverde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting vast dat verdachte en zijn mededaders het slachtoffer hebben achtervolgd en achterna zijn gerend, dat verdachte met zijn riem een slaande beweging heeft gemaakt richting het slachtoffer en dat verdachte NN3 het slachtoffer vervolgens tegen zijn been heeft geschopt. Het incident is door verdachte NN2 gefilmd en de beelden zijn via social media verspreid.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer te achtervolgen en een slaande beweging te maken met zijn riem, opzet heeft gehad op de bewezenverklaarde geweldshandeling en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het feit kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van het onderdeel dat verdachte het slachtoffer met de riem heeft geslagen, nu dit niet blijkt uit de bewijsmiddelen in het dossier.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 november 2024 te Amsterdam openlijk, te weten, op het Spui en aan het Singel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door:
- deze [slachtoffer] te achtervolgen en achter hem aan te rennen,
- hierbij een riem in zijn hand te hebben en deze aan die [slachtoffer] te tonen,
- en hiermee een slaande beweging te maken richting die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen tegen zijn been en
- dit incident te filmen en deze beelden vervolgens via social media te verspreiden.

6.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

6.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft vanaf zijn staandehouding verklaard dat hij op het Spui stond te demonstreren en dat vervolgens een groep Maccabi-supporters hem begon te beledigen en te bedreigen, waaronder met een gebaar van het doorsnijden van de keel. Door de bedreigingen en het overwicht van de Maccabi-supporters besloot verdachte zichzelf en de andere twee demonstranten te verdedigen door op de Maccabi-supporters af te rennen, zwaaiend met zijn riem. Vervolgens heeft hij twee leden uit de groep nog tientallen meters achtervolgd. Het handelen van verdachte kwam voort uit de noodzakelijke verdediging van eigen en anders lijf tegen de – op handen zijnde – ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de Maccabi-supporters en dit handelen voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Subsidiair heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweerexces.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen, omdat het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet het aannemelijk zijn dat het handelen van verdachte geboden was ter noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank overweegt dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn mededemonstranten werden bedreigd door de Maccabi-supporters. Verdachte heeft verklaard dat de Maccabi-supporters op 20 meter afstand aan de overkant van de straat stonden en dat hij vervolgens achter ze aan is gerend met de riem in zijn hand. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was dan ook geen sprake. Dit is ook niet het geval als er vanaf die afstand een gebaar zou zijn gemaakt van het doorsnijden van een keel. Verdachte had van de Maccabi-supporters weg kunnen lopen in plaats van naar hen toe te rennen. Nu geen noodweersituatie aannemelijk is geworden, kan het beroep op noodweer(exces) ook niet slagen.
Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen geachte feiten of van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar voor deze feiten.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de disproportionele wijze waarop de aanhouding van verdachte en de doorzoeking bij zijn woning heeft plaatsgevonden. Tevens pleit voor verdachte dat hij vanaf het moment van zijn aanhouding volledig heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek. Verdachte lijkt ten onrechte te worden meegetrokken in de maatschappelijke ophef over de rellen rond de komst van Maccabi Tel Aviv naar Amsterdam. Verder moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat er sprake van een wederzijdse vechtpartij, waarbij de bijdrage van verdachte slechts bestond uit het zwaaien met zijn riem. Hij heeft hierbij geen letsel of pijn veroorzaakt.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Algemene overweging
Zowel voor als na de wedstrijd van Ajax tegen Maccabi Tel Aviv hebben op diverse locaties in Amsterdam ernstige ongeregeldheden plaatsgevonden, waaronder de belaging en mishandeling van aanhangers van deze Israëlische voetbalclub. Naast deze publieke ongeregeldheden, zijn in een grote WhatsAppgroep van meer dan 900 leden (bekend als de Buurthuis2groep) beledigende teksten geuit over Joden en werd er opgeroepen tot geweld tegen Maccabi-supporters. Er zijn veel camerabeelden beschikbaar waaruit blijkt dat Maccabi-supporters werden geconfronteerd met grof geweld. Ook blijkt uit beelden dat er Palestijnse vlaggen door Maccabi-aanhangers van gevels zijn gescheurd en dat er beledigende leuzen en liederen werden gescandeerd gericht tegen ‘Arabieren’. Dit lijkt de al bestaande boosheid en frustratie over de huidige situatie in Israël en Palestina te hebben aangewakkerd.
Al deze elementen tezamen lijken er toe te hebben bijgedragen dat op ongekende wijze de vlam in de pan is geslagen. De gebeurtenissen hebben in binnen- en buitenland dan ook een grote schok teweeggebracht.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verdenkingen uiteraard oog voor de context waarin de feiten zich hebben afgespeeld, maar benadrukt dat deze context geen enkele rechtvaardiging biedt voor het oproepen tot en gebruiken van fysiek geweld tegen de Israëlische supporters die te gast waren in Amsterdam voor een voetbalwedstrijd. Evenmin rechtvaardigt het de beledigingen die zijn geuit.
Naast de gewelddadigheden van de groep waar de verdachte al dan niet aan heeft bijgedragen heeft de rechtbank ook gekeken naar de specifieke rol die een bepaalde verdachte heeft gehad ten aanzien van het geweld en of hij daarbij behulpzaam is geweest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Samen met anderen heeft hij een supporter van Maccabi Tel Aviv achtervolgd en verdachte heeft een slaande beweging gemaakt met een riem. Een andere persoon heeft het slachtoffer vervolgens geschopt tegen zijn been. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het geweld tegen het slachtoffer. Zowel in binnen- als in het buitenland is geschokt gereageerd op het buitensporige geweld tegen de Maccabi-supporters. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij aan dit geweld heeft bijgedragen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 februari 2025. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), nu verdachte op 15 januari 2025 is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tot een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 27 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 december 2024. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte loopt al in een toezicht met bijzondere voorwaarden en de reclassering heeft daarmee voldoende kader om recidive te verminderen. Extra interventies zijn niet nodig.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat voor het plegen van openlijk geweld doorgaans taakstraffen worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit en de context waarin het feit zich heeft afgespeeld, zoals hierboven weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met inachtneming van artikel 63 Sr zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 19 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

Op de zitting van 11 december 2024 zijn door advocaat mr. Plasman 36 verzoeken tot schadevergoeding ingediend. De lijst met namen van de 36 benadeelde partijen is opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen geen standpunt ingenomen.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
19 (negentien) dagenvan deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] , [benadeelde partij 18] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] , [benadeelde partij 21] , [benadeelde partij 22] , [benadeelde partij 23] , [benadeelde partij 24] , [benadeelde partij 25] , [benadeelde partij 26] , [benadeelde partij 27] , [benadeelde partij 28] , [benadeelde partij 29] , [benadeelde partij 30] , [benadeelde partij 31] , [benadeelde partij 32] , [benadeelde partij 33] , [benadeelde partij 34] , [benadeelde partij 35] en [benadeelde partij 36] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2025.