ECLI:NL:RBAMS:2025:1665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/386936-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeregeldheden rond de wedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv en groepsbelediging van Joden

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij ongeregeldheden rondom de voetbalwedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv op 7 november 2024. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van hulp bij geweldpleging en groepsbelediging van Joden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hulp bij geweldpleging door actief deel te nemen aan een WhatsAppgroep, waarin hij informatie verschaft over het plegen van geweld tegen de supporters van Maccabi Tel Aviv. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk inlichtingen had verschaft die konden leiden tot geweld. De uitlating van de verdachte in de WhatsAppgroep, waarin hij op een beledigende manier over Joden sprak, werd ook als groepsbelediging gekwalificeerd. Echter, de rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging voor de groepsbelediging, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten van de wet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voor het medeplegen van hulp bij geweldpleging, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de ongeregeldheden op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/386936-24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J.M. Pauwelussen en D. Jironet-Loewe (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren hebben gebracht.

2.Algemene inleiding onderzoek Marsfit

Op donderdag 7 november 2024 werd in de Johan Cruijff ArenA in Amsterdam een voetbalwedstrijd gespeeld tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv FC uit Israël. Zowel voorafgaand aan als na afloop van die wedstrijd zijn er rond de ArenA en in de binnenstad van Amsterdam ongeregeldheden ontstaan. Die ongeregeldheden hebben in binnen- en buitenland veel ophef veroorzaakt.
De onrust in de binnenstad van Amsterdam begon al op 6 november 2024, de dag voor de wedstrijd, en is vervolgens steeds verder opgelopen. Deze onrust lijkt te maken hebben gehad met – helaas niet ongebruikelijk – hooligangeweld, met de aanwezigheid en het gedrag van de supporters van Maccabi Tel Aviv in Amsterdam en met het bij een deel van de Nederlandse bevolking levende ongenoegen over de huidige situatie in Israël en Palestina. Naar aanleiding van de ongeregeldheden is de politie, onder leiding van het Openbaar Ministerie, opsporingsonderzoeken gestart. In het kader van het onderzoek genaamd Marsfit zijn diverse personen aangehouden, waaronder de verdachten die op 11 en 12 december 2024 en 5 en 6 maart 2025 terecht hebben gestaan. Aan hen zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd, waaronder geweldsfeiten, hulp bij geweldpleging, groepsbelediging, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft tot taak om onpartijdig, onafhankelijk en onbevooroordeeld vast te stellen of de gedragingen van de verdachten zijn aan te merken als strafbare feiten volgens de Nederlandse wetgeving en zo ja, welke straffen daarvoor op zijn plaats zijn.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich in Nederland heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van hulp bij geweldpleging tegen personen en/of goederen in de periode van 7 november 2024 tot en met 8 november 2024;
2. het medeplegen van groepsbelediging van Joden wegens hun ras/godsdienst op 7 november 2024.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte met het sturen van de berichten in de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat anderen openlijk geweld zouden plegen. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feit 1: het medeplegen van hulp bij geweldpleging
4.3.1.1.
Juridisch kader
Artikel 141a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt als volgt:
“Hij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het plegen van geweld tegen personen of goederen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
Artikel 141a Sr is ingevoerd om te kunnen optreden tegen groepen (voetbal)vandalen die elkaar opzoeken voor een gewelddadig treffen, zonder dat daartegen effectief kan worden opgetreden, aangezien dergelijk treffen vaak kort van tevoren wordt afgesproken. Daarmee zou een doeltreffende aanpak van in het bijzonder voetbalvandalisme worden belemmerd. Met de bepaling wordt voorzien in een generieke strafbepaling en is het niet nodig dergelijk gedrag via de complexere weg van bijvoorbeeld artikel 46a Sr (poging tot uitlokking) aan te pakken. De veronderstelling is dat de strafrechtelijke aanpak (en de kans op veroordeling) van dergelijk gedrag daarmee wordt vereenvoudigd. De bepaling geeft een aanvulling op artikel 46 Sr (voorbereidingshandelingen van een misdrijf) en artikel 141 Sr (openlijke geweldpleging). De geweldpleging hoeft nog niet te zijn begaan. Ook hoeft van fysieke voorbereidingshandelingen nog geen sprake te zijn. [1]
Onder de bestanddelen gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen wordt in ieder geval verstaan het via digitale communicatie bij elkaar oproepen tot een ontmoeting op een bepaalde plaats en tijd en het opzettelijk voorhanden hebben van voorwerpen. Aannemelijk is dat met de bestanddelen gelegenheid, middelen of inlichtingen aansluiting wordt gezocht bij artikel 48 Sr (medeplichtigheid), zij het dat het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen er niet primair toe strekt om te bewegen tot het plegen van geweld. Het gaat erom dat met het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen iemand op het kwade pad kan worden gebracht. [2]
4.3.1.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting dat hij één van de groepsbeheerders van de WhatsAppgroep ‘Buurthuis2’ was en dat hij de berichten van gebruiker ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft verstuurd, van oordeel dat verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen. Hij heeft in ‘Buurthuis 2’ gezegd dat men bij Strandvliet moest verzamelen omdat “ze” daar uit de metro kwamen, dat er cobra’s geregeld moesten worden en dat men moest doen alsof ze Ajaxsupporters waren en “dan vecht je tegen die Joden”. Op de vraag van een andere deelnemer van de WhatsAppgroep wat het plan is na de wedstrijd, antwoordde verdachte: “Beste is na de wedstrijd verspreid door de stad en bij hotels stallen, tot je de mogelijkheid hebt. Als mannen extra nodig zijn locatie delen”. Nadat hij een oproep deed dat iedereen naar het Damrak moest komen stuurde hij de berichten: “Zijn overal, sloop ze”, “Als je tegwn komt” en “Gewoon slopen”. Op het bericht van een deelnemer uit de WhatsAppgroep dat “ze schuilen in hotel overtoom”, reageerde verdachte: “Erop af”.
De rechtbank is van oordeel dat deze informatie-uitwisseling tot openlijk geweld zou kunnen leiden. Er wordt immers gesproken over geweld dat moet worden gebruikt tegen Joden. Zoals hiervoor al is overwogen is voor een bewezenverklaring niet vereist dat naar aanleiding van de berichten daadwerkelijk geweld heeft plaatsgevonden. Gelet op de inhoud van de berichten en de context waarin de berichten zijn verstuurd is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte opzet had op het verschaffen van inlichtingen tot het plegen van openlijk geweld.
Verdachte heeft door op de hiervoor beschreven wijze deel te nemen aan de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ nauw en bewust samengewerkt met andere deelnemers in die groep. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat feit 1 kan worden bewezen.
4.3.2.
Feit 2: groepsbelediging van Joden wegens hun ras/godsdienst
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan groepsbelediging van Joden wegens hun ras en/of godsdienst, door in de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ op de vraag: “Is die eerste trein met joden al gekomen?” te reageren met: “Nee vertraging hitler heeft speciale laten komen met gas erin”. De rechtbank komt tot de conclusie dat feit 2 kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 7 november 2024 tot en met 8 november 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen door de rol van groepsbeheerder van de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ op zich te nemen en deel te nemen aan de Whatsappgroep ‘Buurthuis 2’ en in deze WhatsAppgroep berichten te sturen waarin hij, verdachte – zakelijk weergegeven –
- informatie verschaft over de locatie waar men moet verzamelen en
- informatie verschaft over de locatie waar ‘ze’ de metro uit komen en verblijven en
- vraagt om cobra’s mee te nemen en
- informatie verschaft over de manier waarop gevochten zou moeten worden door het volgende bericht te sturen ‘Doe alsof je ajax supporter bent dan vecht je tegen die joden’ en
- een link stuurt naar een andere WhatsAppgroep genaamd ‘13:00 DAM 18:00 ARENA [emoticons] groep 2’ en
- een link stuurt naar een andere Telegramgroep genaamd ‘18:00 verzamelen kraaienest station’ en
- instructies geeft over wat de groep moet doen door het volgende bericht te sturen ‘beste is na de wedstrijd verspreid door de staf en bij hotels stallen, tot je de mogelijkheid hebt. Als mannen extra nodig zijn locatie delen’ en
- instructies geeft over wat met ‘ze’ te doen door het volgende bericht te sturen ‘zijn overal, sloop ze, erop af' en ‘waka die vlag pakken’ en
- instructies geeft over het codewoord
ten behoeve van het (gezamenlijk) plegen van geweld en/of mishandelingen gericht tegen personen;
2.
op 7 november 2024 in Nederland, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door in een WhatsApp groepschat, (genaamd ‘Buurthuis 2’) op de volgende uiting: “Is die eerste trein met joden al gekomen?” te reageren met de uiting: “Nee vertraging hitler heeft speciale laten komen met gas erin”.

6.Strafbaarheid van het feit

De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde. De rechtbank komt tot deze beslissing omdat voor de aan verdachte verweten gedraging, waarvoor het bewijs is geleverd, een bijzondere strafbepaling bestaat. Het Openbaar Ministerie had die bijzondere strafbepaling (te weten artikel 137c lid 2 Sr) ten laste moeten leggen. De algemene strafbaarstelling van groepsbelediging ex artikel 137c lid 1 Sr is dan niet van toepassing. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De tenlastelegging van feit 2 is gebaseerd op het eerste lid van artikel 137c Sr (groepsbelediging). In het tweede lid van artikel 137c Sr is een bepaalde vorm van groepsbelediging verboden, te weten specifiek in de gevallen waarin enkele internationale misdrijven en - kort gezegd - de Holocaust, worden vergoelijkt, ontkend of verregaand gebagatelliseerd.
In de Memorie van Toelichting van artikel 137c lid 2 Sr wordt onder meer het volgende vermeld:
“Uit bestendige nationale jurisprudentie blijkt dat het publiekelijk vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van de Holocaust (hierna ook: Holocaustontkenning), gericht tegen de groep mensen met een Joodse achtergrond, nu al aan de basis kan liggen van een veroordeling wegens groepsbelediging (artikel 137c, eerste lid, Sr). Het voorgestelde tweede lid van deze bepaling beoogt zoveel mogelijk bij die rechtspraak aan te sluiten en te verduidelijken dat uitlatingen die betrekking hebben op de in dat lid genoemde internationale misdrijven, gericht tegen een in artikel 137c, eerste lid, Sr aangeduide groep personen, tevens onder het bereik van groepsbelediging kunnen vallen. Daarmee wordt uitdrukkelijk in de wet vastgelegd dat al deze uitingen kwalificeren als een specifieke vorm van groepsbelediging, indien zij een groepsbeledigend karakter hebben.
De specifieke vormen van groepsbelediging die in het voorgestelde tweede lid zijn neergelegd, kennen dezelfde delictsbestanddelen als het algemene delict groepsbelediging (eerste lid), zij het dat in het geval van het tweede lid specifiek moet worden bewezen dat de feiten die een internationaal misdrijf opleveren, zijn vergoelijkt, zijn ontkend of verregaand zijn gebagatelliseerd. Beoogd is dat tussen de algemene strafbaarstelling van groepsbelediging (eerste lid) en de bijzondere strafbaarstelling van specifieke vormen van groepsbelediging (tweede lid) een specialiteitsverhouding zal bestaan. Die bijzondere rechtsverhouding brengt mee dat het vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van de nader aangeduide internationale misdrijven alleen langs de weg van de bijzondere strafbepaling een vorm van groepsbelediging kan opleveren; op deze specifieke uitlatingen is de algemene strafbepaling niet van toepassing.” [3]
Uit het voorgaande volgt dat het tweede lid van artikel 137c Sr als een systematische specialis ten opzichte van het eerste lid moet worden beschouwd. Dit is een specialiteitsverhouding die niet op grond van een letterlijke vergelijking van de delictsomschrijving moet worden aangenomen, maar op basis van het wettelijk stelsel en de bedoeling van de wetgever. De wetgever heeft hiermee ondubbelzinnig tot uitdrukking gebracht dat het vergoelijken, ontkennen, of verregaand bagatelliseren van internationale misdrijven moeten worden gekwalificeerd als een specifieke vorm van groepsbelediging.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de uitlating van verdachte “Nee vertraging hitler heeft speciale laten komen met gas erin” op de vraag “Is die eerste trein met Joden al gekomen?”, onder de specialis van het tweede lid van artikel 137c Sr. Dit brengt met zich mee dat alleen het tweede lid van artikel 137c Sr als strafbepaling in aanmerking komt. Het bewezenverklaarde kan echter niet worden gekwalificeerd volgens het tweede lid van artikel 137c Sr, nu de vereiste bestanddelen vergoelijken, ontkennen, en/of verregaand bagatelliseren van internationale misdrijven niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. Dit brengt mee dat verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte voor feit 1 uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 64 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn fouten heeft erkend. Aan verdachte moet geen hogere straf opgelegd worden dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel is volgens de verdediging niet nodig.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Algemene overweging
Zowel voor als na de wedstrijd van Ajax tegen Maccabi Tel Aviv hebben op diverse locaties in Amsterdam ernstige ongeregeldheden plaatsgevonden, waaronder de belaging en mishandeling van aanhangers van deze Israëlische voetbalclub. Naast deze publieke ongeregeldheden, zijn in een grote WhatsAppgroep van meer dan 900 leden (bekend als de Buurthuis2groep) beledigende teksten geuit over Joden en werd er opgeroepen tot geweld tegen Maccabi-supporters. Er zijn veel camerabeelden beschikbaar waaruit blijkt dat Maccabi-supporters werden geconfronteerd met grof geweld. Ook blijkt uit beelden dat er Palestijnse vlaggen door Maccabi-aanhangers van gevels zijn gescheurd en dat er beledigende leuzen en liederen werden gescandeerd gericht tegen ‘Arabieren’. Dit lijkt de al bestaande boosheid en frustratie over de huidige situatie in Israël en Palestina te hebben aangewakkerd.
Al deze elementen tezamen lijken er toe te hebben bijgedragen dat op ongekende wijze de vlam in de pan is geslagen. De gebeurtenissen hebben in binnen- en buitenland dan ook een grote schok teweeggebracht.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verdenkingen uiteraard oog voor de context waarin de feiten zich hebben afgespeeld, maar benadrukt dat deze context geen enkele rechtvaardiging biedt voor het oproepen tot en gebruiken van fysiek geweld tegen de Israëlische supporters die te gast waren in Amsterdam voor een voetbalwedstrijd. Evenmin rechtvaardigt het de beledigingen die zijn geuit.
Naast de gewelddadigheden van de groep waar de verdachte al dan niet aan heeft bijgedragen heeft de rechtbank ook gekeken naar de specifieke rol die een bepaalde verdachte heeft gehad ten aanzien van het geweld en of hij daarbij behulpzaam is geweest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan hulp bij geweldpleging door deel te nemen aan de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’, waarvan hij één van de beheerders was, en daarin inlichtingen te verschaffen tot het plegen van geweld. Hij heeft in die WhatsAppgroep onder meer informatie verschaft over de locatie waar men zich moest verzamelen, de locatie waar “ze” uit de metro kwamen en in welke hotels “ze” verbleven. Hij zei dat andere deelnemers cobra’s moesten regelen, dat ze moesten doen alsof ze Ajaxsupporters waren en dan “vecht je tegen die Joden”. Als men “ze” tegenkwam, moest men ze “gewoon slopen”. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij met zijn berichten bewust heeft bijgedragen aan het verhogen van (mogelijk) gevaarzettend gedrag jegens de (beoogde) slachtoffers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 februari 2025. Gezien het lage recidiverisico, de impact die de (justitiële) gevolgen op verdachte heeft en gelet op zijn schuldbewuste houding, ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor interventies. Er wordt daarom geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat voor soortgelijke feiten doorgaans taakstraffen worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit en de context waarin het feit zich heeft afgespeeld, zoals hierboven weergegeven, is de rechtbank echter van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straf die de rechtbank eerder in een vergelijkbare zaak in het onderzoek Marsfit heeft opgelegd. [4] In de omstandigheid dat verdachte beheerder van ‘Buurthuis 2’ was en gelet op de langere bewezenverklaarde periode waarin verdachte berichten in de WhatsAppgroep heeft verstuurd, ziet de rechtbank aanleiding om in het nadeel van verdachte af te wijken van de straf die in de hiervoor aangehaalde uitspraak is opgelegd. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024288903-G6589599, 13 pro)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024288903-G6589627, galaxy s24)
1 STK Sjaal (Omschrijving: PL1300-2024288903-G6589634)
9.1.
Verbeurdverklaring
De onder nummer 2 genoemde telefoon behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
9.2.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummer 1 genoemde telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte.
9.3.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder nummer 3 genoemde sjaal dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 141a, van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in rubriek 5 onder 2 bewezene niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Het bewezen verklaarde onder 1 levert op:
medeplegen van opzettelijk inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen en goederen.
Verklaart het in rubriek 5 onder 1 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2024288903-G6589627, galaxy s24)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2024288903-G6589599, 13 pro)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Sjaal (omschrijving: PL1300-2024288903-G6589634)
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2025.

Voetnoten

1.Ten Voorde, in:
2.Ten Voorde, in:
3.Kamerstukken II 2023/24, 36491, nr. 3 (onder artikel III).