Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, zitting houdende in de Internationale Rechtshulpkamer, een verzoek om aanvullende toestemming van de Duitse autoriteiten afgewezen. Dit verzoek was ingediend door het Amtsgericht Osnabrück op 12 juni 2024 en betrof de overgeleverde persoon, geboren in 1972 in de voormalige Sovjet-Unie, die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de overgeleverde persoon niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren tegen het verzoek kenbaar te maken, wat in strijd is met de eisen van effectieve rechterlijke bescherming. De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van de overgeleverde persoon niet kenbaar zijn en daarom niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling van het verzoek. De rechtbank wees het verzoek af, maar merkte op dat de Duitse autoriteiten een nieuw verzoek kunnen indienen, mits de bezwaren van de overgeleverde persoon duidelijk worden gemaakt.
De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. E. de Rooij en A.R. Vlierhuis, in aanwezigheid van griffier mr. J.M. Esschendal. De rechtbank benadrukte het belang van het waarborgen van de rechten van de verdediging in dergelijke procedures, en dat het niet voldoen aan deze eisen leidt tot de afwijzing van het verzoek.