In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiser] een conservatoire maatregel heeft aangevraagd tegen [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een incident waarbij [eiser] op 3 februari 2023 ten val is gekomen tijdens het uitlaten van haar hond, naar eigen zeggen door de hond van [gedaagde]. [Eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden, en heeft conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaken van [gedaagde] en op bankrekeningen bij ABN AMRO Bank. [Gedaagde] heeft in het incident verzocht om opheffing van het conservatoire beslag, stellende dat het beslag onterecht is gelegd en dat er onvoldoende bewijs is voor de vordering van [eiser]. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van [eiser] is aangetoond en dat het belang van [eiser] bij het handhaven van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om vrijelijk over haar onroerende zaken te kunnen beschikken. De rechtbank heeft de vordering van [gedaagde] tot opheffing van het beslag afgewezen en de proceskosten aan [gedaagde] opgelegd.