ECLI:NL:RBAMS:2025:1745

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/13/755099 / HA ZA 24-890
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in civiele procedure tussen Litouwse en Nederlandse partijen

In deze zaak, die zich afspeelt tussen een Litouws bedrijf, aangeduid als [handelsnaam 1], en Revolut Bank UAB, is de vraag aan de orde of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [handelsnaam 1]. De procedure in Litouwen was eerder aanhangig dan de procedure in Nederland, en de Litouwse rechter heeft een inhoudelijk oordeel gegeven over de vordering. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd moet verklaren, omdat de Litouwse rechter zich bevoegd heeft geacht. Dit oordeel is in lijn met de Brussel I-bis Verordening, die bepaalt dat als er meerdere procedures aanhangig zijn tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, de rechter waar de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van de eerste rechter vaststaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding in de Litouwse procedure eerder is betekend dan die in de Nederlandse procedure, en dat Revolut op de hoogte was van deze procedure. Hierdoor kan de Nederlandse rechter niet beslissen over de bevoegdheid voordat de Litouwse rechter dat heeft gedaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [handelsnaam 1] geen nieuwe advocaat heeft gesteld na de onttrekking van mr. Gloudemans, waardoor zij niet in staat is om proceshandelingen te verrichten. De rechtbank heeft [handelsnaam 1] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 11.152,00, en heeft bepaald dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/755099 / HA ZA 24-890
Vonnis van 26 maart 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [handelsnaam 1] ,
advocaat: onttrokken
tegen
REVOLUT BANK UAB,
te Vilnius (Litouwen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Revolut,
advocaat: mr. D.A. Apperloo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6153 (hierna: het tussenvonnis),
- het B16 formulier, ingediend op 24 januari 2025, met daarbij gevoegd het verzoek de zaak op te brengen op de continuatierol van 5 februari 2025, met daarbij gevoegd de uitspraak van het Vilnius Regional Courtvan 9 december 2024 in de zaak met nummer e2-2224-866/2024 tussen [handelsnaam 1] en Revoluten de vertaling van deze uitspraak,
- het B2 formulier, waarbij mr. Gloudemans zich heeft onttrokken als advocaat van [handelsnaam 1] .
1.2.
Nadat mr. Glioudemans zich had onttrokken is de zaak naar de rol van 5 maart 2025 verwezen voor het stellen van een andere advocaat door [handelsnaam 1] . [handelsnaam 1] heeft geen nieuwe advocaat gesteld. Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis als volgt geoordeeld:
“5.2. De zaak heeft een internationaal karakter, omdat [handelsnaam 1] is gevestigd in Litouwen. De zaak valt onder het toepassingsbereik van de Brussel I-bis Vo . Op grond van artikel 29 lid 1 Brussel I bis-Vo geldt als hoofdregel dat, wanneer voor de gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, het gerecht waar de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van het gerecht waar de zaak als eerste aanhangig is gemaakt, vaststaat. In artikel 32 lid 1 onder a van de Brussel I-bis Vo staat dat een gerechtelijke procedure aanhangig is vanaf het moment dat de dagvaarding bij de rechtbank is ingediend op (kort gezegd) de voorwaarde dat eiser de dagvaarding correct heeft betekend aan gedaagde. Uit de stukken uit de Litouwse procedure blijkt dat de dagvaarding van 13 mei 2024 is en het verweerschrift van 30 juli 2024. De dagvaarding in deze procedure dateert van 1 augustus 2024. De procedure in Litouwen was eerder aanhangig dan deze procedure. In de procedure in Litouwen is ook Revolut gedaagde. Uit haar verweerschrift blijkt dat zij bekend is met de procedure. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de dagvaarding correct aan haar is betekend.
5.3.
De Nederlandse rechter mag niet beslissen over de bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen van [handelsnaam 1] , voordat de Litouwse rechter daarover heeft beslist. In afwachting van de beslissing van de Litouwse rechter houdt de rechtbank de beslissing over de bevoegdheid dan ook aan (artikel 29 lid 1 Brussel I-bis Vo). Als de Litouwse rechter zich bevoegd verklaart, zal de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vorderingen. Als de Litouwse rechter zich onbevoegd verklaart, zal de rechtbank alsnog moeten beoordelen of aan haar rechtsmacht toekomt. Overigens heeft [handelsnaam 1] in de dagvaarding niet uiteengezet waarom de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen.”
2.2.
In afwachting van de beslissing van de Litouwse rechter over diens bevoegdheid, is de zaak aangehouden. Revolut heeft de zaak weer opgebracht en de uitspraak van het Vilnius Regional Court van 9 december 2024 in de zaak met nummer e2-2224-866/2024 tussen [handelsnaam 1] en Revolut en de vertaling van deze uitspraak in het geding gebracht.
2.3.
[handelsnaam 1] heeft nadat mr. Gloudemans zich had onttrokken geen nieuwe advocaat gesteld en kan dus geen proceshandelingen verrichten. Zij kan dus niet in de gelegenheid worden gesteld op de door Revolut in het geding gebrachte producties te reageren.
2.4.
Te beoordelen is of de Litouwse rechter zich bevoegd heeft verklaard. Als dat zo is dient de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaren, zoals in het tussenvonnis is overwogen.
2.5.
In de onder 2.2 genoemde beslissing ontbreekt een expliciete beslissing over de rechtsmacht van de Litouwse rechter. Uit het feit dat de rechter een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de ingestelde vordering kan echter worden afgeleid dat de rechter zich bevoegd heeft geacht. Dat oordeel is ook in overeenstemming met de hoofdregel van artikel 4 van de Brussel I bis Vo [1] : zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Deze rechtbank dient zich daarom onbevoegd te verklaren en de incidentele vordering met die strekking slaagt.
2.6.
De beslissing over de proceskosten was in het tussenvonnis aangehouden. [handelsnaam 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Revolut worden begroot op:
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 4.357,00 (1 punt × € 4.357,00)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 11.152,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart zich onbevoegd,
3.2.
veroordeelt [handelsnaam 1] in de proceskosten van € 11.152,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [handelsnaam 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [handelsnaam 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025
.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking),