ECLI:NL:RBAMS:2025:1794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/13/752194 / HA ZA 24-651
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopprijs en conservatoire maatregelen in aandeelverkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en HB NL B.V. over de niet-nakoming van een overeenkomst tot verkoop van aandelen. [eiseres] B.V. heeft op 9 juni 2023 haar aandelen in Ceress Foods Holding B.V. verkocht aan HB NL B.V. voor een bedrag van € 200.000,-, waarvan slechts € 87.500,- is voldaan. [eiseres] heeft conservatoir beslag gelegd op de tegoeden van HB NL, omdat de koopprijs niet volledig is betaald. In conventie vordert [eiseres] een bedrag van € 112.500,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. HB NL heeft verweer gevoerd en stelt dat de vorderingen van [eiseres] niet-ontvankelijk zijn, omdat de schuld blijkt uit de leveringsakte en de pandakte. Subsidiair stelt HB NL dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de waarde van de aandelen lager zou zijn dan de koopprijs. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op de gevorderde bedragen, omdat HB NL niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen en HB NL veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief proceskosten en wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/752194 / HA ZA 24-651
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. K.H. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HB NL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: HB NL,
advocaat: mr. B.J. de Deugd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 maart 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 13 november 2024,
- de akte overlegging producties aan de zijde van HB NL,
- de akte overlegging producties, tevens wijziging van eis aan de zijde van [eiseres] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en HB NL hebben op 9 juni 2023 een overeenkomst gesloten, waarbij [eiseres] haar aandelen in Ceress Foods Holding B.V (hierna: Ceress). voor een bedrag van € 200.000,- aan HB NL heeft verkocht. Ceress is enig aandeelhouder van Ceress Foods B.V.
2.2.
Op de datum van de overeenkomst hield [eiseres] twee derde van de aandelen in Ceress. De rest van de aandelen werd en wordt gehouden door [bedrijf] B.V., waarvan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) bestuurder is.
2.3.
Partijen hebben afgesproken dat HB NL de koopprijs zou voldoen in zes termijnen waarbij de eerste termijn op de leveringsdatum van de aandelen zou worden voldaan.
2.4.
Als zekerheid voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van HB NL is bij notariële akte ten behoeve van [eiseres] een pandrecht gevestigd op de aandelen.
2.5.
Van de € 200.000,- heeft HB NL € 87.500,- voldaan.
2.6.
Op 14 en 18 maart 2024 heeft [eiseres] ten laste van HB NL conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN-AMRO Bank, respectievelijk Rijnland Holding B.V.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
HB NL veroordeelt om haar € 112.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2024,
HB NL veroordeelt om € 1.900,- aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen,
HB NL veroordeelt in de proceskosten (de kosten van de gelegde beslagen daaronder begrepen) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe dat partijen een overeenkomst hebben gesloten waarbij is afgesproken dat HB NL een bedrag van € 200.000,- zou betalen. HB NL is deze betalingsafspraak niet (volledig) nagekomen en moet het restant alsnog betalen.
3.3.
HB NL voert primair het verweer dat de vorderingen van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. De schuld van HB NL blijkt namelijk uit de leveringsakte en de pandakte. [eiseres] had de notaris simpelweg kunnen verzoeken om afgifte van een grosse van die akte(n). Dat was veel goedkoper geweest. [eiseres] heeft geen belang bij deze procedure.
HB NL voert subsidiair aan dat [eiseres] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. De balanscijfers van Ceress Foods B.V., die de basis zijn geweest voor de koopprijs, blijken achteraf gezien niet te kloppen. Het gevolg hiervan is dat de waarde van de deelneming in werkelijkheid lager is en dat de overeengekomen koopprijs dus te hoog is. Het verschil is een bedrag van per saldo € 109.000,-. Nu de koopovereenkomst ziet op de koop van 67% van het (winstgerechtigde deel in het) aandelenkapitaal in Ceress, is de afwijking in de waardering van die aandelen te stellen op € 73.030.-.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
HB NL vordert, indien het primaire verweer in conventie van HB NL slaagt:
veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 73.030,00, vermeerderd met rente en kosten;
en/of indien het subsidiaire verweer in conventie geheel of gedeeltelijk slaagt, opheffing van de gelegde conservatoire beslagen ten laste van HB NL.
3.6.
[eiseres] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eiseres] heeft als pandhouder op grond van artikel 3:248 BW het recht van parate executie. In beginsel is voor uitwinning van het pandrecht dus geen voorafgaande executoriale titel vereist. Indien het pandrecht – zoals hier het geval is – gevestigd is bij notariële akte, dan vormt de grosse daarvan een executoriale titel.
4.2.
Dit betekent echter niet dat [eiseres] daarmee geen belang heeft bij een procedure. Zo brengt het recht van parate executie voor beide partijen risico’s mee. Een rechterlijke toets kan voor een partij de voorkeur verdienen en gezien de risico’s juist heel verstandig zijn. Dit speelt hier des te meer, nu HB NL verweer voert tegen de vordering.
4.3.
Bovendien heeft [eiseres] conservatoir beslag laten leggen. Conservatoir beslag vervalt van rechtswege als binnen een bepaalde termijn geen eis in de hoofdzaak wordt ingesteld. Nu [eiseres] op het moment van het verzoek om conservatoir beslag nog geen hoofdzaak aanhangig had gemaakt, heeft de voorzieningenrechter [eiseres] een periode van 14 dagen gegeven voor het instellen hiervan, op straffe van verval van het beslag. [eiseres] heeft dus alle belang bij deze procedure. Het primaire verweer van HB NL gaat dan ook niet op.
4.4.
In het kader van het subsidiaire verweer heeft HB NL slechts een beroep gedaan op verrekening. Op grond van artikel 6:136 BW kan een vordering echter ondanks een beroep op verrekening worden toegewezen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
Dat dit hier het geval is wordt hieronder toegelicht.
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat als koopprijs een bedrag van € 200.000,- is afgesproken en dat daarvan nog € 112.500,00 openstaat. In zoverre is de vordering voor toewijzing vatbaar. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd betwist dat de (jaar)stukken als grondslag hebben gediend voor de koopprijs. Op het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten, had [eiseres] een vordering op Ceress van € 475.000,-. Vanwege de lange relatie tussen haar en [naam 1] heeft [eiseres] ervoor gekozen om de aandelen voor ongeveer de helft van deze vordering te verkopen aan HB NL. Dit betekent dat indien de onderneming veel meer of veel minder waard was geweest dit geen invloed zou hebben gehad op de verkoopprijs. Het bedrag van € 200.000,- is geen afspiegeling van de werkelijke waarde van de aandelen, aldus [eiseres] . HB NL heeft hiertegenover niet duidelijk kunnen maken dat de koopprijs van € 200.000,- zodanig verband hield met de jaarstukken van met name Ceress Food B.V., dat enige onjuistheid daarin rechtstreeks zou moeten doorwerken in de hoogte van die koopprijs.
4.6.
Los van deze betwisting door [eiseres] is niet goed te volgen hoe HB NL aan een bedrag van € 109.000,- komt. Volgens HB NL zou achteraf zijn gebleken dat de passiva op de balans te laag zijn gewaardeerd en de activa te hoog. Hiervoor verwijst zij naar e-mails van [naam 2] , die werkzaamheden heeft verricht aan de administratie van de beide Ceress-vennootschappen. Uit deze mails zou moeten blijken dat de crediteuren voor zeker
€ 53.000,19 te laag zijn gewaardeerd en dat de post oninbare debiteuren ontoereikend zou zijn tot een bedrag van € 56.000,-. Deze verschillen zouden per saldo uitkomen op
€ 109.000,-. Bij de onderbouwing van HB NL ontbreekt echter een specificatie van de posten. Omdat alleen over totaalbedragen wordt gesproken, valt hier niet uit te halen hoe HB NL op deze bedragen komt. Daarnaast zijn de overgelegde stukken maar gedeeltelijk leesbaar.
4.7.
Bovendien heeft [eiseres] de bevindingen van [naam 2] gemotiveerd betwist. Zij heeft daartoe een accountant, [naam 3] , ingeschakeld. [naam 3] heeft vervolgens verschillende vragen gesteld en onduidelijkheden aangestipt in de door [naam 2] genoemde bedragen. Tevens heeft hij erop gewezen dat een debiteurenlijst ontbreekt en dat er dus geen controle plaats kan vinden naar de hoogte van het vermeende verschil. HB NL is hierop niet meer ingegaan, zodat dit ongewis blijft.
4.8.
In de gegeven omstandigheden had het op de weg van HB NL gelegen om haar verweer verder toe te lichten en met bewijsstukken te staven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij te kennen gegeven dat er weinig informatie voorhanden is, omdat [naam 1] beschikt over alle relevante stukken en het contact met hem moeizaam verloopt.
Dit is echter een omstandigheid die voor rekening en risico komt van HB NL en niet van [eiseres] .
4.9.
Al met al is de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen, terwijl de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Aan het beroep op verrekening zal dan ook voorbij worden gegaan en de vorderingen zullen worden toegewezen.
4.10.
Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder de vorderingen in reconventie zijn gesteld, zodat deze vorderingen geen verdere bespreking behoeven.
4.11.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 1.900,- aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het tarief dat is bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal worden toegewezen.
4.12.
[eiseres] vordert HB NL te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.266,37 voor kosten deurwaardersexploten en € 688,00 voor griffierecht, totaal € 1.954,37.
4.13.
HB NL is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
5.929,00
- salaris advocaat
5.787,00
(3 punt(en) × € 1.929,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.109,22
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt HB NL om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 112.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 6 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt HB NL om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.900,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt HB NL in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.954,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt HB NL in de proceskosten van € 12.109,22, te betalen binnen veertien dagen na deze uitspraak, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als HB NL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt HB NL tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na deze uitspraak zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in deze rechtbank, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.