ECLI:NL:RBAMS:2025:1834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
13/153877-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens noodweer na geweldsincident tijdens aanhouding van winkeldief

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die als toezichthouder bij Albert Heijn betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte had geprobeerd een winkeldief aan te houden, maar deze verzette zich hevig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door de winkeldief tegen het hoofd te trappen, maar heeft hem vrijgesproken van de overige tenlasteleggingen op grond van noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een noodsituatie verkeerde en proportioneel handelde om zichzelf te verdedigen tegen de aanvallen van de winkeldief. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De uitspraak benadrukt de grenzen van zelfverdediging en de toepassing van noodweer in situaties van geweld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/153877-24
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Finani, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-die [slachtoffer] van achteren bij zijn nek heeft/hebben vastgepakt (waardoor hij geen lucht meer kreeg) en/of
-die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of
-die [slachtoffer] tegen het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
-die [slachtoffer] tegen het achterhoofd, althans het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
-die (op de grond liggende) [slachtoffer] tegen het gezicht heeft/hebben getrapt en/of geschopt (waardoor hij het bewustzijn verloor) en/of
-op die [slachtoffer] is/zijn blijven inslaan en/of schoppen en/of
-op de keel van die [slachtoffer] is/zijn gaan staan (waardoor hij geen lucht kreeg) en/of
-op de rug en/of de borst en/of de benen en/of de enkel en/of de voet, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestaan en/of is/zijn gesprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten, in een filiaal van Albert Heijn gelegen aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
-die [slachtoffer] van achteren bij zijn nek vast te pakken (waardoor hij geen lucht meer kreeg) en/of
-die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of
-die [slachtoffer] tegen het gezicht te slaan en/of
-die [slachtoffer] tegen het achterhoofd, althans het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
-die (op de grond liggende) [slachtoffer] tegen het gezicht te trappen en/of te schoppen (waardoor hij het bewustzijn verloor) en/of
-op die [slachtoffer] te blijven inslaan en/of schoppen en/of
-op de keel van die [slachtoffer] te staan (waardoor hij geen lucht kreeg) en/of
-op de rug en/of de borst en/of de benen en/of de enkel en/of de voet, althans het lichaam van die [slachtoffer] te staan en/of te springen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 4 maart 2024 werkte verdachte als toezichthouder bij de Albert Heijn aan het [adres] in Amsterdam. Hij zag dat een man niet al zijn boodschappen afrekende. Nadat de winkeldief geconfronteerd was met de waarneming begeleidde verdachte en een winkelmedewerker hem naar een kantoorruimte. Op weg naar de kantoorruimte rende de winkeldief weg van verdachte. Toen verdachte de winkeldief vastpakte, verzette deze zich hevig. Verdachte heeft toen samen met de winkelmedewerker en drie winkelbezoekers de winkeldief onder controle gebracht. Hierbij is geweld gebruikt.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Hij heeft daarbij gerefereerd aan de aangifte en het proces-verbaal betreffende het uitkijken van de camerabeelden. Door zijn handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] aanvaard. De officier van justitie meent tevens dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat in dit geval sprake was van en rechtmatig burgerarrest, waarbij uiteindelijk een noodweer(exces)-situatie is ontstaan. Verdachte heeft binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit gehandeld. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Subsidiair bepleit de raadsvrouw vrijspraak van de poging zware mishandeling omdat er geen aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel en evenmin een bewuste aanvaarding daarvan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling het medeplegen niet bewezen. Van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het gezamenlijke doel dat werd beoogd was de aanhouding van een winkeldief. Er werd door verschillende personen gehandeld in paniek, er heeft vooraf geen overleg plaatsgevonden en de rechtbank maakt uit de beelden op dat de betrokkenen niet allemaal van elkaar door hebben gehad wat voor geweldshandelingen anderen verrichtten. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken voor het medeplegen.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling met de geweldshandelingen die hij zelf heeft verricht.
Op de camerabeelden die beschreven staan in het dossier en die ter terechtzitting zijn getoond heeft verdachte zichzelf herkend. Op de beelden is te zien dat verdachte door de supermarkt achter [slachtoffer] aanrent. Vervolgens is te zien dat verdachte [slachtoffer] beetpakt door achter [slachtoffer] te staan en met twee armen om zijn nek te klemmen. Hierna is te zien dat verdachte samen met een winkelmedewerker en een klant van de winkel [slachtoffer] uit balans haalt en naar de grond brengt. Te zien is dat [slachtoffer] op de grond ligt en dat verdachte de nekklem aangespannen houdt voor de duur van negen seconden, waarbij [slachtoffer] paniek uitstraalt en met open mond zijn tong uitsteekt. Dan laat verdachte [slachtoffer] los. Later is te zien dat verdachte vier keer met zijn voet op het hoofd van [slachtoffer] trapt.
Ten aanzien van het naar de grond werken en het van achter bij de nek vastpakken
Verdachte heeft [slachtoffer] bij zijn nek vastgepakt en naar de grond gewerkt, omdat deze wegrende en zich heftig verzette toen verdachte hem probeerde tegen te houden, omdat hij zijn boodschappen niet had afgerekend. Op grond van art. 53 Sv is het een burger toegestaan om tot aanhouding over te gaan als sprake is van een geval van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft de verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. Dat was hier het geval. Verdachte mocht daarbij die handelingen verrichten die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk waren om [slachtoffer] onder controle te krijgen. Waar nodig mocht dit met gepaste dwang of geweld, mits deze handelingen voldeden aan de eisen van de proportionaliteit en subsidiariteit. [1] Hoewel verdachte blijkens de beelden bij [slachtoffer] een stevige nekklem heeft aangelegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte proportioneel heeft gehandeld door [slachtoffer] vast te pakken bij zijn nek en naar de grond te werken om zo het door [slachtoffer] geuite heftige verzet te doen stoppen. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het aanbrengen van de nekklem en het naar de grond brengen van [slachtoffer] , door [slachtoffer] in zijn hand is gebeten, hetgeen wordt ondersteund door medische informatie in het dossier.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen ten aanzien van het van achteren bij de nek vastpakken van [slachtoffer] en het naar de grond werken van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte zal daarom ten aanzien van deze handelingen worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het tegen het hoofd trappen
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte door met kracht tegen het hoofd van het [slachtoffer] te trappen op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een van de meest kwetsbare delen van het lichaam is. De rechtbank overweegt dat de mate van het geweld tegen [slachtoffer] een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel opleverde. Door het uitvoeren van dit geweld, terwijl [slachtoffer] al op de grond lag, heeft verdachte deze kans bewust aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
op 4 maart 2024 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

6.De strafbaarheid van het feit

Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] voorafgaand aan het trappen zijn been vasthield en hier in beet. [slachtoffer] had kort daarvoor verdachte in zijn hand en de winkelmedewerker in diens been gebeten. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geschopt, omdat hij wilde dat [slachtoffer] zou stoppen met bijten.
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de feitelijke toedracht aannemelijk. Het dossier bevat een medisch stuk waarin beschreven staat dat verdachte in het ziekenhuis is opgenomen voor de behandeling van een mensenbeet aan zijn rechterhand. Ook heeft de bij het incident betrokken winkelmedewerker verklaard in zijn been te zijn gebeten. Op de zitting heeft verdachte een foto overlegd van een bijtwond aan zijn been. De rechtbank acht het gelet hierop aannemelijk dat verdachte voorafgaand aan het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] , door [slachtoffer] in zijn been werd gebeten. Er was daarmee op dat moment sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen zijn lijf, waartegen verdediging noodzakelijk was. Verdachte kon zich niet aan deze situatie onttrekken, omdat hij aan zijn been werd vastgehouden, en trapte met zijn voet op het bijtende hoofd van [slachtoffer] . Verdachte probeerde daarmee het geweld richting hem te doen stoppen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de verdediging van verdachte in deze gegeven situatie aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarmee slaagt het beroep op noodweer en is het bewezenverklaarde feit niet strafbaar. Verdachte wordt dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 2.495,-- aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,-- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsvrouw van verdachte heeft gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. A.R. Vlierhuis en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2025.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
[...]

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:304.