ECLI:NL:RBAMS:2025:1925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11306286 CV EXPL 24 11780
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst van opdracht inzake beleggingsdiensten en terugbetaling van inleg

In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 januari 2025 uitspraak gedaan over de ontbinding van een overeenkomst van opdracht tussen eiser en gedaagde, die op 23 augustus 2022 was gesloten. Eiser had gedaagde ingehuurd voor beleggingswerkzaamheden, maar gedaagde heeft nagelaten om eiser te waarschuwen bij een verlies van meer dan 15% op de inleg van € 18.000. Eiser stelde dat deze tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst een ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming niet gering was en dat de overeenkomst ontbonden kon worden op basis van artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelde verder dat gedaagde het bedrag van € 18.000 aan eiser moest terugbetalen, omdat de beleggingswerkzaamheden geen waarde hadden opgeleverd. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 476 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van eiser, die in totaal op € 1.034 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 11306286 \ CV EXPL 24-11780
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 20 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A. Rila te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van de kantonrechter van 29 november 2025.
Tegenwoordig zijn mr. S.A.M. Groot, kantonrechter, en mr. P. Palanciyan, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- de heer [eiser] , voornoemd,
- mr. Rila, voornoemd,
- de heer [gedaagde] , voornoemd,
- mr. Doornbos, voornoemd.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en op elkaars standpunten gereageerd. De griffier heeft aantekeningen van de mondelinge behandeling gemaakt en deze zijn in het dossier gevoegd. De kantonrechter sluit de behandeling van de zaak en deelt partijen mee dat zij mondeling uitspraak zal doen. Daarvan is dit proces-verbaal opgemaakt.
De kantonrechter doet de volgende uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Partijen hebben op 23 augustus 2022 een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) met elkaar gesloten. Op grond van die overeenkomst zou [gedaagde] beleggingswerkzaamheden verrichten voor [eiser] . [gedaagde] heeft aangevoerd dat deze overeenkomst niet geldig zou zijn, omdat deze overeenkomst via ChatGPT of door iemand anders is opgesteld. Ook al is deze overeenkomst door een ander of ChatGPT opgesteld, dan neemt dat niet weg dat de overeenkomst wel juridisch geldig is en dat partijen de daarin overeengekomen afspraken moeten nakomen.
1.2.
In de overeenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over de duur van de samenwerking tussen [gedaagde] en [eiser] en de inleg door [eiser] . Ook is de afspraak gemaakt dat op het moment dat er sprake is van een verlies groter dan 15% op de totale inlegsom, dat er dan binnen zeven dagen een gesprek plaatsvindt tussen [gedaagde] en [eiser] om samen te beslissen welke richting gekozen wordt met het resterende kapitaal. [eiser] heeft gewezen op deze afspraak als één van de belangrijkste afspraken van de overeenkomst. Het is een essentiële afspraak om teveel verlies te voorkomen en deze afspraak is niet nagekomen door [gedaagde] , aldus [eiser] .
1.3.
[eiser] heeft in totaal € 18.000 ingelegd. [gedaagde] heeft gedurende de looptijd Excel sheets met overzichten gestuurd over de beleggingen, maar de afspraak om bij verlies groter dan 15% te waarschuwen is hij niet nagekomen. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij niet heeft gewaarschuwd vanwege de paniek die bij hem toesloeg op het moment dat de waarde kelderde. Dat er sprake was van paniek kan wellicht de reden zijn geweest dat hij niet heeft gewaarschuwd, maar dat neemt niet weg dat hij dat op grond van de overeenkomst wel had moeten doen. In zoverre is er dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
1.4.
In artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat iedere tekortkoming in de nakoming van één van de verbintenissen uit de overeenkomst een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt, tenzij de tekortkoming te gering is. Het niet nakomen van de afspraak om te waarschuwen bij een verlies van meer dan 15% is geen geringe tekortkoming. Dit betekent dat deze tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.
1.5.
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is, aldus artikel 6:265 lid 2 BW. In dit geval kan de afspraak niet meer nagekomen worden, dus kan er ontbonden worden. De kantonrechter zal de overeenkomst ontbinden bij dit vonnis (artikel 6:267 lid 2 BW) en daarmee de vordering onder I tot ontbinding van de overeenkomst toewijzen.
1.6.
Vervolgens is het de vraag wat het gevolg is van de ontbinding van de overeenkomst. Artikel 6:271 BW bepaalt dat een ontbinding partijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties.
In dit geval heeft er enerzijds betaling van in totaal € 18.000 door [eiser] aan [gedaagde] plaatsgevonden uit hoofde van de overeenkomst. Anderzijds heeft [gedaagde] beleggingswerkzaamheden voor [eiser] verricht.
1.7.
Wat betreft de prestatie van [eiser] geldt dat de betaling van € 18.000 aan [gedaagde] ongedaan gemaakt moet worden. Dit betekent dat [gedaagde] dit bedrag moet terugbetalen aan [eiser] . De aard van de door [gedaagde] verrichtte prestatie, het verrichten van de beleggingswerkzaamheden, sluit ongedaanmaking uit (artikel 6:272 lid 1 BW). Er zou een vergoeding in de plaats
kunnentreden ten belope van de waarde van de door [gedaagde] verrichtte prestatie die [eiser] een [gedaagde] moet betalen. Artikel 6:272 lid 2 BW bepaalt dat als een prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt, dat dan die waarde wordt beperkt tot de waarde die het voor de ontvanger heeft gehad (niet de economische maar de subjectieve waarde). In deze procedure is er geen waarde gekoppeld aan de werkzaamheden die door [gedaagde] zijn uitgevoerd. [gedaagde] heeft namelijk niet gesteld dat de prestatie waarde heeft gehad voor [eiser] . De waarde van die werkzaamheden wordt daarom, mede gezien het resultaat, beperkt tot nihil.
Dit betekent dat de vordering onder II tot betaling van € 18.000 wordt toegewezen.
1.8.
[eiser] heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag is lager dan volgt uit de staffel, zodat het gevorderde bedrag van € 476 wordt toegewezen.
1.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. [gedaagde] procedeert op basis van een toevoeging. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten kosten van het exploot niet mogelijk. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten × € 406)
- nakosten €
135,00(plus de verhoging zoals vermeld onder de beslissing)
Totaal € 1.034,00

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
ontbindt de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] ,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 18.000,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 476 aan buitengerechtelijke kosten,
2.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] , tot op heden begroot op € 1.034, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen,
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.