ECLI:NL:RBAMS:2025:1956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13/158060-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele uitbuiting van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van mensenhandel, specifiek het seksueel uitbuiten van een minderjarige. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een melding van het slachtoffer, een minderjarig meisje, dat verklaarde dat zij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 23 juni 2023 seksueel was uitgebuit door een medeverdachte, die haar naar de woning van de verdachte had gebracht. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 maart 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie bewijs heeft gepresenteerd dat de verdachte op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De verdediging heeft echter betoogd dat de verdachte niet wist dat zijn woning werd gebruikt voor prostitutie en dat er geen bewijs was dat hij betrokken was bij de uitbuiting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onderdak had geboden aan het slachtoffer, maar er was onvoldoende bewijs dat hij op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen inzake mensenhandel en seksuele uitbuiting van minderjarigen uiteengezet en geconcludeerd dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de seksuele uitbuiting. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen laptop aan de verdachte gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.158060.23
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/158060-23
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , en
verblijvende op het [verblijfadres] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.I. Keukens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort weergegeven – van beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 mei 2023 tot en met 23 juni 2023 in Nederland schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel, bestaande uit het seksueel uitbuiten van de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Standpunten van procespartijen

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zijn huis ter beschikking heeft gesteld en dat hij wist dat de minderjarige [slachtoffer] daar prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] naar klanten gebracht en haar daar opgehaald.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Uit het dossier kan enkel worden afgeleid dat verdachte onderdak heeft geboden aan [slachtoffer] in zijn woning. Verdachte betwist dat hij wist dat hij zijn woning beschikbaar stelde voor de prostitutie van een minderjarige en hier is ook geen bewijs voor. Verdachte kan daarom niet worden gezien als pleger en ook niet als medepleger van het ten laste gelegde feit.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank schetst eerst de feiten en omstandigheden die zij heeft afgeleid uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Daarna zet de rechtbank het juridisch kader uiteen en motiveert zij tot welke conclusie zij komt.
4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 23 juni 2023 heeft [slachtoffer] zich gemeld bij de politie. Zij verklaarde dat zij seksueel was uitgebuit door “ [medeverdachte] ” (medeverdachte [medeverdachte] , hierna: [medeverdachte] ). [medeverdachte] had haar en haar vriend [vriend slachtoffer] (hierna: [vriend slachtoffer] ) hulp aangeboden door een slaapplek te regelen in de woning van zijn vriend “ [verdachte] ” (verdachte). [slachtoffer] had daar ongeveer een maand verbleven en had voor [medeverdachte] moeten werken. Gedurende negen dagen had zij tegen haar wil seks moeten hebben met mannen; ze had soms wel drie tot vier klanten per dag. Zij had hierin geen keuze. De klanten betaalden voor seks, maar [slachtoffer] heeft hiervoor nooit geld ontvangen. De seks vond onder andere plaats in de woning van verdachte. [medeverdachte] heeft haar aangeboden aan klanten, de seksafspraken gemaakt en bracht haar naar de klanten en haalde haar weer op.
Uit het in het dossier gevoegde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2024 blijkt dat [medeverdachte] is veroordeeld voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] .
De rechtbank heeft op grond van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen - waaronder meerdere in de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen chatberichten - overwogen dat [medeverdachte] bewust misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij op [slachtoffer] had en van de daaruit voortvloeiende afhankelijke en daarmee kwetsbare positie van [slachtoffer] . De minderjarige [slachtoffer] had, toen zij [medeverdachte] ontmoette, al enkele dagen op straat geslapen en was van hem afhankelijk voor een slaapplek, voedsel en geld. [medeverdachte] maakte een seksadvertentie met een foto van [slachtoffer] , plaatste die vervolgens op social media en maakte seksafspraken voor haar. Ook bracht hij [slachtoffer] naar de afspraken en haalde haar daar weer op. Het doel van [medeverdachte] was evident om haar sekswerk te laten verrichten en de inkomsten daaruit van haar af te nemen.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte is het volgende gebleken.
Volgens [slachtoffer] vonden de seksafspraken onder andere in de woning van verdachte plaats. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte zelf de sleutel van zijn woning had, maar dat [medeverdachte] bepaalde wanneer en hoe lang ze in de woning van verdachte kon blijven. Verdachte had haar ook weleens naar klanten gebracht en wachtte dan buiten op haar. Ze was dan normaal gekleed en ze wist niet of verdachte wist dat hij haar naar seksafspraken bracht. Ook had verdachte soms klanten in zijn woning binnen gelaten. Over een vergoeding voor het verblijf in de woning is niet gesproken.
In één van de onder [medeverdachte] in beslag genomen telefoons, een Apple Iphone (goednummer 6359792), zijn chatberichten aangetroffen die zijn uitgewisseld tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] . In een bericht van 23 juni 2023 gaf [medeverdachte] aan dat hij € 2.000,- in haar had geïnvesteerd, waarmee hij onder andere het huis had betaald waarin zij sliepen.
In dezelfde telefoon van [medeverdachte] heeft de politie ook een chatgesprek aangetroffen met de gebruiker van het telefoonnummer + [nummer] , dat op naam stond van verdachte. In zijn berichten stuurde verdachte onder meer: “
Ze is hele nacht buiten. Ze trekken ook geen pap”. [medeverdachte] stuurde aan verdachte het bericht: “
Vraag der zeg heb je doekoe verdiend”.
In de onder verdachte in beslag genomen telefoon, een Apple Iphone (goednummer 6360006), werden geen gegevens gevonden die konden worden gekoppeld aan het mogelijk door verdachte organiseren en/of faciliteren van seksuele diensten die door [slachtoffer] werden verleend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte] hem had gevraagd of [slachtoffer] en [vriend slachtoffer] in zijn woning mochten slapen. Hij had daarmee ingestemd omdat hij het zielig vond voor [vriend slachtoffer] en [slachtoffer] dat zij geen onderdak en geen geld hadden, en omdat [medeverdachte] hem had gemanipuleerd door te zeggen dat hij het voor God moest doen en had toegezegd mee te betalen aan de huur van zijn woning. [slachtoffer] en [vriend slachtoffer] overnachtten in zijn woning en verdachte was er dan altijd bij. Iedere ochtend verlieten [slachtoffer] en [vriend slachtoffer] zijn woning weer. Verdachte was zeven dagen in de week overdag aan het werk. [medeverdachte] kwam soms de sleutel van de woning bij verdachte ophalen als verdachte nog aan het werk was. Volgens verdachte had hij nooit geld van [medeverdachte] gekregen voor het ter beschikking stellen van zijn woning. Ook had hij nooit geweten dat [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden in zijn woning verrichte. Hij had nooit klanten bij de woning gezien. Ook had hij [slachtoffer] nooit naar seksafspraken gebracht of haar daar opgehaald.
4.2.
Juridisch kader
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 Sr zien op de bescherming van minderjarigen tegen (seksuele) uitbuiting door anderen. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet, voor zover in deze zaak van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is.
Het gebruik van dwangmiddelen, zoals beschreven onder sub 1 en sub 4, is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
Sub 5
Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr ziet op het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Aangenomen moet worden dat in het “ertoe brengen” opzet ligt besloten. Het ondernemen van enig andere handeling moet gepaard gaan met ofwel wetenschap (“weten”) van het gegeven dat die handeling tot het beschikbaar stellen zal leiden ofwel het redelijk vermoeden dat dit naar aanleiding van dat handelen zal geschieden.
Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
4.3.
Vrijspraak
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van seksuele uitbuiting (mensenhandel) van [slachtoffer] in juni 2023. Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Daartoe is het volgende redengevend.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat hij zijn woning beschikbaar stelde voor de prostitutie van een minderjarige. Hij zou ook op geen enkele andere manier betrokken zijn geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt - op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting - vast dat verdachte onderdak aan [slachtoffer] en Chvjovan heeft geboden in zijn woning.
Het dossier bevat buiten de verklaringen van [slachtoffer] echter geen andere bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van het feit dat zijn woning werd gebruikt voor door [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden, dat hij haar naar klanten bracht en haar daar ophaalde, dat hij (een deel van) de inkomsten uit het prostitutiewerk ontving of enige andere rol heeft gehad in het prostitueren van [slachtoffer] .
De chatberichten van [medeverdachte] aan [slachtoffer] over het betalen van geld voor een woning en de chatberichten tussen [medeverdachte] en verdachte over het verdienen van geld door [slachtoffer] zijn daarvoor onvoldoende, nu hieruit niet direct kan worden afgeleid dat deze gingen over prostitutie inkomsten van [slachtoffer] (die aan verdachte werden afgestaan).
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht (sub 5) om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden (sub 5) dat hij enige handeling daartoe ondernam, dan wel dat hij het oogmerk (sub 2) had op de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . Van medeplegen is evenmin gebleken. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.Beslag

Onder verdachte is een laptop van het merk Lenovo (6359793) in beslag genomen.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van dit voorwerp.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de laptop van het merk Lenovo (6359793).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. H.B.W. Beekman en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2025.