ECLI:NL:RBAMS:2025:1958
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- J.G. Vegter
- Ch.A. van Dijk
- E. Biçer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel na intrekking
Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB was uitgevaardigd op 20 december 2024 door het Parket van de Procureur des Konings in België en was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 12 maart 2025 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, noch zijn raadsman, mr. B.G. Janssen, advocaat in Maastricht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen. Echter, op 11 maart 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat het EAB is ingetrokken. Hierdoor heeft de officier van justitie ter zitting gevorderd dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering tot behandeling van het EAB. De rechtbank heeft deze vordering gehonoreerd en geoordeeld dat de officier van justitie niet meer kan worden ontvangen in haar verzoek, aangezien het EAB inmiddels is ingetrokken.
De rechtbank heeft vervolgens besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering en vastgesteld dat het bevel tot overleveringsdetentie van rechtswege is vervallen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op de zitting van 12 maart 2025, waarbij de rechters J.G. Vegter, Ch.A. van Dijk en E. Biçer aanwezig waren, evenals de griffiers E.A. Harland en D. Kloos. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.