In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om overname van private schulden door de minister van Financiën. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale Banken Nederland (SBN) op 12 januari 2024, en het bezwaar van eiseres werd ongegrond verklaard op 23 mei 2024. De zitting vond plaats op 11 februari 2025, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. H.L. Thiescheffer, en de minister van Financiën vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
Eiseres is erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire en heeft een aanvraag ingediend voor de overname van haar private schulden, waaronder een schuld van € 31.400,- aan de vader van haar kinderen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de schuld niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank stelt vast dat de schuld aan de vader van de kinderen een informele schuld betreft die niet is vastgelegd in een notariële akte en niet opeisbaar was voor 1 juni 2021.
De rechtbank benadrukt dat de wetgever heeft beoogd alleen opeisbare schulden onder de regeling te brengen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de schuld aan de vader van haar kinderen opeisbaar was, en daarom kan deze niet worden overgenomen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.