ECLI:NL:RBAMS:2025:1960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
AMS 24/3787
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag overname private schulden door de minister van Financiën

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om overname van private schulden door de minister van Financiën. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale Banken Nederland (SBN) op 12 januari 2024, en het bezwaar van eiseres werd ongegrond verklaard op 23 mei 2024. De zitting vond plaats op 11 februari 2025, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. H.L. Thiescheffer, en de minister van Financiën vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

Eiseres is erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire en heeft een aanvraag ingediend voor de overname van haar private schulden, waaronder een schuld van € 31.400,- aan de vader van haar kinderen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de schuld niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank stelt vast dat de schuld aan de vader van de kinderen een informele schuld betreft die niet is vastgelegd in een notariële akte en niet opeisbaar was voor 1 juni 2021.

De rechtbank benadrukt dat de wetgever heeft beoogd alleen opeisbare schulden onder de regeling te brengen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de schuld aan de vader van haar kinderen opeisbaar was, en daarom kan deze niet worden overgenomen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer),
en

de minister van Financiën, verweerder

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar private schulden over te nemen.
De Sociale Banken Nederland (SBN) heeft deze aanvraag namens verweerder met het primaire besluit van 12 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 mei 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De totstandkoming van de besluiten

1. Eiseres is erkend gedupeerde van de toeslagenaffaire. Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) komen gedupeerden in aanmerking voor overname van hun private schulden als die voldoen aan de vereisten van de Wht. Eiseres heeft zich middels een formulier en daarbij gevoegde schuldenlijst aangemeld om in aanmerking te komen voor de overname van haar private geldschulden door de SBN. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij nog een openstaande privaatrechtelijke schuld heeft bij de [naam vader kinderen] (hierna: [naam vader kinderen] ) van € 31.400,-. [naam vader kinderen] is de vader van de kinderen van eiseres.
2. Met het primaire besluit heeft SBN, namens verweerder, beslist op de overname van de schuld aan [naam vader kinderen] . SBN heeft met verwijzing naar een cijfercode bepaald dat de schuld aan [naam vader kinderen] van € 31.400,- niet voor eiseres kan worden afbetaald. De schuld betreft een informele schuld, zoals een persoonlijke lening (code 5).
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft dit bezwaar met het bestreden besluit ongegrond verklaard en het standpunt dat de schuld niet kan worden overgenomen, gehandhaafd. Volgens verweerder betreft het namelijk een informele schuld die niet is vastgelegd in een notariële akte opgemaakt voor 1 juni 2021. Verder zijn er ook geen voorwaarden bekend waaronder de lening is afgesloten, zodat niet is
aangetoond en ook niet gebleken dat de lening, of een deel daarvan, voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft besloten dat de schuld van eiseres niet voor overname in aanmerking komt. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank merkt allereerst op dat eiseres op de zitting duidelijk heeft verwoord welke gevolgen de toeslagenaffaire heeft gehad voor haar en haar gezin. Eiseres en haar kinderen zijn als gevolg van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag in een bijzonder moeilijke situatie terecht gekomen. Daarbij gaat het niet alleen om wat zij hebben meegemaakt, maar ook om wat zij hebben moeten missen. Eiseres heeft vijftien jaar lang keihard gewerkt om alle schulden zo snel mogelijk te betalen. Zij heeft bijvoorbeeld extra uren gewerkt en heeft bij familieleden geld geleend. Zodoende is het gelukt om te voorkomen dat de Belastingdienst en andere schuldeisers incassomaatregelen zouden treffen, maar hiervoor heeft eiseres veel moet opofferen. Zo kampt zij nu met het gevoel dat zij haar kinderen in hun vormende jaren onvoldoende aandacht heeft kunnen geven. Zij is moe gestreden, maar haar kinderen hebben haar nu nog steeds nodig. De rechtbank stelt voorop dat het schrijnend is dat sommige gevolgen niet kunnen worden hersteld. Dat neemt niet weg dat bepaalde gevolgen wel gecompenseerd kunnen worden.
6. In deze procedure moet de rechtbank beoordelen of verweerder de schuld van eiseres bij [naam vader kinderen] moet overnemen. Op de zitting is besproken dat de schuld van eiseres om twee redenen niet is overgenomen. Allereerst ontbreekt een notariële akte. Verder is niet gebleken dat de schuld van eiseres opeisbaar is.
7. Het doel van de Wht is het bieden van een nieuwe start aan gedupeerde ouders door hen in bepaalde gevallen te vrijwaren van incassomaatregelen. Alleen wanneer een schuld opeisbaar is en niet wordt voldaan, kan de schuldeiser, al dan niet met tussenkomst van een deurwaarder, tot incassomaatregelen overgaan. De wetgever heeft daarom in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht bepaald dat alleen geldschulden worden overgenomen die voor 1 juni 2021 opeisbaar waren. Eiseres heeft op de zitting verteld dat zij de schuld aan [naam vader kinderen] nog niet hoeft terug te betalen, omdat hij weet dat zij daartoe niet in staat is. Dat betekent dat eiseres niet te maken heeft (gehad) met incassomaatregelen voor deze schuld. De rechtbank kan daarom in het midden laten of de informele schuld aannemelijk is geworden; ook als het bestaan ervan wordt aangenomen, voldoet deze niet aan de voorwaarden, omdat het niet opeisbaar was voor 1 juni 2021. Het valt dan ook niet onder het doel van de regeling. Verweerder heeft daarom het verzoek van eiseres alleen al om deze reden mogen afwijzen.
8. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Zij vindt het onrechtvaardig dat haar schulden niet worden overgenomen, terwijl gedupeerden die het erop hebben laten aankomen, wel worden geholpen. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit beroep niet. De wetgever heeft nadrukkelijk alleen opeisbare schulden of achterstanden onder de regeling willen brengen. Deze eis behoort dan ook tot de kern van de regeling en is een in de totstandkomingsgeschiedenis van de regeling steeds terugkerend uitgangspunt. [1] De rechtbank onderkent dat hierdoor grote verschillen kunnen ontstaan in de groep gedupeerden: enerzijds zij die alles op alles hebben gezet om opeisbare schulden te voldoen en op hulp moeten wachten en anderzijds zij die daar niet in zijn geslaagd en wiens schulden volledig worden overgenomen. Eiseres is ook nog steeds in afwachting op de uitkomst van haar bezwaar tegen de integrale herbeoordeling en moet dus zelfs nog een verzoek indienen om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade. Eiseres ervaart voortdurend de gevolgen van de toeslagenaffaire. Voor toepassing van de hardheidsclausule in deze zaak moeten echter omstandigheden naar voren worden gebracht waaruit kan worden afgeleid dat er thans sprake is van bijzondere omstandigheden en eiseres in een zodanige (financiële) noodsituatie, althans in een zodanige schrijnende situatie verkeert, dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake zou zijn als de schuld niet wordt overgenomen. Daarvan is hier niet gebleken. Eiseres heeft juist op de zitting aangegeven dat zij met [naam vader kinderen] goede afspraken heeft gemaakt en dat de lening vooralsnog niet hoeft te worden terugbetaald. Verder heeft zij niet aangevoerd dat zij op dit moment financiële problemen heeft.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt: verweerder heeft de informele schuld van eiseres niet hoeven over te nemen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Zaagsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2045