ECLI:NL:RBAMS:2025:1981

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13-009724-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Roemeense vrijheidsstraf

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Court of Law Tulcea op 8 november 2024, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 maart 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.C. van Bunnik.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat er nog een lopende cassatieprocedure was, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB genoegzaam was, aangezien er sprake was van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de waarborgen die door de Roemeense autoriteiten zijn verstrekt over de detentieomstandigheden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-009724-25
Datum uitspraak: 26 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 november 2024 door
the Court of Law Tulcea,Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
  • criminal judgment no. 416 dated 07.03.2024 of the Court of Law Tulcea, amended and final by criminal decision no. 980/P/24.10.2024 of the Court of Appeal Constanţa.
  • Warrant for execution of a custodial sentence no. 434/5299/327 dated 24.10.2024
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de beslissing van
the Court of Appeal Constanţavan 24 oktober 2024 toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van
artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet geworden geweigerd, omdat het EAB niet genoegzaam is. Momenteel loopt namelijk nog een cassatieprocedure waarin op 1 april 2025 een zitting staat gepland, zodat de veroordeling op het moment van uitvaardigen nog niet onherroepelijk was. Subsidiair moet hierover nadere informatie worden opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Blijkens de informatie in het EAB was ten tijde van het uitvaardigen van het EAB sprake van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis zoals artikel 2, tweede lid, onder C, OLW vereist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Het EAB moet – om te voldoen aan de eisen van genoegzaamheid [5] – onder andere (de melding van) een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing bevatten.
In dit geval is het EAB naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam. In het EAB, dat inderdaad is uitgevaardigd terwijl op dat moment nog een cassatieprocedure loopt, staat in onderdeel b) onder 2 vermeld dat er sprake is van een
‘final and enforceable judicial decision: criminal judgment no. 416 dated 07.03.2024 of the Court of Law Tulcea, amended and final by criminal decision no. 980/P/24.10.2024 of the Court of Appeal Constanţa’.Ook in latere aanvullende informatie van 6 en 11 februari 2025 wordt melding gemaakt van voornoemde ‘
final’beslissing
.De rechtbank stelt dan ook vast dat meermalen melding is gemaakt van een onherroepelijk voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, waarbij het opvragen van aanvullende informatie bovendien niet tot een intrekking van het EAB wegens de procedure in cassatie heeft geleid. De rechtbank gaat gelet op het vertrouwensbeginsel uit van de informatie in het EAB en de aanvullende informatie. De raadsvrouw heeft verder ook niet onderbouwd dat deze informatie onjuist is omdat in Roemenië een uitspraak pas voor tenuitvoerlegging vatbaar is nadat een ingestelde cassatieprocedure is afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan het EAB daarom een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis ten grondslag, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW. De rechtbank dient daarom te beslissen op onderhavig overleveringsverzoek.* Mocht na deze uitspraak en voorafgaand aan de feitelijke overlevering de Roemeense cassatieprocedure worden afgerond en mocht de opgeëiste persoon van oordeel zijn dat in de cassatieprocedure zijn verdedigingsrechten zijn geschonden, kan de opgeëiste persoon dit eventueel voorleggen aan de voorzieningenrechter. [6] De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
meerdaadse samenloop van:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 en
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [7]
De Roemeense autoriteiten hebben op 3 februari 2025 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“If the prisoner shall be surrendered to the Romanian authorities on Henri Coanda Airport-Bucuresti, he shall be initially placed in the Bucureşti-Rahova Penitentiary in order to be subject to the quarantine period for a period of 21 days in a room that will ensure him a personal space of minimum 3 m2.
(…)
Each person deprived of liberty under quarantine and observation is entitled to a daily walk for 2 hours. Moreover, each prisoner is provided with a number of other activities, thus creating the possibility to spend more time outside the detention room, if he chooses to participate.
(…)
Each person deprived of liberty under quarantine and observation is entitled to a daily walk for 2 hours. Moreover, each prisoner is provided with a number of other activities, thus creating the possibility to spend more time outside the detention room, if he chooses to participate.
(…)
The named [opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters, for the whole period of execution of the sentence, except for the open regime when he will benefit of 4 square meters, including the bed and related furniture, without including the space for the sanitary group, the number of inmates being configured in relation to the area of the room. Each prisoner will be provided with an individual bed equipped with specific accommodation.
(…)
Prisoners under quarantine and observation in Bucuresti – Rahova Penitentiary are entitled to a daily walk for 2 hours. In the semi-closed regime the doors of the rooms are open all day long. They have access throughout the day, on the basis of a programme approved by the prison management, to the walking courts with special places for smoking. In the open regime the rooms’ doors are permanently open, except the times necessary for serving the meals or carrying out some administrative activities (organisation and carrying out of the appeal, other exceptional situations). They have unlimited access to the yards that have special places for smoking.
(…)
In the event of a succession of summonses requiring the prisoner’s transfer in another facility than the ones for which guarantees have been provided, then the administration of the penitentiary in which he is incarcerated shall take the measures to meet the guarantees provided as they were formulated.
(…)
With regard to the prospect of implementation of the measures included in the ‘the Action Plan for the period 2020-2025 developed with a view to implementing the Rezmives and others v. Romania pilot judgment, as well as the judgments rendered in the Bragadireanu v. Romania group of cases’’ and the number of inmates in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees that, during the entire term of the sentence, including the bed and furniture, without including the space for the sanitary group, he will benefit of a minimum personal space, thus:
- 3 sqm during the quarantine and observation period;
- 3 sqm during the pre-trial arrest;
- 3 sqm during the execution of sentence in maximum safety regime;
- 3 sqm during the execution of sentence in closed regime;
- 3 sqm during the execution of sentence in semi-open regime;
- 4 sqm the execution of sentence in open regime.
The National Administration of Penitentiaries guarantees the execution of the deprivation of liberty sentence throughout its duration, including the period of quarantine and observation, in decent conditions that ensure respect for human dignity.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 7, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of Law Tulcea,Roemenië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Specifiek in dit geval: artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c OLW.
6.Vergelijk: Rechtbank A’dam, 20 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1806
7.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5.
8.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.