“Er zijn meer mensen die [naam 1] beschuldigen van huiselijk geweld, getuige een schriftelijke aangifte die dit voorjaar werd ingeleverd bij het Openbaar Ministerie in Utrecht. De aangever: [naam 1] oudste broer [naam 2] , met wie hij al jaren in onmin leeft.
In zijn aangifte stelt hij [naam 1] verantwoordelijk voor de verdrinkingsdood van ‘minimaal dertien’ beoefenaars van de [naam 1] -methode. Volgens [naam 2] vertelt hij zijn broer al jaren dat hij beter moet waarschuwen voor de gevaren. Zelf heeft [naam 1] altijd gezegd dat hij voldoende benadrukt dat je zijn ademhalingsoefeningen niet in het water moet doen. ‘ [naam 1] wil geen enkele verantwoordelijkheid nemen’, zegt [naam 2] telefonisch. ‘Daarom heb ik besloten aangifte te doen.’
Daarin beschrijft hij ook de geschiedenis met [naam 1] eerste vrouw [naam 3] . Zij overleed in 1995 in Spanje. In 1998 zei [naam 1] in de Volkskrant dat zijn vrouw was omgekomen bij een ‘doodordinair auto-ongeluk’. In 2022 vertelde [naam 1] in een interview dat zij van een flat was gesprongen, ‘van acht verdiepingen naar beneden’.
Volgens [naam 2] heeft [naam 1] ook [naam 3] mishandeld. ‘Vanaf het prille begin tot de dood van [naam 3] in 1995 was het een huwelijk vol huiselijk geweld’, staat in zijn aangifte, die hij onlangs besprak met het Openbaar Ministerie. ‘Van dichtbij observeerde ik (...) hoe [naam 1] vrouw en kinderen aan hun lot overliet zonder adequate kleding en voedsel, terwijl hij buiten levensgevaarlijke stunts uithaalde.’ Volgens [naam 2] was [naam 3] volledig afhankelijk van zijn broer en moest ze smeken om eten. Uit zijn aangifte: ‘ [naam 1] vond dat maar niets en sloeg haar. Als dat niet hielp, sloot hij haar op in een keukenkast.’
Anderen die het koppel in die tijd meemaakten, hebben een diffuser beeld. ‘Ze hadden het financieel zwaar en de kinderen kregen niet op tijd hun sportschoenen’, zegt [naam 1] tweelingbroer [naam 4] . ‘ [naam 3] was waarschijnlijk beter af geweest met iemand die niet alleen voor zijn eigen doelen gaat. Je kunt dat verwaarlozing noemen. Fysiek geweld heb ik bij [naam 1] nooit gezien.’
In een e-mail van [naam 2] toenmalige partner aan hem, in bezit van de Volkskrant, schrijft zij dat ze zich herinnert dat [naam 3] door [naam 1] werd geslagen, ‘maar ik weet niet meer of [naam 3] me dat zelf verteld heeft of jij ( [naam 2] , red.).’
[naam 4] noemt de aantijgingen ‘absurd’ en laat weten dat ze ‘geen enkele feitelijke basis’ hebben. Zijn vier oudste kinderen schrijven aan de Volkskrant dat zij nooit hebben gezien dat hun vader gewelddadig was.”